Het is het meest legendarische café van Antwerpen. Het café waar oude vrouwen jonge mannen vinden, waar zowel Filip Dewinter als Prince ooit aan de toog zat. ‘Alles wat er in de wereld te zien is, dat is ook te zien in café Jozef.’ Alleen: voor hoelang nog?

De discobal draait. Daaronder: mensen die zachtjes dansen. Op de maat van een warme zaterdagavond. Op de troostende woorden van ‘Unforgettable’ van Nat King Cole: Unforgettable, that’s what you are/ Unforgettable though near or far/ Like a song of love that clings to me/How the thought of you does things to me.

-‘Oe oud zedde gaaai?’, schettert iemand in mijn oor.

-‘Negenentwintig. En u?’

-‘Twieënveftig. Zeg, ik wil mè aaa dáánsen.’

-‘Ik ben hier om een stuk te schrijven’, zeg ik. ‘Ik ben journalist.’

-‘Journalist? En veur watte?’

-‘Knack, een boekske.’

-‘Noeit van goerd. (tegen haar vriendin) Kende gaai een boekske dat Knack ‘iët? (vriendin schudt het hoofd) ‘Dat boekske van aaa, et dat oek lezers?’

-‘Ik hoop van wel, ja.’

-‘Allez, zoveel te beiter. ’t Is te uipen veur aaa da ge oit nog ’s veur een fatsoenlijk boekske als den Dag Allemoal meugt schraive.’

De vrouw loopt naar de dansvloer, port haar vriendin in de zij en zegt: ‘hij dáárft nie.’

Een paar uur eerder. Zelfde café, zelfde stoel. Marcel, baas van de Jozef, kijkt naar buiten. Naar het Astridplein, het plein dat al jaren in puin ligt omdat er een spoorwegtunnel onder gegraven wordt. Het plein dat straks zal herrijzen ’tot het mooiste plein van Europa’. ‘Het is een ramp’, zucht Marcel.

Een paar weken geleden zat er een aangetekende brief in zijn bus. Zijn overdekt terras wordt opgeofferd voor het nieuwe Astridplein. ‘Ze zeggen: het is voor het algemeen belang, voor de veiligheid… Maar de mensen stappen al zeventig jaar voorbij mijn terras. Van de ene dag op de andere verdwijnt een derde van mijn café. En dus ook een derde van mijn inkomsten. Mensen gaan hier amper nog kunnen dansen…’

‘Het zijn smeerlappen, Marcel’, roept een vaste jongen. ‘Smeerlappen!’

‘Ik vrees dat ik de boeken ga moeten neerleggen’, gaat Marcel verder. ‘Ik zie voorlopig geen enkele andere mogelijkheid.’

De vaste jongen staat op en komt aan onze tafel staan. ‘Mijnheer, schrijf op in uw gazet: dat mag nooit gebeuren. Nooit. Dit café is een monument, een stuk van Antwerpen.’

Café Jozef is al honderd jaar een monument. Altijd een café geweest waar met veel joie de vivre gedanst werd. En gejaagd, dat spreekt. Alleen het volk waarop gejaagd werd, dat is veranderd. Volgens de overlevering zaten Camille Huysmans en zijn jonge deerne Ida Smissen er vaak, lang geleden. Dat zou kunnen. Er bestaat een zwart-witfoto uit de jaren twintig van de Jozef. Mannen met hoge hoeden aan de toog. Ze lachen. Naast hen staat een jonge vrouw. Dát soort café was het dus: een café voor mannen met ’t oud zot.

Later werd het een toevluchtsoord voor de branieschoppers van de stad. En voor matrozen. In elke havenstad wisselden ze verfrommelde papiertjes uit. Daarop stonden verzamelplaatsen. Achter ‘Antwerp’ stond ‘Café Jozef, at the Central Station’. Er waren toen nog kamers boven het café, waar ze konden logeren. Beneden scharrelden ze dan een sloerie op voor de nacht. One for the road, en tegen de eenzaamheid.

Matrozen en sloeries komen allang niet meer in de Jozef. Vandaag zitten er vooral madammen-op-leeftijd. En verlopen volk. Bekend volk, ook. Marco Borsato. André Van Duin. ‘Die kwam elke dinsdagavond naar ’t strotje (de Van Schoonhovestraat, een straat die bekend staat om zijn homobars)’, zegt Marcel. ‘Nadien sprak hij dan af met zijn vrienden, hier in ’t café.’

Zelfs Prince zat ooit aan de toog van de Jozef. Over zijn toevallige passage doet trouwens een waanzinnig verhaal de ronde in de stad – de mythe heeft haar werk weer eens goed gedaan. De zanger zou vastgezeten hebben in het toilet van het café. Prince bonkte op de toiletdeur, riep om hulp. Tot de toiletmadam de deur opendeed . ‘Zeg manneke, kunde gaai na geen Vloms klappen?’Wist zij veel – de wereld loopt vol aanstellers en onhandige pissers. De week daarop moest ze slikken, toen ze in Story een foto zag van de onhandige plasser. Met daaronder het bijschrift: ‘Superster Prince zat toevallig in het Antwerpse café Jozef.’

‘Het was in de tijd van Purple Rain’, herinnert Marcel zich. ‘Na een optreden was hij uitgenodigd voor een afterparty in discotheek Jimmy’s. Maar het was nog te vroeg. Hij was wat op wandel in de stad, zag het liveorkest spelen en kwam binnen. Niemand sprak hem aan, want niemand van die oude mensen hier kende hem. Op een bepaald moment ziet hij zijn manager passeren langs het raam. Die was op zoek naar hem, want het was tijd om te vertrekken. Maar daar had Prince weinig zin in. Hij is zich dan in het toilet gaan verstoppen. Maanden aan een stuk zijn hier jonge meisjes komen vragen: “Waar zat ‘m? Waar zat ‘m?” (lacht) Zitten op de plaats waar Prince ook gezeten heeft: dat was een attractie.’

Het is moeilijk uit te leggen waarom Café Jozef zo intrigeert. Het is een café uit de buik van de stad, dat heeft er zeker mee te maken. Wie er binnenkomt, moet eerst zijn voeten vegen aan de werkelijkheid. Boven de toog hangt een foto van Filip Dewinter. ‘Die foto hangt er om de Marokkanen buiten te houden’, zegt Marcel.

‘Heel wat klanten komen hier binnen, wijzen naar die foto en steken hun duim omhoog. Zelfs Marokkanen, hè. Nee, de enige mensen die ik hier niet graag zie binnenkomen, zijn blanke schoolmeisjes. Die trekken die jonge Marokkanen aan. De volgende stap is: ambras. Er zijn genoeg plaatsen in de stad waar ze naartoe kunnen, hè. Dit is een café voor oude mensen. Weet u, in de dertig jaar dat ik hier cafébaas ben, is hier geen enkele keer ruzie geweest. (trots) De mensen weten dat het hier altijd feest is. Al moet ik voortdurend op mijn qui-vive zijn. Een paar dagen geleden kwamen hier nog een hoop Russen binnen met een fles vodka in hun hand. Leg het dan maar eens uit: die mannen zijn een kop groter en spreken alleen Russisch.’

De Russen werden wis en zeker gelokt door de muziek. Er speelt ’s nachts in de Jozef een orkest ten dans. Zo’n hartstochtelijk balorkest uit de tijd dat het Statiekwartier nog een uitgaansbuurt was, de tijd dat Buffalo Bill en Paul van Ostaijen er grote sier maakten.

‘Vroeger waren er tientallen cafés in Antwerpen met een orkest. Nu is de Jozef het laatste’, zegt drummer-zanger Danny. ‘Ik speel hier soms acht, negen uur op m’n batterie. Daarvoor moet je redelijk bezeten zijn van muziek.’

‘Mensen komen ook echt voor het orkest’, zegt toetsenist Jan. ‘Als wij stoppen, vragen ze hun rekening. Ik heb vroeger vaak op trouwfeesten gespeeld. Dat is iets helemaal anders: zo’n avond kun je opbouwen. Hier moet het direct… (knipt met zijn vingers) zijn. Ze moeten acht uur op de dansvloer staan, het moet vonken… Terwijl we spelen, zien we echt koppels ontstaan. Het enige probleem is dat er soms te veel vrouwen in de Jozef zitten. Vrouwen dansen niet met elkaar. Dan is het echt wachten op mannen. Vaak staan die dan gewoon aan het raam te kijken. Daarom doen we nu altijd het gordijn dicht.

En als het echt niet lukt, hebben we nog altijd een paar truken van de foor. We zien wie er binnenkomt. Dan doen we teken naar elkaar: die song. Die mensen hebben dat lang geleden opgevraagd. Ze zijn dat vergeten, maar wij niet. Zij voelen zich dan natuurlijk de ster van de avond. Ah ja, hun lievelingsnummer dat speciaal voor hen gespeeld wordt… En die ene man of vrouw kan de boel in gang steken.’

Negen uur. Het gordijn is dicht. Vijf madammen komen binnen, gaan naast elkaar op een bank bij de toog zitten. Ze zijn een stuk in de zestig, maar vanavond even niet. Alle vijf zijn ze opgetut. Met blauwe mascara en zo.

‘Dat is de mosselbank’, legt cafébazin Liliane uit. ‘Al die madammen hebben ook allemaal hun vaste plaats, ze zitten zelfs in volgorde. Als er toevallig iemand anders op de mosselbank gaat zitten, komen ze al klagen. “Sorry”, zeg ik dan, “het café is van iedereen. Die mens heeft ook recht om op die plaats te zitten. ” Maar ze zetten zich ernaast en beginnen zachtjes te stoempen, tot ze op hun vertrouwde plaats zitten. (lacht) Ze zijn allemaal op zoek, hè.’

‘Ik help soms een beetje’, zegt Marcel. “Die man”, zeg ik dan, “zou dat niks voor u zijn?” Een paar weken geleden nog heeft een madam hier iemand op die manier opgeschaard. Volgende maand gaan ze trouwen. Ze hadden geen tijd te verliezen, zeiden ze. (lacht) Maar ik heb toch liever dat het bij één nacht blijft. Als ze een koppel zijn, komen ze niet meer naar de Jozef. Ik heb het al verschillende keren meegemaakt: de man verbiedt zijn vrouw te komen, maar achter zijn rug komt ze natuurlijk wel. Dan weet ik: die relatie is tot mislukken gedoemd. En inderdaad, negen keer op de tien zitten ze hier na een paar maanden terug. Allebei aan een andere tafel.’

Het café stroomt vol. Op de trap naar het toilet is het aanschuiven. Een hooggehakte furie met een geblondeerd kapsel roept dat ze deze week haar vriend buitengesmeten heeft. ‘En ik heb zijn valies erachteraan gegooid’, voegt ze eraan toe. Ze was dronken, toegegeven, ‘maar hij verdiende het. Hij is het godverdomme niet waard dat hij leeft.’

‘Ik hoor dat soort verhalen voortdurend’, grijnst toiletmadam Francine. ‘De meeste vrouwen komen bij mij uithuilen. Ze moeten allemaal hun verhaal kwijt. Tja, de Jozef is nogal een speciaal caféke: hier moet je als toiletmadam vooral goed kunnen luisteren. (lacht) Ze komen ook af en toe om raad vragen: “Wat denk jij van die man?” Ik raad hen ook soms af met iemand mee te gaan. Ik weet wie er met wie naar buiten gaat, want ze komen bij mij hun jas halen. En ik weet ook hoe die affaires aflopen. (lacht) Maar ik begrijp die vrouwen die hier komen heel goed. Ze zijn al wat ouder, hebben veel meegemaakt. Ze willen tonen dat ze het ook nog kunnen, dat ze nog meetellen in de maatschappij. Ze zijn zoals een oude pauw, die nog eens zijn mooie veren wil laten zien. Ach jong, als ge acht joar toiletmadam zijt in de Jozef, dan verschiette van niks nie mier.

De mosselbank zit zo goed als vol. Er is nog één lege plaats. Er komt een man zitten. Hij fluistert dingen in het oor van de vrouw naast hem. Zij zegt niets, schudt alleen het hoofd. Hij legt zijn hand op haar knie. Zij slaat de hand weg. De man stapt op. De plaats op de mosselbank is weer vrij.

‘Mijn naam komt toch niet in Knack?’ vraagt de vrouw van de mosselbank, ietwat verschrikt. ‘Mijn familie mag niet weten dat ik hier ben. Ik hoor soms zeggen: de Jozef, dat is een hoerenkot. Maar de Jozef is geen hoerenkot. Hoever je gaat, dat bepaal je zelf.

Ik kom hier al een paar jaar. In het begin nam ik altijd de eerste trein naar huis. Maar nu blijven we met een aantal vrouwen uit de Jozef altijd slapen bij een vriendin. Vanavond zitten we hier tot een uur of vier, vijf. Dan een paar uur slapen. En morgen weer tot een stuk in de nacht. Meestal komen we ook op vrijdag. Tja, dit is de tijd van ons leven.’ (lacht)

Ze slurpt van haar koffie en zegt dat ze dertig jaar getrouwd geweest is. ‘Een hel. Mijn man keek niet naar mij om, kwam altijd dronken thuis. Maar ik mocht niet buiten komen. Scheiden? Dat is niet zo vanzelfsprekend voor mensen van mijn generatie. Ik heb het uiteindelijk toch gedaan, maar makkelijk was het niet. Ik had geen inkomen, geen vrienden… Tot ik hier op een avond beland ben. Ik voelde mij direct op mijn gemak. Het is een van de weinige cafés waar je nog als vrouw alleen kan komen. Op een ander word je buitengekeken. Zeggen ze: “Daar, die wilde vrijster.” In de Jozef niet, in de Jozef is alles normaal. Hier komen allemaal vrouwen die ofwel weduwe ofwel gescheiden zijn. Voor dat… (wijst naar de dansvloer)’

De mannen? Ze lacht wat verlegen en zegt: ‘Ook. Maar je moet opletten. Ze zeggen hier direct: “I love you, I love you.” In het begin geloofde ik ze nog ook. Tot ik merkte dat iedereen hier dezelfde woorden gebruikt. Vooral Marokkaanse mannen zijn link. Die zeggen al na twee seconden: “Ik wil met u slapen. ” En na vier seconden: “Ik wil met u trouwen.” Om aan papieren te raken, natuurlijk. Ik zeg dan altijd: “Waarom zou ik met u trouwen? Ge kunt niet eens dansen.” En het is nog de waarheid ook: Marokkanen kunnen niet dansen. Dan dans ik liever met een Belgische man. Of met een Portugees. Die dansen tot als je buiten adem op de vloer ligt.’

Portugezen? ‘Iedereen heeft hier al eens een Portugees gehad. Ze werken allemaal in de put, de tunnel onder het Centraal Station. Tijdelijk, voor een paar maanden. In de Jozef vinden ze dan een vrouw voor een onenightstand. Er zijn er ook die een echte relatie beginnen. Het probleem is dat die vrouwen heel verliefd worden. Maar na een paar maanden keren ze terug naar Portugal. Ze beloven dan wel dat ze zullen terugkomen en dat ze gaan schrijven en zo… Maar dat gebeurt natuurlijk niet. En dan begint de miserie: ze hebben liefdesverdriet… Ik ken zelfs een vrouw die naar Portugal gereisd is. Een dramatisch verhaal: ze belde aan, haar vriend deed open en deed alsof hij haar niet kende. Toen had ze het pas door. Over hun vrouw en kinderen liegen ze allemaal.’

Nog een slok koffie. ‘Het wordt steeds moeilijker om hier een fatsoenlijke man te vinden’, zegt ze. ‘Vroeger was de Jozef hét koppelcafé van Antwerpen. Nu wordt het meer en meer een café-voor-één-nacht. Er zijn er die elke avond met een andere naar buiten gaan. En dat ligt ook aan hen… (wijst naar een jonge vrouw) Een Poolse. Die geilen onze mannen op, gaan ermee lopen en zijn dan natuurlijk met al hun geld weg. De goede sfeer is aan het verdwijnen. De concurrentie tussen de vrouwen is ook enorm. Iedereen jaagt op dezelfde mannen. En dan beginnen vrouwen hun slechte kanten te tonen: ze beginnen te roddelen over andere mannen, trappen expres op elkanders tenen… Alles wat er te zien is op de wereld, dat zie je ook in café Jozef.’

Vier uur. Nog een laatste ademstoot, café Jozef geeft het niet op. De madammen van de mosselbank staan allemaal wild te dansen. Op zoek naar liefde à la recherche du temps perdu. Op muziek die nu eens zout, dan weer hoop in de wonde strooit. Het café lijkt op dit uur nog het meest op een danszaal met figuranten voor een film van Almodovar.

‘Die vrouwen daar vragen wie je bent’, zegt de garçon. ‘Ik heb hen gezegd: dat is een journalist van Kerk en Leven. Hij komt hier een fotoreportage maken: “Dood of Levend.” (schatert) Tja, die oude vrouwen, ongelofelijk, hè. Niet kapot te krijgen. Er hadden bewegende beelden bij uw boekske moeten zitten.’

De garçon heeft gelijk. Beelden zat. Drie zeventigjarige madammen die met hun kont staan te shaken en schreeuwen “I wanna have sex on the beach.” Een 85-jarige oud-Oostfronter ‘met spijt’ die staat te springen op “I am so excited… and I just can’t hide it”en nahijgt: ‘Ik herleef hier helemaal. Hier wordt tenminste niet over die verdomde oorlog gepraat.’ Een vrouw die eenzaam op een bank zit met een T-shirt “Wanted boyfriend”. Een Portugees die ons uitlegt hoe we oude vrouwen moeten versieren. ‘De kunst is om die vrouwen op het juiste moment bij de heupen te nemen, haar in de ogen te kijken. En dan dansen, natuurlijk. En dan wordt het… a night of love.’

‘Hoeveel vraag je om mee te gaan naar bed?’ vraag ik.

Hij schrikt even, zegt niets. Ik dring aan. ’70 euro’, zegt hij dan.

-Voor één nacht?

-‘Ja. Dit is echt een heel speciaal café. Zoiets bestaat niet in Portugal.’

Hij loopt naar de dansvloer, neemt een vrouw bij de heupen en zingt luidkeels: ‘When the night has come/ And the land is dark/ And the moon is the only light we see/ No, I won’t be afraid. Just as long as you stand by me, so… Stand by meeeeee.’

De discobol stopt met draaien. De Portugees stapt naar buiten met de vrouw. In haar rechterhand heeft ze een rode roos. Ze is al wat tipsy, maar in haar ogen zitten lichtjes. Ze kijken naar boven. Op de klok van het Centraal Station staat: halfzes.

Ze kussen. En wachten op de taxi, die niet lang meer op zich kan laten wachten.

DOOR STIJN TORMANS FOTO’S NICK HANNES

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content