Met haar eerste roman viel ze meteen in de prijzen. Met haar eerste verhalenbundel bevestigde ze dat ze meteen tot de betere Vlaamse schrijvers moet worden gerekend. Rachida Lamrabet over haar verantwoordelijkheid als schrijfster, quota op de werkvloer en de neveneffecten van Barack Obama.

Ik ben géén allochtone schrijfster’, zegt ze. ‘Dat etiket verwerp ik. Met zulke termen probeert men allerlei clichés en criteria te bevestigen, en impliciet zit er ook een waardeoordeel in. Omdat men er onbewust toch van uitgaat dat allochtone literatuur iets anders is dan gewone literatuur. En alleen die gewone literatuur maakt dan aanspraak om serieus genomen te worden. In zo’n discours ben ik een excuustruus waarmee Vlaanderen kan uitpakken – Eindelijk een allochtone schrijfster! En in dat gedoe heb ik geen zin. Ik ben een gewone Vlaamse schrijfster. Ik heb weliswaar een andere cultureel-etnische achtergrond dan de meeste andere schrijvers, maar ik schrijf verhalen in het Nederlands over toestanden die zich afspelen in de Vlaamse en Belgische realiteit van vandaag.’

Met haar roman Vrouwland, waarvoor ze onlangs de Debuutprijs kreeg, en de pas verschenen verhalenbundel Een kind van God verwierf Rachida Lamrabet (38) meteen een centrale plek op de kaart van de Vlaamse literatuur. In tegenstelling tot het werk van veel van haar generatiegenoten gáán haar boeken ergens over én zijn ze goed geschreven. Haar thema’s zijn, zegt ze zelf, onder meer migratie en identiteit – de multiculturele samenleving, en alles wat daarmee te maken heeft. ‘Dat is toch ook de realiteit van vandaag’, zegt ze. ‘Daar kun je toch niet omheen? Waar zou ik anders over moeten schrijven? Ik begrijp niet dat zoveel schrijvers het daar vandaag níét over hebben. Bij Kristien Hemmerechts heb ik eens één allochtoon jongetje aangetroffen, Hassan – en die was dan nog vooral goed in het forceren van sloten. (lacht) Er is natuurlijk Tom Naegels, er is Tom Lanoye. Maar over het algemeen vind ik het nogal zielig gesteld. Hoe zou dat komen? Zien die andere schrijvers niet in welke samenleving wij ons bevinden? Of willen ze dat niet zien? Als ik de soaps op tv zie, of de journaals, of de nieuwste romans lees, dan lijkt het wel alsof wij hier in Finland wonen.’ Over die multiculturele samenleving, die de grondstof van haar werk vormt, zouden we het hebben. Toen ze bij de opening van de laatste Boekenbeurs die Debuutprijs kreeg, trok ze in haar speech fel van leer tegen de allochtone ondervertegenwoordiging in het culturele leven. ‘De taal hebben we ons eigen gemaakt,’ zei ze, ‘maar we worden niet gehoord.’

‘Ik vond het nodig om dat nog eens heel duidelijk te zeggen’, voegt ze daar vandaag aan toe. ‘Ik vind het onthutsend dat zoveel jonge mensen in deze samenleving volledig uit de boot vallen, omdat er nog altijd mechanismen bestaan die achterstelling en discriminatie in de hand werken. Niet alleen in culturele kringen, uiteraard, maar ook en vooral op de werkvloer, bijvoorbeeld. Dat is een heel ernstige zaak, omdat je zo een grote groep belet om aansluiting te vinden bij de rest van de maatschappij. En je benadeelt ook de samenleving zelf, omdat je heel veel potentie en talent niet benut.’

Je hoort steeds vaker dat het ook aan henzélf ligt dat die jongeren niet aan de bak komen.

RACHIDA LAMRABET: Dat is het dominante discours, ja. Het moet van henzelf komen, ze moeten maar harder hun best doen – kijk maar naar Barack Obama, die is zelfs president van de VS geworden. Dat vind ik een van de kwalijke neveneffecten van de verkiezing van Obama: aangezien hij het heeft gekund, moet iedereen het nu maar kunnen. Elke jongere moet maar zorgen dat hij de barrières doorbreekt en ook aan de bak kan komen of zelfs aan de top raakt. Maar dat vind ik een veel te liberaal standpunt. Je mag niet alles op het individu afschuiven. Natuurlijk hebben we allemaal een zekere mate van verantwoordelijkheid voor ons eigen leven. Je moet alles doen wat in je macht ligt om je lot te verbeteren. Je moet keihard vechten en je nooit zomaar bij de feiten of omstandigheden neerleggen. Maar dat is niet voldoende.

Welke discriminatiemechanismen zijn vandaag het belangrijkst?

LAMRABET: Er zijn er heel wat, natuurlijk. En de meest hardnekkige zie je niet eens. Vroeger hingen café-uitbaters een bordje aan de deur met daarop ‘Noord-Afrikanen niet toegelaten’. Vandaag gebruiken sommige café- of discotheekuitbaters andere argumenten om hun discriminerende gedrag te verdoezelen – ze stellen zogezegd vestimentaire voorwaarden, bijvoorbeeld. En dat is veel moeilijker om vast te stellen en dus moeilijker om aan te vechten. De grote structurele mechanismen van achterstelling bestaan nog altijd in het onderwijs, op de huisvestingsmarkt en op de arbeidsmarkt. De overheid is een van de grootste werkgevers in dit land, en om toegelaten te worden tot het openbaar ambt moet je nog altijd de Belgische nationaliteit hebben.

Is dat zo gek?

LAMRABET: Ik begrijp dat je voor bepaalde functies, die een uitoefening zijn van de openbare macht of het openbaar gezag, een hyperloyauteit ten aanzien van de staat moet hebben, en dan vind ik een nationaliteitsvoorwaarde voor een beperkt aantal jobs aanvaardbaar. Maar om als loketbediende of arbeider bij de gemeente te werken? Dat snap ik niet.

U bent opgegroeid in Borgerhout en hebt dus de opmars van het Vlaams Blok aan den lijve ondervonden. Hoe was dat voor u, als Marokkaanse?

LAMRABET: Het voelde aan als een enorme bedreiging. Ik herinner mij nog dat Filip Dewinter als gids met een heel gezelschap sympathisanten door onze wijk trok en ostentatief naar alle winkels wees, en naar de huizen waar migranten woonden… Om uit te leggen hoezeer de buurt volgens hem aan het verloederen was.

Maakte dat u vooral boos of angstig?

LAMRABET: Vooral boos. En die boosheid heeft bij mij eerlijk gezegd een vrij goed effect gehad. Ik heb mij van jongs af aan verzet tegen alles en iedereen, en dat is mijn redding geweest. Als ik niet zo boos was geweest, had ik misschien alles gelaten zoals het was, en had ik misschien niet de ambitie gehad om rechten te gaan studeren. Boosheid was goed, en Borgerhout was de ideale plek om boos te worden. (lacht) Minder positief was wel dat ik daardoor werd opgezadeld met een enorm wantrouwen tegenover blanken. Ik ben er lang van uitgegaan dat alle blanken racisten waren die praat verkochten zoals Dewinter.

Zoals sommige blanken denken dat alle moslims extremisten zijn.

LAMRABET: Absoluut, een fundamenteel wantrouwen. Het heeft mij lang achtervolgd, maar ik kan gelukkig zeggen dat het ondertussen wel wat is bijgeschaafd. (lacht) Het is nog aanwezig, maar ik weet dat het geen goede houding is en dus vecht ik ertegen. Het is een gevoel dat je rationeel moet overwinnen. (denkt na) Toen ik aan de Antwerpse universiteit rechten ging studeren, speelde dat gevoel nog altijd mee. Ik was als kind altijd naar zogenaamde gettoscholen geweest, met alleen maar Marokkaanse kinderen. En aan de unief zat ik ineens tussen allemaal blanken. Ik herinner me nog dat ik samen met mijn vriendin, als enige twee niet-Belgische studenten, in een volle aula zat, en dat er plots een petitie passeerde waarin een heleboel studenten vroegen om alle niet-Europeanen te weren uit het departement rechten.

En was dat een grapje?

LAMRABET: Nee, dat was geen grapje, dat meenden ze. Heel wat studenten vonden dat wij als niet-Europeanen niet aan de universiteit thuishoorden.

Waarom ging u precies rechten studeren?

LAMRABET: Kent u het laatste boek van Philip Roth? Verontwaardiging gaat over een slagerszoon die rechten wil gaan studeren omdat hij wil vermijden dat ook hij zijn leven moet doorbrengen tussen het vlees en het bloed in de slachthuizen. Zoiets was het bij mij ook, denk ik. Mijn vader heeft zijn hele leven in de fabriek gewerkt, aan de hoogovens in Hoboken en Olen. Dat wilde ik voor mijzelf vermijden. Daarnaast dacht ik ook dat ik dankzij die studie een aantal structurele onrechtvaardigheden beter zou begrijpen. En dat is ook zo.

Bent u religieus opgevoed?

LAMRABET: Ik ben islamitisch opgevoed en daardoor is de islam een onderdeel van mijn identiteit. Het is aanwezig als een soort achtergrond. Zo rook ik niet, drink ik geen alcohol, eet ik geen varkensvlees en doe ik mee aan de ramadan. En ik bid soms. (lacht) En soms niet. Ikzelf geloof niet in dogma’s, ik ben eerder geneigd om religie op een spirituele manier te benaderen.

Bent u getrouwd met een moslim?

LAMRABET: Ja.

Een van uw verhalen gaat over een gemengd koppel dat het slachtoffer wordt van een racistische aanslag. Had uw man ook een niet-moslim kunnen zijn?

LAMRABET: Dat weet ik niet. Ik ben niet verliefd geworden op een niet-moslim. Theoretisch moet dat natuurlijk kunnen, maar ik denk wel dat je er veel moed voor nodig hebt, omdat beide partners toch vaak een strijd moeten voeren tegen hun familie en omgeving. Nu, ik weet niet of huwelijken van moslims met niet-moslims per se het summum van integratie zouden zijn, hoor. Ik denk dat we vooral onze houding tegenover diversiteit moeten veranderen. We moeten die angst en die krampachtigheid verliezen, en ervan uitgaan dat diversiteit een meerwaarde kan betekenen. En zover zijn we hier in Vlaanderen nog lang niet. Vlamingen menen nog altijd dat ze hun identiteit, wat die ook mag wezen, moeten verdedigen en beschermen tegen al dat vreemd gespuis dat hier rondhangt en rondloopt. Die grondhouding moet veranderen.

Begrijpt u dat sommigen toch bezorgd zijn dat bepaalde westerse waarden, zoals de gelijkheid van man en vrouw, zoals de scheiding van Kerk en Staat, onder invloed van de radicale islam onder druk komen te staan?

LAMRABET: Goh, ik vind het getuigen van een ongelooflijk gebrek aan fantasie dat men altijd met diezelfde twee voorbeelden komt aanzetten. Ik ben het om te beginnen al niet eens met de westerse exclusiviteitsclaim op waarden die volgens mijn overtuiging veeleer universeel zijn. En bovendien vind ik de argumenten in dit debat relatief zwak. In onze grondwet is de scheiding van Kerk en Staat helemaal niet zo radicaal als in Frankrijk, bijvoorbeeld. De overheid mag zich weliswaar niet mengen in inhoudelijke, religieuze kwesties, maar subsidieert anderzijds wel de erediensten. Het is pas als het over de islam gaat dat de reactie krampachtig wordt, zoals met het kledingvoorschrift voor Antwerpse stadsambtenaren.

U bedoelt het hoofddoekenverbod. In een van uw verhalen hebt u het over de contradictie die daarin schuilgaat: onder het mom van zogezegde emancipatie ontneemt men bepaalde vrouwen net de kans om bepaalde jobs uit te oefenen.

LAMRABET: Dat men dat doet om die vrouwen te emanciperen, om hen te bevrijden van mannelijke dominantie, is een drogargument. Men bekommert zich helemaal niet om die vrouwen. Als een vrouw zegt dat ze die hoofddoek uit vrije wil draagt, dan luistert men niet naar haar, omdat ze zelf zogezegd nog niet weet hoezeer ze wel wordt onderdrukt. In feite voert men hier een strijd op de kap van de moslima. De vraag die ik zou stellen, is: wil je écht een emancipatiestrijd voeren? Ben je écht bekommerd om het lot van moslims in het algemeen en moslima’s in het bijzonder? Kijk dan naar de gevolgen van je beslissing. Als je vrouwen verbiedt om een hoofddoek te dragen in bepaalde functies, of in het onderwijs, dan beperk je de mogelijkheden van heel wat vrouwen. Plus: je zet een hele grote groep jonge moslima’s aan om radicaal vóór de hoofddoek te kiezen, om zich daarmee des te harder te willen affirmeren. En wat heb je dan bereikt, met je kledingvoorschrift?

Hebt u zelf ooit een hoofddoek gedragen?

LAMRABET: Nee. Voor mij kleeft daar geen religieuze meerwaarde aan. Maar ik heb vriendinnen die hem na verloop van tijd wel zijn gaan dragen. Het is een persoonlijke keuze. Maar het is niet omdat ik er geen draag, dat ik mij ertegen moet verzetten. Ik ga er nog altijd van uit dat vrouwen zelf kunnen kiezen wat ze willen. En als er vrouwen zijn die worden onderdrukt, dan moet je als overheid optreden. De overheid moet optreden tegen elke vorm van geweld en onderdrukking. Maar als een vrouw ergens voor kiest, moet je dat respecteren.

Behoort u tot de AEL-generatie?

LAMRABET: Wat bedoelt u daar precies mee?

De generatie die zich herkent in het eisenpakket dat Dyab Abou Jahjah op tafel legde, de generatie die zelfverzekerd genoeg is om te zeggen: wij zijn te nemen of te nemen.

LAMRABET: Wel, de Arabisch Europese Liga is pas ontstaan rond de eeuwwisseling. Het was de eerste organisatie die op een gestructureerde en efficiënte manier een aantal eisen heeft geformuleerd: gelijke toegang tot onderwijs, huisvesting en arbeidsmarkt. Dat zijn legitieme eisen waar ik helemaal kan achterstaan, maar toch behoor ik niet tot de AEL-generatie, omdat ik daarvoor iets te oud ben. Ik ben nu 38. Wij waren in de jaren tachtig al bezig met allerlei chaotische vormen van verzet. Ook wij wilden toen al dingen aan de kaak stellen, wij schreven brieven naar toenmalig burgemeester Bob Cools, wij publiceerden gestencilde tijdschriftjes, wij gingen in debat met mensen die de bouw van een moskee wilden laten verbieden… Alleen waren wij toen nog niet georganiseerd, zoals de AEL dat wel is.

Wat vond u eigenlijk van Abou Jahjah?

LAMRABET: Ik stond achter zijn beweging, maar vond de cultus rond zijn persoon er wel een beetje over. Hij was erg aanwezig in het debat. En wat er daarna met hem gebeurd is, heeft de beweging een enorme slag toegebracht. Op een bepaald moment heeft de hele maatschappij duifdelijk gemaakt dat ze hem en zijn discours niet pikten.

Ook de media hebben op een bepaald moment de deur voor hem dichtgedaan, waarna ze hem rehabiliteerden naar aanleiding van zijn proces.

LAMRABET: Precies. Maar die rehabilitatie kwam rijkelijk laat. Dat is nu eenmaal Vlaanderen vandaag. (zucht) Als je een emancipatiebeweging zoals de AEL op zo’n radicale manier de pas afsnijdt, dan doe je de deur dicht voor een heleboel jonge mensen die de strijd wel willen voeren maar die geconfronteerd worden met een overmacht waar ze geen verweer tegen hebben.

Zou u de allochtone emancipatiestrijd vergelijken met de emancipatie van respectievelijk de arbeiders, de vrouwen en de Vlamingen?

LAMRABET: Absoluut, dat is perfect vergelijkbaar. Alleen zijn wij niet zo talrijk als de arbeiders, de vrouwen en de Vlamingen, misschien – behalve in Brussel. (lacht) Maar dat wij numeriek niet zo doorwegen, is een van de belangrijkste redenen dat we nog altijd geen degelijke maatregelen hebben om de werkgelegenheid aan te zwengelen. Vrouwen hebben sinds 2002 een regeling waardoor ze 50 procent van elke kieslijst moeten uitmaken. Dat zijn quota, en dat vindt iedereen normaal. Maar als iemand durft te opperen om quota in te voeren op de arbeidsmarkt, dan vindt iedereen dat een schandalig slecht idee.

Bent u voorstander van quota?

LAMRABET: Absoluut, vast en zeker. Je kunt besluiten om het nog eens tien jaar op z’n beloop te laten, maar dan moet je wel beseffen dat aan die grootschalige werkloosheid jonge mensen kapotgaan, zelfs hele gezinnen. Jonge mensen moeten de kans krijgen om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, zodat ze hun zelfrespect kunnen terugwinnen. Het is crimineel om daar niets aan te doen. Vooral de overheid moet het goede voorbeeld geven. Waarom zouden quota niet kunnen?

Omdat niemand de VB-achterban tegen het hoofd wil stoten, misschien?

LAMRABET: Dan moeten we ons dringend afvragen hoelang we deze samenleving nog laten gijzelen door extreemrechts en politici die extreemrechts achterna lopen. Soms heb je als politicus de verantwoordelijkheid om bepaalde maatregelen te nemen, ook als die niet volledig gedragen worden door de publieke opinie. Maar het zal niet gebeuren, hoor. Men zal zich nog wel een decennium tevredenstellen met een diversiteitsplan links en een diversiteitsplan rechts. En ondertussen zal men steeds harder optreden tegen langdurig werklozen.

Bent u niet bang dat u voortdurend zal gevraagd worden om uw mening over achterstelling en discriminatie, in plaats van over uw literaire werk?

LAMRABET: Ik heb een mening en daar kom ik voor uit. Ik vind dat geen probleem. Ik ben geen kunstenaar die in het luchtledige werkt, met alle respect voor kunstenaars die dat wel willen doen. Ik behoor ook niet tot de elite die met kunst is opgegroeid. En ik heb ook wel het gevoel dat het mijn verantwoordelijkheid is om standpunten in te nemen. Ik heb het goed, ik heb een huis, een man en kindjes, ik heb een goede baan als juriste, ik heb succes als schrijfster. Maar mijn persoonlijke succes is geen maatstaf voor het succes van de gemeenschap waartoe ik behoor. Ik meet mijn succes veeleer af aan het succes van die gemeenschap. En gemeenschap, dat bedoel ik dan heel ruim, dan heb ik het niet alleen over de nieuwe Belgen, maar over álle Belgen. Wij zullen allemaal een inspanning moeten leveren.

Maar uw grootste ambitie is het wellicht om…

LAMRABET:… mooie boeken te schrijven. (lacht) Absoluut.

DOOR JOëL DE CEULAER/ FOTO’S DIMITRI VAN ZEEBROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content