Als alles goed gaat, starten er de komende weken en maanden opnieuw gesprekken met het oog op een nieuw centraal akkoord. België beschikt over een sterk sociaal overlegmodel. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog ontstond er overleg tussen werkgevers en vakbonden op drie niveaus: in de bedrijven, in de bedrijfssectoren en op het centrale (federale) niveau.
Traditiegetrouw leidt het tweejaarlijkse centrale overleg tot een centraal akkoord. Dat akkoord legt de krijtlijnen vast voor verder overleg in de sectoren en in de bedrijven. De laatste jaren is het kernpunt van dit akkoord trouwens het vastleggen van de loonnorm of de te onderhandelen enveloppe. Het centraal akkoord heeft vaak ook een politieke betekenis. In de volmachtenperiode van Wilfried Martens werd het centraal overleg zelfs opgeschort. Geregeld springt ook de federale regering bij om voor het nodige glijmiddel te zorgen voor dit overleg.
Het centraal akkoord wordt onderhandeld door de zogenaamde ‘groep van 10’ – al zolang ons centrale overlegmodel bestaat zijn dat steeds dezelfde partners: twee vertegenwoordigers van het VBO/FBE, twee van de middenstand (UNIZO en UCM) en een van de Boerenbond aan werkgeverszijde; twee mensen van ABVV, twee van ACV en een van ACLVB aan vakbondszijde. De voorzitter is traditiegetrouw iemand van het VBO, die niet meetelt in de 10.
Je kunt je vandaag de vraag stellen wat de Boerenbond in hemelsnaam in deze club te zoeken heeft. Om te beginnen is het geen gewone werkgeversorganisatie, maar de vertegenwoordiger van een economische sector, de land- en tuinbouw. De sector vertegenwoordigt nog één procent van de economische activiteiten van ons land en biedt aan relatief weinig mensen werk. Waarom moet deze belangenorganisatie van (hoofdzakelijk) zelfstandige boeren mee onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden van miljoenen werknemers in de industrie, de diensten en de social profit? Vanuit deze positie eist de Boerenbond niet alleen een zitje op in federale organen en commissies, maar zit de landbouworganisatie, als enige sectorale vertegenwoordiger, ook mee aan tafel in tal van Vlaamse overlegorganen (zoals de SERV, VESOC, Minaraad e.a.). Er zijn dus geen zinnige argumenten te geven voor het behoud van de Boerenbond als sociale partner in het centraal overleg.
Of is er meer aan de hand en vertegenwoordigt de Boerenbond een belangrijke (financiële) macht in ons land? Je zou het bijna geloven. Toen een tijd geleden de boeren nog eens betoogden in Brussel om compensaties te eisen voor de dure brandstofprijzen, sloeg de schrik toe bij beleidsverantwoordelijken en ordediensten. Eerdere boerenbetogingen hadden immers een spoor van vernieling achtergelaten in de hoofdstad. Na de betoging spraken de federale premier Yves Leterme en de Vlaamse minister-president Kris Peeters de betogers toe vanaf de trappen van de Beurs. Er werden meteen toegevingen gedaan en maatregelen beloofd. Ik zie het beide eminenties nog niet direct doen na een betoging van het gemeenschappelijk vakbondsfront.
Of er centrale onderhandelingen komen, hangt van de sociale partners zelf af. De werkgevers slijpen de messen en kondigen nu al aan dat er weinig te rapen is. De vakbonden van hun kant kondigen een hete herfst aan. Misschien is eindelijk het ogenblik gekomen om bij het begin van het centraal overleg de groep van 10 eens te updaten en afscheid te nemen van de Boerenbond.
door Mil Kooyman – MIL KOOYMAN IS REDACTIELID VAN SAMENLEVING EN POLITIEK (SAMPOL)