Mijnheer Van Miert, sinds 1 mei bestaat de EU uit 25 landen, maar de institutionele problemen zijn niet opgelost.
KAREL VAN MIERT: Ik heb een gemengd gevoel. De uitbreiding is werkelijk een groot moment in de geschiedenis van Europa. In feite is het de hereniging van een continent dat door de eeuwen heen verscheurd is geraakt. Dat stemt tot tevredenheid. Maar de manier waarop men deze verheugende gebeurtenis heeft voorbereid en aangepakt zorgt voor nodeloos veel risico’s op mislukking.
Economisch en ook sociaal zal de uitbreiding gunstige gevolgen hebben voor alle betrokkenen. De economische hereniging is in de praktijk al een hele tijd aan de gang. Sinds de val van de Muur zijn de Oost-Europese landen, die vroeger uitsluitend op de Sovjet-Unie gericht waren, steeds meer in West-Europees water gaan varen. Minstens de helft van hun handel, voor sommigen tot tachtig procent, verloopt met West-Europa. Wij zelf voeren trouwens meer uit naar de nieuwe lidstaten dan we invoeren. Het gros van de investeringen in de nieuwe landen komt nu al uit West-Europa, en niet zozeer uit de VS of Japan. Ook wat het sociale betreft ben ik optimistisch. De nu nog lagere lonen in de nieuwe lidstaten zullen snel evolueren, mede door een achteruitgang van de bevolkingsaangroei, en hun sociale systemen zullen sterk verbeteren, zonder dat de onze afbrokkelen.
Als men het even goed aanpakt als destijds met Spanje, Portugal en Ierland, kan men van deze uitbreiding een succesverhaal maken. Al zal het langer duren dan toen, omdat deze nieuwkomers een grotere achterstand moeten inhalen. Dat moet geleidelijk gebeuren. Sommige staan te springen om meteen tot de eurozone toe te treden, maar zijn daar absoluut niet klaar voor. De kloof die ze moeten dichten vereist de mogelijkheid van een nationaal monetair beleid, eventueel van een devaluatie.
Er zijn wel punten die extra aandacht vragen. In de meeste nieuwe lidstaten maken de landbouwers een groot deel van de actieve bevolking uit, die spoeling zal dunner worden. De oude industrie zal niet overleven. En een van de hardste noten om kraken is de beteugeling van de criminaliteit, omdat onze burgers daar rechtstreeks door getroffen worden. In vele Oost-Europese landen gaat men daar te laks mee om, hun administratie blijft in gebreke, en soms heerst er corruptie.
Ook als de uitbreiding economisch gunstig verloopt, is de vraag of dat politiek zo zal zijn.
VAN MIERT: De grootste onzekerheden zijn inderdaad institutioneel en politiek. We zijn nu effectief met 25 en de unanimiteitsregel is in een hele reeks materies nog steeds van kracht. Zo kan bijvoorbeeld één enkele lidstaat de nieuwe Europese grondwet kelderen. Daar komt bij dat veel Oost-Europese landen hun buitenlandse politiek veeleer op Washington afstemmen, en dat de financiële solidariteit van de ‘oude’ leden met de nieuwelingen minder groot lijkt dan destijds met Spanje, Portugal, Griekenland en Ierland. De politieke evenwichten in de EU veranderen ook. De ‘grote landen’ van nu worden minder overheersend doordat ‘de anderen’ met meer zijn. Met Polen krijgen ze er overigens een grote bij. De Polen hebben dat in de aanloopfase al herhaaldelijk laten voelen. De macht van Frankrijk, Duitsland en Engeland wordt dus bedreigd, en een politieke crisis zal in de uitgebreide EU permanent op de loer liggen.
Tony Blair wil de nieuwe Europese grondwet aan een referendum in het Verenigd Koninkrijk onderwerpen. Met die tijdbom wordt het moeilijk werken.
VAN MIERT: Dat ik mijn vertrouwen in Blair kwijt ben, heb ik hier al meermaals onderstreept. Er is nooit een Brits premier zo ver gegaan in het navolgen van de Verenigde Staten. Ter verdediging van zijn politiek heeft hij altijd een hoge borst opgezet dat hij als enige nog wat invloed had in Washington, maar die invloed is nul komma nul. Dat is nóg maar eens gebleken in het Midden-Oosten. Blair heeft op de Europese Raad vaak gezegd dat we de Amerikanen moesten helpen in Irak, dan zouden we hen kunnen bewegen tot een evenwichtiger beleid in het Midden-Oosten. Het tegendeel is gebleken. In de VS zien ze Blair enkel als een vijgenblad.
Met zijn referendum over de Europese grondwet heeft hij een bocht van 180 graden genomen, want hij had met hand en tand betoogd, ook op het Labour-partijcongres, dat er geen referendum nodig was. Die ommezwaai heeft weinig te maken met Europa, en veel met de interne politieke situatie. Blair hoopt de Conservatieven de wind uit de zeilen te nemen, en vooral hoopt hij zijn positie in zijn eigen partij te bevestigen. Hij wordt in Labour steeds meer op de korrel genomen, en krijgt concurrentie van Gordon Brown. Via dat referendum probeert hij zichzelf over de parlementsverkiezingen heen te tillen, want Labour heeft zijn persoon nodig om Europa te verdedigen. Het stoort mij dat een belangrijk project als de Europese grondwet voor dergelijke spelletjes wordt misbruikt.
Zal Jacques Chirac in Frankrijk een referendum aandurven?
VAN MIERT: Hij laat niet in zijn kaarten kijken, maar ik vermoed van niet. Toen François Mitterrand het Verdrag van Maastricht en de euro aan de Fransen voorlegde, haalde hij nauwelijks 51 procent, omdat de stemming uiteindelijk draaide tussen ‘voor of tegen Mitterrand’. Met dat wedervaren voor ogen beseft Chirac dat elke stembusgang een gevaar voor hemzelf inhoudt. Ook elders is al gebleken dat referenda over Europa meestal door andere factoren worden bepaald dan door de gestelde vraag. Vandaar dat ik geen voorstander ben van dat soort volksraadplegingen. Tenzij er een gezamenlijk referendum over de grondwet in de hele Europese Unie komt, waarbij de meerderheid van alle Europese kiezers beslist. Maar over de politieke haalbaarheid van dát idee maak ik me geen illusies.
De Grieks-Cyprioten hebben het herenigingsplan van Kofi Annan verworpen. Dat zadelt de uitgebreide EU met een ernstig probleem op.
VAN MIERT: Voor de eerste keer sinds lang was er soepelheid aan Turkse kant, waar meestal nationalistisch en kortzichtig is gedacht. De Turks-Cypriotische bevolking heeft ook duidelijk laten voelen dat zij af wil van haar isolement, haar armoede en haar economische achterstand. En nu gaan de Grieks-Cyprioten dwars liggen. Dat is vanzelfsprekend geen goede zaak, maar ik ga ervan uit dat een dynamiek op gang is gekomen die binnen afzienbare tijd tóch tot een hereniging zal leiden.
Het herenigingsplan steunen, was een van de voorwaarden die de EU aan Turkije had opgelegd. En dus dringt premier Tayyip Erdogan weer aan op snelle toetreding. Gerhard Schröder wil hem steunen, Jacques Chirac niet.
VAN MIERT: In de huidige omstandigheden is toetreding van Turkije niet aan te raden. Wij zijn er niet klaar voor, zij ook niet. Ze hebben in korte tijd een heleboel bezwaren van de EU weggewerkt, maar de politieke toestand in Turkije blijft broos, zeker in de Koerdische gebieden. En laten wij maar eerst proberen om deze uitbreiding de baas te worden, want die is al drastisch genoeg. Vergeet niet dat we sinds 1 mei aan Rusland grenzen, dat er binnen de Baltische staten Russische minderheden wonen, en dat er met Kaliningrad zelfs een Russische enclave binnen het grondgebied van de EU ligt.
Bovendien staan nog andere landen te dringen. Roemenië en Bulgarije zouden er over twee jaar bij komen, en gewezen Joegoslavische deelstaten als Kroatië en Macedonië zijn ook kandidaat. Ik vermoed dat we tegen 2010 met dertig zullen zijn. Door de slechte voorbereiding hebben we minstens twintig jaar nodig om die vergroting goed te doen verlopen. Zolang we niet precies weten hoe het nieuwe Europese huis zal worden ingericht en wie ervoor zal betalen, denk ik dat Turkije beter wacht. Wat een nauwe samenwerking niet in de weg staat.
Vorige week is de Libische broeder-leider Muammar Khaddafi op bezoek geweest in België en bij de EU.
VAN MIERT: Dat vond ik eerlijk gezegd nogal potsierlijk, vooral omdat hij de Europeanen ook nog de les kwam spellen. Als op deze manier de strijd tegen het terrorisme meer slaagkansen krijgt, is dat meegenomen, maar het was toch op het randje. Het is een zoveelste bewijs dat in de internationale politiek principes en consequentie vaak moeten wijken voor realisme. Niet zo lang geleden was Khaddafi de baarlijke duivel. Niet zo lang geleden was Saddam Hoessein vriend aan huis bij vele westerse regeringen. En niet zo lang geleden kregen Afghaanse integristen wapens van de Verenigde Staten om zich te weren tegen de Russische bezetter.
In Zuid-Afrika is de tiende verjaardag van de afschaffing van de apartheid gevierd.
VAN MIERT: Het land kampt met grote moeilijkheden, onder meer een hoge criminaliteit. Maar de machtsovername door een zo grote onderdrukte meerderheid, die daar door het vroegere minderheidsregime ook helemaal niet op was voorbereid, blijft een groot politiek succes. Er heerst een vrij stabiel systeem, zij het met een sterke dominantie van één partij, het ANC. Economisch en sociaal moet Zuid-Afrika van bijzonder ver komen. De armoede en de werkloosheid blijven aanzienlijk. Maar toch zie je dat het vooruitgaat, ik kom er vaak genoeg om dat zelf te kunnen vaststellen. De meeste zakenmensen die er investeren, zijn positief verrast. Het is onze plicht er mee voor te zorgen dat dat zo blijft.
Op 15 mei kent de wereldvoetbalbond FIFA de organisatie van de wereldbeker 2010 toe. Zuid-Afrika is een van de kanshebbers.
VAN MIERT: Dat zou een heel goede zaak zijn, voor heel Afrika trouwens. De wereldbeker voetbal kost handenvol geld en vergt zware infrastructurele inspanningen, maar ik denk dat Zuid-Afrika dat wel kan opbrengen. Er is in korte tijd een bekwame zwarte elite ontstaan, die weet hoe je moet organiseren. En van het prestige dat van zo een wereldevenement uitgaat, kun je later nog lang de vruchten plukken.
Koen Meulenaere