Ze zijn nog nooit op grote schaal gebruikt, maar biologische wapens veroorzaken al wel angst en paniek. Hoe reëel is de dreiging van een biologische aanslag?

22 juni 2001. Een tv-station in het Amerikaanse Oklahoma City onderbreekt zijn uitzending voor een dringend bericht: ‘De Centers for Disease Control and Prevention hebben zonet bekendgemaakt dat er in de staat Oklahoma één geval van de pokken is vastgesteld. Twintig andere meldingen worden nog verder onderzocht.’ Het pokkenvirus werd in 1980 door de Wereldgezondheidsorganisatie uitgeroeid verklaard. Sindsdien is van de ziekte niets meer gehoord. ‘Vermoedelijk is het virus dan ook met opzet geïntroduceerd in een bioterroristische aanval op de Verenigde Staten’, concludeert de zichtbaar verontruste nieuwslezer.

Het nieuwsbericht was vals: het maakte deel uit van een simulatie die op een Amerikaanse militaire basis werd gehouden. Dark Winter, zoals de oefening werd gedoopt, moest Amerikaanse beleidsmakers wijzen op de mogelijke gevolgen van een aanslag met biologische wapens op het eigen grondgebied. Nauwelijks vier maanden later, in oktober 2001, werd de fictie werkelijkheid. Minder dan een maand na ‘elf september’ doken in Florida brieven op met een verdacht wit poeder. Antrax, zo bleek. Behalve de verkoop van gasmaskers piekte ook het onveiligheidsgevoel in de VS. Even leek de zaak zelfs over te waaien naar België, maar al snel bleek het hier om een misplaatste grap met suiker te gaan.

Sindsdien is de dreiging van biologische wapens een grote kopzorg geworden, in Amerika en de rest van de wereld. Maar is die dreiging wel zo reëel als wordt beweerd? In Irak hebben ze nog steeds geen biologische wapens gevonden. Zelfs Libië, een van de ‘schurkenstaten’ waarvan men vermoedt dat ze een biologisch wapenprogramma hebben of hadden, kondigde eind vorig jaar aan in de pas van de internationale orde te willen lopen.

De Belg Jean-Pascal Zanders, directeur van de internationale ngo BioWeapons Prevention Project (BWPP), ontkent niet dat bioterreur een reëel gevaar is, maar wil toch enigszins nuanceren: ‘Op dit moment is er in de VS zeker sprake van overgevoeligheid. Die vindt zijn oorzaak in 11 september en de antraxbrieven die erop volgden. In Europa wordt het gevaar van biologische wapens erkend, maar is de aanpak nuchterder. Voor de VS is dit een oorlog tegen de terreur, met oorlogsmaatregelen als gevolg.’

DIERLIJKE KADAVERS

Zo zijn in de VS vorig jaar een half miljoen soldaten tegen het pokkenvirus ingeënt. Er werd een budget van zes miljard dollar vrijgemaakt, gespreid over een periode van tien jaar, voor het Project Bioshield: dat moet de strijd tegen bioterreur een fikse duw in de rug geven. Het moet leiden tot nieuwe medicijnen, nieuwe vaccins en vooral: een vernieuwd gevoel van veiligheid.

Maar niet alle neuzen wijzen dezelfde kant op. Barbara Rosenberg, verbonden aan de onafhankelijke Federation of American Scientists en na de oktoberbrieven opgevoerd als antraxexperte, valt haar Europese collega bij: ‘Ik geloof niet dat een terreurwerk als Al-Qaeda op dit moment in staat is een grootschalige aanval met bijvoorbeeld antrax uit te voeren. De kennis die hiervoor nodig is, en dan vooral voor de optimale verspreiding van de bacterie, is niet in hun bezit.’

Over het eerste gebruik van een ziekte als strijdwapen lopen de meningen uiteen – sommigen schrijven het toe aan de Romeinen. Zeker is dat in verschillende conflicten in de 14e en begin 15e eeuw dierlijke en menselijke kadavers werden ingezet, soms zelfs achter de vijandige linies gekatapulteerd, in de wetenschap dat ze ziektes zouden overdragen. Bio-terreur avant-la-lettre. Sindsdien vonden biologische wapens met een zekere regelmaat hun toegang tot het strijdtoneel. Tegen de indianen in Noord-Amerika in de 18e eeuw, tegen allerlei vee – met weinig succes – in de Eerste Wereldoorlog, en tegen de Chinezen in Wereldoorlog II.

De eerste echte internationale schokgolf rond biologische wapens dateert echter van 1992. Toen begon Ken Alibek, die net de in verregaande staat van ontbinding verkerende Sovjet-Unie had geruild voor de VS, te praten. Over Biopreparat, het geheime biologische wapenprogramma van de Sovjets, waar- van hij meer dan een decennium lang de nummer twee was geweest. Biopreparat was een van de grootste clandestiene ondernemingen die een staat ooit heeft ondernomen. Met maar één doel: de ontwikkeling van een nieuwe generatie massavernietigingswapens. Dokter Alibeks specialiteit was het pokkenvirus, maar ook met antrax en andere agentia werd duchtig geëxperimenteerd.

Ook Irak gaf in het verleden toe over een biologisch wapenprogramma te beschikken. Al lijkt elk spoor daarvan bijster. Nu vrezen sommige waarnemers dat Russische wetenschappers, op zoek naar geld en een nieuwe carrière in Irak en Iran, terroristische organisaties van dodelijke virussen zouden voorzien. Meer dan geruchten zijn dat evenwel niet. Ook Zanders maakt er zich niet echt druk om: ‘De brain drain van Russische wetenschappers ging vooral richting het Westen. Er zijn weinig indicaties dat sleutelfiguren hun weg naar Irak of Iran vonden.’

De landen waarop momenteel een verdenking rust, zijn de ‘schurkenstaten’ Libië, Syrië, Iran, Noord-Korea en Irak. Maar ook Egypte, China, Rusland, Taiwan en Israël zouden zich met biowapens inlaten.

Niet alleen staten en terreurorganisaties hebben interesse voor biowapens. In de nasleep van de gifgasaanval in de metro van Tokio op 20 maart 1995 kwam aan het licht dat de Japanse sekte Aum Shinrikyo zich onledig had gehouden met onderzoek naar antrax en botulinum. Ze zou in 1992, onder de mom van humanitaire hulp, een vrijwilligers- team naar het toenmalige Zaïre hebben gestuurd om het land bij te staan in de verzorging van slachtoffers van het ebolavirus. Achter zoveel naastenliefde ging vermoedelijk een ander motief schuil: een staal van het virus verkrijgen voor experimenten.

Gezocht: waakhond

De ironie wil dat het sovjetprogramma zijn kruissnelheid bereikte enkele jaren nadat de voormalige Sovjet-Unie de Biologische en Toxische Wapens Conventie (BTWC) had ondertekend. Die conventie, die sinds 1975 van kracht is, was de tweede poging van de internationale gemeenschap om de proliferatie van biologische wapens te stoppen. Een eerste poging, het Protocol van Genève (1925), was na de intensieve Duitse en Japan- se programma’s tij- dens de Tweede Wereldoorlog aan herziening toe. Artikel 1 van de BTWC verbiedt ‘het ontwikkelen, produceren of stockeren en het trachten te verkrijgen of behouden van biologische agentia, die geen vreedzame doeleinden dienen’. Ook het ontwikkelen van verspreidingsmechanismen om deze wapens te gebruiken, wordt verboden. Defensief onderzoek – onderzoek naar mogelijke verdedigingsmechanismen tegen een aanval – blijft wel toegestaan.

De Conventie was een nobel initiatief, maar de controle laat te wensen over. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de IAEA, het internationaal VN-agentschap voor de atoomenergie, is de BTWC geen ‘waakhond’: er is niemand die kan blaffen, laat staan bijten.

Jean-Pascal Zanders nuanceert: ‘Je kunt zeker kritiek geven op het gebrek aan verificatieprocedures in de conventie. Anderzijds kun je de conventie niet louter afdoen als een vodje papier. Ze is intussen getekend en geratificeerd door 151 staten. Op een totaal van 180 is dat zeker niet slecht. Biologische wapens zijn sowieso ook moeilijker op te sporen dan nucleaire wapens. Bij een biologisch wapenprogramma gaat het voor 80 procent om kennis. Tracht daar de aanwezigheid maar eens van aan te tonen.’

Een tweede zwak punt van het verdrag is het moeilijk te maken onderscheid tussen ‘offensief onderzoek’, verboden door de conventie, en ‘defensief onderzoek’. De schemerzone tussen beide laat ruimte voor misbruik. Op 4 september 2001 pakte The New York Times in dit verband uit met een onthutsend bericht. Ook de VS, die hun biologisch wapenprogramma in 1969 officieel hebben stopgezet, zouden artikel 1 van de BTWC overtreden. Drie onderzoeksprojecten werden genoemd, waarvan eentje genetische manipulatie van het antraxvirus onderzocht.

‘In het kader van defensie’, verdedigde de regering-Bush zich.

‘Wat als Irak zoiets zou doen?’ ripos- teerden anderen.

Om al deze redenen acht Barbara Rosenberg een permanent controleorgaan onontbeerlijk: ‘Er wordt al langer geroepen om controle. Vooral Frankrijk trekt aan het touw, en secretaris-generaal Kofi Annan van de VN steunt dat. Eigenlijk is zo goed als heel de Europese Unie voorstander en zijn het de VS die de sterkste oppositie voeren.’

ZELFCENSUUR

Dat bleek nog in 2001 uit de stugge houding die de VS aanhielden in de laatste herzieningsconferentie van het BTWC. Voorstellen voor een controle- mechanisme werden door de Amerikaanse vertegenwoordiging resoluut naar de prullenmand verwezen. Toch denkt Rosenberg dat er werk van gemaakt zal worden: ‘Misschien nog dit jaar. Het mandaat van UNMOVIC – de VN-inspecteurs die in Irak naar verboden wapens zochten – wordt dit jaar herbekeken. Dat team kan de basis vormen van een goed controleorgaan. Volgens mij wacht men het eindrapport van de Iraqi Survey Group af om verdere stappen te ondernemen.’

Wie vaak over het hoofd wordt gezien in het debat over verspreiding van biologische wapens, zijn de wetenschappers. Uiteindelijk is het de wetenschap die de kennis en het materiaal aandraagt, en die dus mee verantwoordelijk is. Sommigen bekijken ook de voortrazende genetische revolutie met angst in de ogen. Al het goede dat eruit voort kan komen, zou overschaduwd kunnen worden door minder heilzame toepassingen: de combinatie van dodelijke virussen tot één wapen of de constructie van een biobom die specifiek de leden van één etnie zou treffen.

Voor Johan Neyts, een pokkenexpert verbonden aan het Rega Instituut van de KU Leuven, zijn deze doemscena- rio’s alleszins niet de grootste zorg: ‘Met een beetje creativiteit en kennis over de huidige stand van de wetenschap kunnen malafide geesten sowieso al criminele praktijken opzetten.’

Zijn eigen onderzoek leidde tot een medicijn (cidofovir) waarvan nu wereldwijd voorraden worden aangelegd voor de behandeling van een mogelijke pokkenepidemie. ‘Maar je kan de wetenschap uit angst voor misbruik toch niet aan banden leggen’, stelt hij. ‘Wat je wel kan doen, is een publicatieverbod opleggen voor gevoelige gegevens. De American Society for Micro- biology, die een aantal vaktijdschriften uitgeeft, werkt op die manier. Artikels wor- den gescreend op informatie die maar beter niet voor iedereen beschikbaar is. Anderzijds mag je niet te ver gaan in die zelfcensuur. Het is onaanvaardbaar dat men zou verzwijgen dat een behandeling voor een biowapen ontdekt is om terroristen om de tuin te leiden.’

Positief in dit opzicht is dat de wetenschappelijke gemeenschap haar verantwoordelijkheid niet afwijst. Toen het geheime onderzoek van de VS in september 2001 aan het licht kwam, waren er heel wat wetenschappers, zoals Neyts, die verbijsterd reageerden en de relevantie ervan bestreden. Neyts besluit: ‘De commotie over biowapens is, vooral in de VS, overtrokken. Er worden enorme budgetten vrijgemaakt voor een mogelijk gevaar, terwijl veel mensen ondertussen sterven aan tropische infecties waarvoor, mede uit commerciële overwegingen, geen remedie voorhanden is.’

Door Sven Van den Eynde

‘De commotie over

biowapens is, vooral in de VS, overtrokken.’

‘Het zijn vooral de VS die niet van een controleorgaan willen weten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content