De Iraakse Koerden willen vrede, maar hebben wapens.
Copyright Knack/Financial Times. Bewerking: B.H.
Bijna angstvallig nadert 30 juni, de datum waarop in Irak een volledig soevereine interim-regering de macht overneemt. Veel zaken zijn namelijk nog altijd niet geregeld. Zelfs de samenstelling van de overgangsregering blijft onduidelijk.
Een andere netelige kwes-tie wordt de afbakening van de bevoegdheden voor de (etnische en religieuze) minderheden in Irak. De overgangswet, die in maart werd getekend, probeert die minderheden te beschermen. Voor de Koerden werd zelfs een vorm van federalisme in het vooruitzicht gesteld. Onder druk van de sjiieten – grootayatollah Ali al-Sistani wil niet dat de overgangswet in een VN-resolutie wordt gegoten – plaatsen woordvoerders in VN-kringen tegenwoordig vraagtekens bij een onafhankelijker toekomst voor de Koerden.
Met minder dan federalisme nemen de Koerden evenwel geen genoegen. ‘Over de nieuwe status van de Koerden valt niet te onderhandelen’, zegt Nawsherwan Mustapha van de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK), een van de twee belangrijke Koerdische partijen. Maar teleurstelling maakt zich almaar meer van de Koerden meester: zij zien weinig vooruitgang. Bij de leiders leeft de vrees dat de Koerden in het overgangsregime noch de president noch de premier zullen mogen leveren. Mogelijk verliezen de Koerden zelfs Buitenlandse Zaken, de enige topfunctie die ze nu in de bestuursraad uitoefenen.
Nawsherwan Mustapha zucht. ‘Eigenlijk zitten de Koerden in een positie dat ze de rest van Irak met raad en daad zouden kunnen bijstaan.’ De economische toestand in de Koerdische regio contrasteert schril met de chaos in de andere delen van Irak. In de stad Erbil gaat straks de eerste Koerdisch-Iraakse luchthaven open, in december landt daar de eerste vlucht – wellicht uit Ankara. Met goedkope leningen moedigen de lokale overheden de Koerden aan om huizen te bouwen en landbouwbedrijven te beginnen. En ze plannen investeringen om toeristen te lokken.
Misschien is het slechts een kwestie van timing, hoopt Mustapha. ‘Dat al-Sistani de overgangswet niet in een VN-resolutie wil, kunnen we begrijpen. Het zou de parlementsverkiezingen van januari 2005 kunnen beïnvloeden.’
Toch blijven de Koerden – en hun 30.000 soldaten – op alles voorbereid. Bij het einde van de oorlog in Irak mochten ze zich als bondgenoot van de Amerikaans-Britse coalitie naar hartenlust bedienen van de wapenvoorraden in het noorden van Irak. ‘De Koerden willen vrede’, besluit Mustapha. ‘Maar als het moet, zullen we opkomen voor onze rechten en onze nationale identiteit.’
Copyright Knack/Financial Times. Bewerking: B.H.