‘Al die buitenlandse kritiek? België heeft echt geen lessen te krijgen van andere landen’, zegt Nathalie Gallant. Maar ze vindt wel dat het gerecht te hard van stapel loopt. De Brusselse topadvocate begeleidt onder meer Mohamed Abdeslam, de broer van zelfmoordterrorist Brahim en de nog voortvluchtige Salah Abdeslam.
‘De terroristenadvocate’, zo wordt Nathalie Gallant in de Franstalige pers genoemd. Ze houdt er niet van. ‘Ja, ik behandel meer en meer terreurdossiers, maar die maken niet meer dan één procent van mijn activiteiten als strafpleiter uit.’ Ook van de omschrijvingen ‘groot, blond en slank’ die steevast worden gebruikt om haar te introduceren, krijgt Gallant het op haar heupen. ‘Denken sommige journalisten nu echt dat je er als een heks moet uitzien om dit vak te kunnen uitoefenen?’
Niet dus. Nathalie Gallant zit al meer dan twintig jaar in het vak en heeft haar strepen verdiend. De topadvocate staat al jaren als enige vrouw in de jaarlijkse top tien van Brusselse strafpleiters. ‘La diva’, zoals ze door de opstellers van zulke lijstjes wordt genoemd, komt uit de Franstalige bourgeoisie in Gent en runt een succesvol advocatenkantoor in Ukkel.
Ze begon op haar 24e aan de Brusselse balie en maakte naam met grote zaken van georganiseerde misdaad en financiële criminaliteit, en met een zestigtal assisenzaken. Maar bij het grote publiek is ze vandaag vooral bekend als terreurspecialist. Na de aanslagen in Parijs was Gallant niet van de Franstalige televisieschermen te branden. Rustig en gedecideerd gaf ze duiding. ‘Ik straalde een olympische rust uit’, lacht Gallant, gezeten aan haar bureau in haar smaakvolle kantoor. ‘Terwijl ik normaal gesproken heel extravert ben. Mijn familie en vrienden dachten dat ik Xanax had geslikt, maar het was een bewuste houding. Eén verkeerde emotie laten zien, één uitschuiver maken, wist ik, en de wolven staan klaar om je te verscheuren.’
Toch is Gallant voor geen kleintje vervaard. In het Brusselse Justitiepaleis staat ze bekend als een oorlogsmachine. ‘Mijn rationele, cartesiaanse verstand is zowel mijn grote kracht als mijn grootste gebrek’, zegt ze. ‘Als ik de harten van de jury in een assisenzaak moet proberen te raken, ben ik op mijn zwakst. Want zelfs als ik zelf ontroerd ben, blijf ik veel te rationeel en klinkt de emotie die ik laat horen nep. Maar ik ben wel ijzersterk als het erom gaat een dossier te ontleden en onderuit te halen.’
Zijn terreurdossiers extra interessant voor een advocaat zoals u?
NATHALIE GALLANT: Zeker. Voor alle duidelijkheid: voor het geld hoef je het niet te doen. De helft van de tijd word je niet eens betaald. Bovendien brengen terreurdossiers vaak extreem lange gerechtelijke procedures met zich mee. Mijlenver verwijderd van de kleine correctionele zaken waarvan je precies weet hoeveel tijd je erin stopt en hoeveel je eraan verdient. Maar het zijn veelzijdige dossiers die boeiende juridische vragen opwerpen. Een voorbeeld: mogen bekentenissen verkregen door marteling in Marokko in een Belgische procedure worden gebruikt?
Het zijn ook interessante dossiers omdat justitie noties als terreurverdachte en terreurnetwerk vandaag wel heel breed invult. Niet alleen de hoofdrolspelers maar ook de mensen rondom hen zitten vaak weken of maanden in voorlopige hechtenis, tot ze uiteindelijk zonder vervolging moeten worden vrijgelaten. Het is belangrijk dat advocaten blijven vechten tegen die stigmatisering en criminalisering. De cliënten die ik de voorbije jaren heb verdedigd, waren vaak mensen die werden meegezogen in onderzoeken en rechtszaken. Dan beschouw ik het als een eer om te kunnen aantonen dat ze onschuldig zijn of maar een beperkte rol hebben gespeeld.
Loopt het gerecht in de strijd tegen het terrorisme te hard van stapel?
GALLANT: Soms wel. Tot anderhalf jaar geleden betekende terugkeren uit Syrië niet noodzakelijk dat je meteen werd aangehouden. Misschien vonden ze het te veel gedoe om te achterhalen of je daar was gaan vechten, alleen humanitaire motieven had, of er een familielid ging zoeken. Vandaag zijn ze in het andere uiterste vervallen. België heeft een heuse heksenjacht op terreurverdachten ontketend. Er worden ontzettend veel onderzoeken opgestart, het aantal gerechtelijke procedures is verveelvoudigd, en de neiging om te overdrijven neemt toe.
Wie nu terugkeert uit Syrië is automatisch een publiek gevaar en vliegt de gevangenis in. Ik was ook sterk onder de indruk van wat een rechter me in januari 2015 vertelde in de zaak van de ontmantelde terreurcel in Verviers. Ik legde hem uit dat mijn aangehouden cliënt niets met die terreurcel te maken had. Het enige wat men hem ten laste kon leggen, was dat hij een jaar voordien naar Syrië had proberen te reizen, wat mislukt was. Intussen was hij getrouwd, was hij aan het werk en was hij onder elektronische surveillance geplaatst. Hij had al meer dan een jaar geen enkel contact met Syriëstrijders. Waarop de rechter antwoordde: ‘Herinner u de slapende spionnen in de Koude Oorlog. Misschien wordt hij over twintig jaar wakker.’ ‘Sorry,’ zei ik hem,’maarop grond van welke wet denkt u iemand twintig jaar lang preventief te kunnen vasthouden uit vrees dat hij misschien ooit, op een dag, een aanslag zal plegen?’
Uw cliënt Mohamed Abdeslam werd na een verhoor van 48 uur vrijgelaten. Hij stond waardig de media te woord over zijn broers, die bij de aanslagen in Parijs betrokken waren, en hield zijn onschuld staande. Later bleek dat hij in 2010 werd veroordeeld als lid van de zogenaamde ambulancebende voor het beroven van lijken. Wat vond u van de manier waarop de media zijn verleden uitspitten?
GALLANT: Door en door hypocriet. De onderzoeksrechter die hem in het terrorismeonderzoek heeft ondervraagd, heeft heus wel zijn strafregister bekeken. Journalisten die schrijven dat Mohamed de onderzoeksrechter over zijn verleden heeft voorgelogen, verkopen dus onzin. En dat wéten ze. Want het toppunt van hypocrisie is dat alle journalisten, inbegrepen de tv-zenders die hem smeekten om naar de studio te komen, perfect op de hoogte waren van zijn strafblad: Mohamed heeft hen daar zelf over ingelicht. Hij heeft hen ookuitgelegd dat hij op het moment van zijn veroordeling al vijf jaar voor de gemeente Molenbeek werkte, en dat hij de toenmalige burgemeester op de hoogte heeft gebracht. U hoort mij niet zeggen dat wat Mohamed heeft gedaan een bagatel is. Maar het gaat om feiten uit 2004 die niets met het terrorismeonderzoek te maken hebben. De manier waarop sommige media te werk gingen, is stuitend. Ze moesten hem allemaal hebben. Ze wilden hem zijn broer horen oproepen om zich aan te geven. Maar toen Salah zich niet aangaf, hebben ze Mohamed weggegooid als een gebruikte Kleenex.
Maar zei Mohamed Adbeslam niet tegen iedereen die het horen wilde: ik noch mijn familie heeft ooit enig probleem gehad met justitie?
GALLANT: Die uitspraak is uit de context gehaald. Mijn cliënt bedoelde dat geen enkel lid van zijn familie in het verleden ooit in een terrorismeonderzoek was genoemd.
Brahim en Salah Abdeslam stonden wel op de lijst van geradicaliseerde personen van het OCAD. Maar ze werden kennelijk niet als extreem gevaarlijk beschouwd?
GALLANT: Stonden sommige daders van de aanslagen in Parijs ook niet op Franse lijsten van geradicaliseerde personen? Ik ben er niet zeker van dat België zich op dat vlak het meest te verwijten heeft. Bovendien staan er zoveel mensen op die lijsten. Mensen die nooit een terreurdaad zullen plegen, en mensen die zelfs helemaal niet op zo’n lijst thuishoren. Het verontrustende bij de broers Abdeslam is ook dat ze voor zover we weten zelfs nooit in Syrië zijn geweest. Niet alleen teruggekeerde Syriëstrijders vormen dus een acuut gevaar.
Vindt u het aannemelijk dat twee broers die inwonen bij hun ouders en oudere broer radicaliseren zonder dat de rest van de familie daar ook maar iets van merkt?
GALLANT: Brahim en Salah hebben alles voor hun familie verborgen gehouden. Geen opvallende veranderingen in hun manier van kleden, geen militant discours tegenover hun ouders, geen subversieve literatuur op zak, geen internetopzoekingen thuis toegespitst op de jihad, geen wapens of explosieven, niets dat in de richting van radicalisering kon wijzen. Mohamed zegt dat je, met wat we nu weten, misschien wel voortekenen kon zien. Ze waren gestopt met drinken, ze baden wat meer. Maar geen alcohol drinken en vaak bidden zijn ook gewoon de verplichtingen van een goede moslim. Als dat al als teken van radicalisering geldt, kun je een miljoen mensen in België in de gevangenis stoppen.
De arrestatie van Salah Abdeslam in Molenbeek, een paar dagen na de aanslagen in Parijs, zou mislukt zijn door het verbod op nachtelijke huiszoekingen. Wat vindt u daarvan?
GALLANT: Er circuleren zoveel hypotheses, waaronder het verhaal van die mislukte arrestatie en zijn clowneske ontsnapping in een verhuiswagen. Alleen de onderzoeksrechter of het parket kan bevestigen of die informatie klopt, en of Salah zich ook echt in dat pand in Molenbeek bevond.
Wat denkt u?
GALLANT: Ik geloof dat Salah zeker de dagen na de aanslagen in Molenbeek was. Ik heb daar geen concrete informatie over, en ook Mohamed heeft sinds de aanslagen uiteraard niets meer van zijn broer gehoord, maar ik leid het af uit de simpele vaststelling dat de vlucht van Salah uit Frankrijk totaal niet was voorbereid. Het is toch van de pot gerukt dat je, terwijl Parijs in staat van beleg verkeert, moet zitten wachten op mensen die helemaal uit België moeten komen, 300 kilometer verderop, om je te komen ophalen, terwijl je elk moment aangehouden kunt worden. Dat wijst op pure improvisatie.
Een andere vraag: als Salah dan toch een schuilplaats zocht, waarom is hij dan niet naar Saint-Denis gegaan, waar de anderen waren ondergedoken? Dat wijst erop dat er iets niet in de haak was, dat hij zijn opdracht in Parijs waarschijnlijk niet naar wens heeft uitgevoerd. Ik geloof niet dat het aan een technisch mankement lag. De bommengordel die men heeft teruggevonden, was bewust onklaar gemaakt. Kortom: als je moet zien te ontkomen, maar je hebt niets voorbereid, je hebt geen geld, geen valse papieren…
… dan ga je waarschijnlijk terug naar Molenbeek, waar er mensen zijn die je kunnen helpen?
GALLANT: Ja. Maar of hij ook echt in de Delaunoystraat 47 zat, kan alleen het gerecht bevestigen.
De Belgische politie- en veiligheidsdiensten kregen het na de aanslagen in Parijs zwaar te verduren. Terecht?
GALLANT: Helemaal niet. Zo werd gezegd dat sommige verdachten ‘niet snel genoeg gesignaleerd waren’, en was er kritiek op ‘gebrekkige grenscontroles’. Maar neem nu Duitsland, het land van waaruit de meeste Belgische kandidaat-jihadisten naar Syrië vertrekken. Duitse luchthavens zijn zo lek als een mandje. Men laat iedereen door. Als ze pech hebben, houdt Turkije ze tegen, maar in Duitsland wordt ze geen strobreed in de weggelegd. En als België aan Duitsland in het kader van een gerechtelijk onderzoek informatie vraagt over passagierslijsten, wil Duitsland de informatie niet delen! Ik heb het zelf gezien in het dossier van die zogenaamde slapende jihadist uit Verviers.
En kijk naar Frankrijk. Op 20 november, een week na de aanslagen, moest ik in de gevangenis van Fresnes, in de banlieue van Parijs, een bezoek afleggen. Goed, ik weet ook wel dat de kans klein is dat een gevangenis het doelwit wordt van een terroristische aanval, maar dit had ik nog nooit meegemaakt. Een briefje van een rechter en mijn advocatenkaart, waarop ik zelf met plakband een foto heb geplakt en die je in vijf minuten kunt namaken, volstonden om binnen te raken.België heeft echt geen lessen te krijgen van andere landen, hoor.
Blijft het feit dat heel wat daders van de aanslagen in Parijs uit Molenbeek en andere Brusselse gemeenten komen.Dan scheelt er toch iets met Brussel, nee?
GALLANT: Maar het gaat vaak om mensen die onderlinge banden hebben. Een vriendengroep, eigenlijk, van niet meer dan een man of tien. Oké, je hebtook de passanten, die kortstondig in Molenbeek verblijven. Denk aan de verdachte van de mislukte aanslag op de Thalys, die in Molenbeek heeft gelogeerd, of aan Mehdi Nemmouche, de verdachte van de aanslag in het Joods Museum, die ook een tijdje in Molenbeek verbleef. Maar stel dat je sympathie hebt voor de IS en een aanslag wilt voorbereiden, dan ga je dat niet doen in de chicste gemeente van Brussel waar je aanwezigheid al na tien seconden wordt opgemerkt? Dan ga je naar een plek gaan waar je nauwelijks opvalt.Maar daaruit besluiten dat Molenbeek de Europese backoffice van het jihadisme is, lijkt me voorbarig.
U bent ook de raadsvrouw van de vader van Abdelhamid Abaaoud, die het brein achter de aanslagen in Parijs wordt genoemd en in Saint-Denis tijdens zijn arrestatie door de ordediensten werd gedood.
GALLANT: Het verbaast me dat men Abdelhamid Abaaoud consequent het brein van de aanslagen blijft noemen. Toenmalige vrienden van Abaaoud beschrijven hem als iemand zonder charisma, eerder een kruimeldief dan een gewiekste crimineel. Dat zo’n kleine delinquent, zonder veel uitstraling of vernuft, het brein van deze aanslag was, geloof ik niet. Neem nu dat schuiladres in Saint-Denis waar hij na de aanslagen is ondergedoken, een kraakpand van een nichtje dat aan de drugs zat. Dat is toch niet goed doordacht allemaal? En is het niet vreemd dat het zogenaamde brein van de aanslagen zelf aan de aanslagen deelneemt? Het brein van een organisatie zit meestal niet zelf in de vuurlinie.
Wat kunt u vandaag nog doen voor vader Abaaoud?
GALLANT: Ik probeer het stoffelijke overschot van zijn zoon, dat zich in Frankrijk bevindt, naar Marokko te laten overbrengen.Het zijn vooral de andere leden van de familie die daarop aandringen. De familie waardeerde het niet dat de vader zich burgerlijke partij stelde tegen zijn zoon, nadat die zijn jonge broer Younes had ontvoerd en meegenomen naar Syrië.Nu Abdelhamid is omgekomen, dringt de familie erop aan dat hij een correcte begrafenis krijgt, en daar ging de vader in mee. Een lastige zaak, hoor. De Franse autoriteiten doen moeilijk, en ik betwijfel of Marokko er erg happig op is om Abaaoud daar te laten begraven. Ik begeef me hier als strafpleiter op onbekend terrein.
Kunt u op grond van uw jarenlange ervaring zeggen welke jongeren radicaliseren?
GALLANT: Vreemd genoeg zijn het zelden jongeren die een uitgesproken religieuze opvoeding hebben gekregen. Dus geen kinderen van superstrenge ouders die elke dag naar de moskee moesten. Vaak zijn het jongeren die de islam pas op latere leeftijd via het internet ontdekken. Het gaat dikwijls om fragiele jongeren die op zoek zijn naar een identiteit en die diep vanbinnen denken dat ze nietsnutten zijn en nooit wat zullen bereiken in het leven. En dan is er ineens een roeping, de gewelddadige jihad, die hen toelaat om te bestaan. Eigenlijk zie je bij die geradicaliseerde jongeren een beetje hetzelfde mechanisme aan het werk als bij seriemoordenaars: hun daden zijn een manier om erkenning te krijgen.
Een andere factor die vaak de doorslag geeft, is een verblijf in de gevangenis. Dat helpt écht niet. In onze gevangenissen is er geen enkele vorm van preventie en kunnen ronselaars ongestoord hun gang gaan. De regering zegt nu wel dat ze grote inspanningen doet door iedereen die van terrorisme wordt verdacht aan een speciaal gevangenisregime te onderwerpen. Maar men vergeet dat jongeren die een straf uitzitten voor drugshandel of diefstal ook vaak radicaliseren. En omdat er totaal geen preventie is, vormen zij een gemakkelijke prooi voor mensen die hen beloven dat ze wel iets van hun leven kunnen maken. Als zo iemand, die in de gevangenis van zijn familie is afgesneden, die niet goed in zijn vel zit en die zich afvraagt wat hij wil doen als hij straks vrijkomt, opeens alle aandacht krijgt van een oudere kerel die hoger staat in de gevangenishiërarchie, dan krijgt zijn eigenwaarde een gigantische boost. Een heel verderfelijk proces, hoor.
Sommigen van uw confraters die Syriëgangers verdedigen, zijn politiek heel geëngageerd. Ze verstoppen nauwelijks hun sympathie voor het vermeende gevoel van onrecht dat Syriëstrijders drijft.
GALLANT: Ik weet het, ik ken ze. Maar ik hou me daar héél ver van. Ik ben een strafpleiter, strafrecht is mijn vak. Ik ben geen pasionaria die terroristen als halve vrijheidsstrijders wil opvoeren, en al evenmin een neurotische bourgeoismadam die zichzelf wat opwinding gunt door terroristen te verdedigen. In geen honderd jaar. Ik heb die terreurdossiers niet nodig, integendeel, ik twijfel soms of ik ze wel moet aanvaarden. Ik ben geen geëngageerd advocaat, en ik ben niet op zoek naar controverse of media-aandacht door het onverdedigbare te verdedigen.
Tot slot: u staat sinds jaar en dag als enige vrouw in lijstjes van de beste Brusselse strafpleiters. Is het soms lastig als vrouw in zo’n mannenwereld?
GALLANT: En of. Jarenlang werd ik aan de balie voor weinig meer dan een barbiepop aangezien. Het is een machomilieu. Ik was blond, had lang haar en maatje 36, en hield van leuke kleren dus ik viel op. Als ik cliënten had, dan was dat zogezegd omdat ze eens een knap meisje in de gevangenis op bezoek wilden. Als ik resultaten boekte, was dat omdat de rechter mij een plezier wilde doen. Het heeft jaren geduurd voordat die soort opmerkingen ophielden. Dus als sommigen mij nu vragen, na 23 jaar carrière en met een paar kilo’s en rimpels erbij, of ik moeite heb metouder worden, dan antwoord ik: verre van. Ik hoef me nu niet meer constant te verdedigen om mijn uiterlijk, dat in mijn vak haast een handicap was. Vandaag vergeten mijn cliënten dat ik een vrouw ben, ze komen voor de strafadvocaat. ‘U bent echt nergens bang van,’ zeggen ze mij vaak, ‘u hebt ballen.’ Ik beschouw dat als een compliment.
U werkt als een bezetene. Valt dat met een gezinsleven te combineren?
GALLANT: Eerlijk? Totáál niet. Mijn huwelijk is er niet tegen bestand gebleken.Mijn man rentenierde, hij was zakenman geweest. Hij trouwde met een advocate van 30 jaar die een mooi kabinet had uitgebouwd, maar hij hoopte wellicht dat ik al snel voor een luilekkerleventje zou kiezen. Bridge spelen, van het zwembad genieten, met hem de wereld rondreizen. Wat bleek? In de twaalf jaar dat we getrouwd waren, ben ik drie keer in het zwembad geweest, en als we dan toch eens voor een paar dagen op reis gingen, zat ik de hele tijd te bellen met cliënten.
Dat is allemaal niet dramatisch, het is een keuze die ik heb gemaakt. Maar van één ding heb ik wel spijt. Ik heb mijn zoon niet zien opgroeien. Zijn kinderjaren zijn compleet aan me voorbijgegaan. Nanny’s zorgden voor hem. Mama gaf hem een kus als ze ’s ochtends vroeg vertrok en ’s avonds laat weer thuiskwam. Maar ik moet hem dankbaar zijn, want hij neemt het me niet kwalijk. (lacht) Hij heeft gelukkig een stuk van de persoonlijkheid van zijn moeder geërfd: hij is heel individualistisch en zelfstandig, terwijl hij nog maar net 14 is. Nu gaat het prima tussen ons. Ik probeer de verloren tijd een beetje goed te maken.
DOOR HAN RENARD, FOTO’S FRANKY VERDICKT
‘Ik ben heel rationeel. Als ik de harten van de jury in een assisenzaak moet raken, ben ik op mijn zwakst. Maar als ik een dossier moet ontleden, ben ik ijzersterk.’
‘Dat Abaaoud, een kleine delinquent zonder veel uitstraling of vernuft, het brein van de aanslag in Parijs was, geloof ik niet.’