Op 1 mei breidt de Europese Unie uit met tien nieuwe lidstaten. Daarbij doemt het schrikbeeld op van bedrijven die productie en banen naar het goedkopere Centraal-Europa overbrengen. VBO-voorzitter Luc Vansteenkiste sust de gemoederen. Maar toch: ‘We zullen 20 jaar met die angst moeten leven.’
Praag, begin februari. Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR) heeft zijn diplomaten in Centraal- en Oost-Europa in de Tsjechische hoofdstad samengeroepen voor een conferentie over de uitbreiding van de Unie. Wat mag België van de nieuwe lidstaten verwachten? De uiteenzetting van Luc Vansteenkiste (57) maakt indruk. De voorzitter van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) kent de regio als weinig anderen. Zijn bedrijf, de producent van polyurethaan Recticel, maakte al begin jaren negentig de strategische keuze om in Centraal-Europa te investeren.
Recticel heeft nu 26 vestigingen in de regio – Vansteenkiste heeft zich de stap nog geen moment beklaagd. Hij weet ook vrij zeker dat het niet zo’n vaart loopt met het aantal Belgische bedrijven dat zich opmaakt om te ‘delokaliseren’ – om productie en werkgelegenheid naar het goedkope Centraal-Europa over te brengen. ‘Om te beginnen, verdient een begrip zoals delokalisering verduidelijking’, zegt hij. ‘Recticel is veertien jaar in Oost-Europa actief, en we hebben pas dit jaar een bedrijf echt gedelokaliseerd. Ter wille van de concurrentie is een fabriek van Duitsland naar Tsjechië verhuisd. Maar alle andere bedrijven werden gebouwd om een stap te zetten op de lokale markt, of om onze klanten te volgen.’
De Belgische bedrijven staan dus niet aan het loket van het VBO aan te schuiven om naar Centraal-Europa te verhuizen?
luc VANSTEENKISTE: Nee, ze staan niet aan te schuiven. Belgische bedrijven zijn geen grote weglopers. Wie niet onder druk komt, vertrekt niet gemakkelijk. Niet meer dan eenderde van de Belgische bedrijven heeft een productiefiliaal in het buitenland, en dat is niet veel.
Toch is de angst groot dat bedrijven na 1 mei op grote schaal de deuren zullen sluiten, om ze in Centraal-Europa weer te openen.
VANSTEENKISTE: Ik geloof dat verhaal niet. Naar mijn gevoel zal het aantal bedrijven dat verkast van nu af aan zelfs verminderen. Het hangt ook af van wat je maakt. Bedrijven die arbeidsintensief werken en een product maken dat gemakkelijk kan worden gekopieerd en verplaatst, zullen blijven verhuizen. Gewoon omdat ze meer dan andere ondernemingen met concurrentie te maken krijgen. Een argument is ook de houding van sommige vakbonden. Zeker in Duitsland is het hondsmoeilijk om een bedrijf te sluiten. Onze ervaring daarmee is zo traumatisch dat we hebben beslist om nooit nog een bedrijf in Duitsland op te bouwen. Maar zoals ik al zei: de meeste mensen die ik ken en die in Hongarije, Polen, Tsjechië of Roemenië hebben geïnvesteerd, hebben die stap gezet in het vooruitzicht van een groei van de lokale koopkracht.
De uitbreiding van de EU is dus een zegen voor onze economie, en geen vloek?
VANSTEENKISTE: Mijn ervaring is dat bedrijven die in Centraal-Europa hebben geïnvesteerd het ook hier beter doen, dan bedrijven die een andere keuze hebben gemaakt. Ze zagen daar een winstpotentieel dat hun hele groep goed uitkomt. Ook de vakbonden bevestigen dat er in bedrijven met vestigingen in Centraal-Europa minder sociale problemen zijn dan in bedrijven die de stap naar het Oosten niet hebben gezet. Anderzijds: het is ook niet mogelijk om alles vast te pinnen. Er zal industrie verdwijnen, maar er zal andere voor in de plaats komen.
U gelooft niet in de stelling van professor Paul De Grauwe, die de industrie helemaal uit België ziet verdwijnen?
VANSTEENKISTE: Nee. Het is waar dat de tewerkstelling in de industrie is gedaald, maar dat wil niet zeggen dat de industriële activiteit op zichzelf is verminderd. Het bedrijfsrestaurant hoorde vroeger bij het bedrijf. Nu is dat een dienst die door een gespecialiseerd bedrijf wordt geleverd. Op die manier kan er een verkeerd beeld ontstaan.
U gelooft dus ook niet in het verhaal dat België uitsluitend een diensteneconomie wordt?
VANSTEENKISTE: Ik geloof niet in het Washington van Europa, dat ons soms wordt voorgespiegeld. Je kunt een land zoals België niet draaiende houden met een diensteneconomie alleen. Belangrijker dan Oost-Europa lijkt me hoe we ons positioneren tegenover Nederland, Duitsland en Frankrijk. Toen Portugal lid werd van wat toen de Europese Gemeenschap was, lagen de lonen er op 20 procent van bij ons. Dat hebben we ook overleefd. Ik geloof dus niet dat onze industrie kapotgaat, maar we moeten wel lessen trekken uit de manier waarop we omgaan met solidariteit. Ik heb net bij Recticel duizend banen geschrapt, dat was niet prettig. We hebben de werknemers in verschillende bedrijven aangeboden om een afgesproken loonsverhoging te schrappen, in ruil voor de banen die op de helling stonden. Het antwoord was duidelijk: de loonsverhoging gaat door.
U bedoelt dat u op een andere manier naar solidariteit kijkt dan de vakbonden?
VANSTEENKISTE: Dat was toch niet het soort solidariteit dat je op zo’n moment zou verwachten. Om het Europese sociale systeem betaalbaar te houden, moet het wellicht worden aangepast. Kijk naar wat er nu gebeurt: drie jaar van mindere economische groei zorgen voor grote problemen. De vakbonden willen ons stelsel in Centraal-Europa overplanten. Ik vrees dat het daar dan ook na twee jaar van stagnatie in elkaar klapt. Ik wil ons sociale model overeind houden. Ik ben geen voorstander van het Amerikaanse systeem – dat is het andere uiterste. Maar misschien kan er in Centraal-Europa een stelsel groeien dat minder gevoelig is voor economische bewegingen. En misschien kan dat dan ook voor een stuk in West-Europa worden overgenomen.
Een argument om naar Centraal-Europa te verhuizen, kan ook zijn dat de vakbonden er alsnog zwakker georganiseerd zijn.
VANSTEENKISTE: Dat klopt. Anderzijds: ze hebben onze rijkdom gezien en ze willen daar naartoe werken. Dat is een normale reactie.
Wie een BMW heeft gezien, heeft niet meer genoeg aan een Trabantje.
VANSTEENKISTE: Er wordt in Centraal-Europa op dezelfde manier gewerkt als bij ons dertig, veertig jaar geleden. Met dezelfde motivatie. Mensen hebben er geen probleem mee om twee uur langer te werken. Er zijn ook geen vakbonden, die zeggen dat die beslissing eerst aan de ondernemingsraad moet worden voorgelegd. Bij ons wordt de flexibiliteit van ondernemingen dikwijls gefnuikt. Het zal altijd zo zijn dat sommige mensen overuren willen doen en andere niet. De vakbondszijde vraagt dat wij flexibel zijn en akkoord gaan met deeltijds werk, tijdskrediet, en zo meer. Om de mensen toe te laten om hun leven comfortabel te organiseren. Maar als wij om flexibiliteit vragen, moet het langs de ondernemingsraad en kan het zeker niet op individuele basis. De bonden willen controle houden.
In Centraal-Europa is dat geen probleem.
VANSTEENKISTE: Nee. Geeft dat aanleiding tot misbruiken? In mijn fabrieken niet, maar bij anderen misschien wel. Ik kan daar moeilijk over oordelen. Maar flexibiliteit kan een manier zijn om ondernemingen door een moeilijke tijd te helpen. De klant stelt van langsom meer eisen. Klanten vragen steeds meer geïndividualiseerde producten. Dat is veel moeilijker te organiseren. Daar is flexibiliteit voor nodig, anders ga je kapot.
Flexibiliteit is een bijzonder beladen woord geworden.
VANSTEENKISTE: Zo zijn er wel meer woorden. Delokalisering. Het sociale Europa. Solidariteit. Diensteneconomie. Wie weet nog wat er precies wordt mee bedoeld? Maar ik herhaal: een diensteneconomie zal ons niet redden. Wijlen John Cordier zei altijd: ‘Ik vind iets uit en zes maanden later is het gekopieerd – terwijl wat Telindus maakt bezwaarlijk tot de klassieke industrie kan worden gerekend.’
Een ander beladen woord is: loonkost. Verhuizen bedrijven naar de nieuwe landen omdat het er goedkoper is?
VANSTEENKISTE: Dat is wat ze in de eerste plaats aantrekt. Maar toch ook de lokale markt. Op het gevaar af dat ik in herhaling val: Recticel heeft 26 bedrijven in Centraal-Europa en die werken allemaal voor de lokale markt – een enkel geval niet te na gesproken, toen we een belangrijke klant naar het Oosten moesten volgen. Dat was de Duitse meubelindustrie. Toen die uit Duitsland vertrok, moesten we mee. Maar de producten die we daar maken, blijven ter plaatse. Die zijn te volumineus om ze over een grote afstand te vervoeren. Recticel is ook een toeleverancier voor de auto-industrie. We produceerden in Tsjechië eerst voor Skoda, maar we zien nu dat de ene autoproducent na de andere zich in Oost-Europa vestigt. Voor de lage loonkost? Jazeker. Maar vervangt dat banen in West-Europa? Ik denk het niet.
Toch is dat net de angst van de mensen.
VANSTEENKISTE: Daar zullen we 15, 20 jaar moeten mee leven. Toen ik mijn eerste bedrijf kocht in Oost-Duitsland, bedroeg de loonkost er 20 procent, in vergelijking met die in West-Duitsland. Pas op, zeiden ze toen, want over drie jaar zal dat al 80 procent zijn. Vandaag, veertien jaar later, is het nog altijd maar 50 procent. De kloof wordt heel traag smaller.
Zwak georganiseerde vakbonden, lage loonkost, minder strenge milieuvoorschriften: tel uit je winst. De verleiding om een bedrijf naar Centraal-Europa te verplaatsen, moet toch groot zijn?
VANSTEENKISTE: Als die redenering klopt, waarom zijn we de voorbije 15 jaar dan niet al onze industrie kwijtgespeeld?
Wat hebben wij in vergelijking daarmee te bieden?
VANSTEENKISTE: Veel. Vraag aan de Zweeds-Finse papierfabrikant Storaenso maar waarom hij in de Gentse kanaalzone investeert. Hij heeft nochtans een locatie in Polen grondig onderzocht. Waarom verhuis ik mijn researchcentrum niet naar Tsjechië? Voor je daar iets hebt opgebouwd, hebben ze hun achterstand ingehaald. De talenkennis, het aanpassingsvermogen, onze logistieke capaciteiten. Er zijn redenen genoeg om hier te blijven.
De loonkost is dus niet altijd zo’n probleem?
VANSTEENKISTE: Hoge lonen leiden tot investeringen die lonen vervangen. Dat heet daarna productiviteit. In de jaren tachtig zag ik in Amerika tot mijn verrassing dat er in onze bedrijven weinig automatisering was. Ik vroeg: ‘Waarom werken jullie met die oude machines?’ Het bleek niet de moeite om ze te vervangen, omdat arbeid zo goedkoop was. Wij hebben geautomatiseerd om de loonkost te compenseren. Daarom hebben we zo’n grote productiviteit.
Leve de hoge loonkost!
VANSTEENKISTE: Neen! Het geld dat wij in robotten hebben gestoken, is in Amerika naar innovatie en onderzoek gegaan. We zullen onze loonkost nooit kunnen laten zakken tot op het niveau van Oost-Europa. Niemand wil ons sociale systeem helemaal afbreken – er kan alleen een beetje aan de rand worden geknabbeld. Maar er kan bij de opbouw van Oost-Europa misschien goed over worden nagedacht hoe het hier met een beetje minder kan.
U zegt nu eigenlijk: ook in de economie geldt de wet van de communicerende vaten.
VANSTEENKISTE: Precies. Er zijn geen zevenendertig manieren om ons systeem betaalbaar te houden – tenzij de economie blijft groeien. En hoe bereik je dat? Door het te vragen aan Verhofstadt? Nee, door te innoveren. Ik kan er niet genoeg op hameren dat de subsidiepolitiek in ons land niet is aangepast aan het gros van onze ondernemingen. We hebben te veel kleine ondernemingen, en te weinig grote. Ik heb het er al vaak met Philippe Busquin (Europees commissaris voor Onderzoek – nvdr.) over gehad: de meeste Belgische kmo’s slagen er niet in om Europese subsidies los te weken voor innovatie. Zelfs voor een groot bedrijf als Recticel is het niet altijd gemakkelijk. De Belgische regering heeft nu wel beloofd om het fiscaal statuut van onderzoekers in de privé-sector aantrekkelijker te maken, maar die belofte moet nog in wetten worden omgezet.
Nog even terug naar de uitbreiding van de Europese Unie. Mensen zijn niet alleen bang dat onze bedrijven naar het oosten verhuizen, ze zijn ook bang voor de komst van horden Poolse en Tsjechische arbeiders. Is die angst gegrond?
VANSTEENKISTE: Ik denk het niet. Het VBO heeft daarover een studie laten maken door een werkgroep onder leiding van professor Sylvain Plasschaert, en daaruit blijkt dat mensen toch altijd eerst proberen in hun eigen land aan de bak te komen. Dat geldt zelfs voor een land als Polen, met zijn hoge werkloosheid. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat er een massale volksverhuizing op gang zal komen.
Maar zonder al die Poolse poetsvrouwen zou in Brussel toch de builenpest uitbreken?
VANSTEENKISTE: Dat is een ander verhaal – dan heb je het over halve slavenarbeid. Persoonlijk heb ik daar een groot probleem mee, maar het is natuurlijk een sociaal gegeven, waar je je ogen niet kunt voor sluiten.
Veel demografen zeggen dat we het zonder migratie niet redden.
VANSTEENKISTE: Ze hebben gelijk. Het probleem is alleen dat mensen daar vaak zo emotioneel op reageren. Hoe maak je immigratie sociaal acceptabel? Misschien moeten we ons spiegelen aan de Amerikanen, die met contingentering werken: je kunt niet iedereen binnenlaten. Maar je kunt ook niet absolute rijkdom naast absolute armoede laten bestaan. Een voorbeeld: ik zal nooit vergeten hoe Recticel in de jaren negentig een bedrijf in Oost-Duitsland kocht. Toen we dat bedrijf gemoderniseerd hadden, kochten we ook nog een bedrijf in Polen. En in plaats van de Poolse ingenieurs die daar werkten in België op te leiden, lieten we ze stage lopen in onze Oost-Duitse fabriek. Die mensen zijn ’s nachts in hun hotel van hun bed getild en in elkaar geslagen door Oost-Duitsers die bang waren dat ze hun job kwamen inpikken. Je kunt kiezen: ofwel los je dat soort problemen op een verstandige manier op, ofwel zul je constant in angst en beven moeten leven, met muren om je heen.
Verwacht u niet te veel van de Europese politiek?
VANSTEENKISTE: Ik moet toegeven dat ik op dit moment mijn hart vasthoud. Op de radio hoorde ik een oude Litouwer, die nog tegen de Russen gevochten had en daarvoor in de gevangenis had gezeten, zeggen: ‘We kunnen niet anders dan lid worden van de Europese Unie, want anders komen de Russen terug. Maar Brussel staat even ver van onze dagelijkse problemen af als Moskou.’ Ik begrijp wat die man bedoelt. Als ik naar Europa kijk, zie ik enkele tienduizenden bureaucraten, maar geen echte sterke politieke macht. Dat verontrust mij. Vroeger hadden ondernemers een groot vertrouwen in Europa – Europa zou het wel oplossen! – maar dat klimaat is helemaal omgeslagen. Onder het mom van harmonisering zien we nu een lawine van wetten en regels op ons afkomen. En daar zit veel onzin bij.
Verwacht u veel heil van een nieuwe Europese grondwet?
VANSTEENKISTE: Die is nog niet voor morgen natuurlijk. Het echte probleem van de Europese Unie blijft dat al die politieke leiders nationaal verkozen moeten worden: ze zullen altijd afgerekend worden op wat ze in eigen land voor elkaar hebben gekregen. De mensen redeneren, zoals Bill Clinton ooit zei: it’s the economy, stupid! De vragen die hen interesseren zijn: heb ik werk of heb ik geen werk, krijg ik de kans om mij te ontplooien, lopen mijn kinderen op straat? Maar de politici hebben nog nauwelijks grip op dit soort dingen. Ze proberen het Europese bestel te omzeilen: Europese maatregelen zullen ze alleen accepteren als het in hun eigen straatje past. Dat leidt tot een hoop gezeur. We zijn het in Europa eindeloos met elkaar oneens. In de Verenigde Staten ligt dat anders: je kunt de Amerikanen veel verwijten, maar ze hebben respect voor het centrale bestuur.
U hebt altijd gepleit voor een verankering van Belgische bedrijven, al is dat voor u geen kwestie van kapitaal, maar van bedrijfscultuur. Wordt de ‘Belgische cultuur’ van Interbrew bedreigd als het bedrijf naar Luxemburg zou verhuizen?
VANSTEENKISTE: Het hangt er van af wát men precies zou verhuizen. Als ze in Luxemburg alleen een coördinatiecentrum neerpoten, zal er niets veranderen. Maar de vraag is natuurlijk of er nog een Interbrewcultuur bestaat zoals die vroeger bestond. Interbrew is geen puur Belgisch bedrijf meer. Ik ken het dossier niet tot in de finesses, maar ik kan me voorstellen dat de Braziliaanse partner de vraag heeft gesteld of het geen voordelen zou hebben de zetel naar Luxemburg te verhuizen. Bovendien: Luxemburg is het oerwoud niet.
Is het gezond dat politici als Jean-Luc Dehaene bestuurder zijn bij grote bedrijven?
VANSTEENKISTE: Ik heb nog met Gaston Geens in een raad van bestuur gezeten. Ik maak meneer Dehaene nog mee bij Telindus. Ik moet toegeven dat die politici daar zinnige dingen vertellen: ze kijken anders tegen de dingen aan dan wij, zoals een marketeer ook een andere invalshoek heeft dan een ingenieur. Dat is positief. Maar zelf zou ik als politicus niet in een raad van bestuur gaan zitten zolang ik nog politiek actief ben. Ik ben er ook geen voorstander van bestuurders stock options te geven. Doe dat niet! Breng bestuurders niet in de verleiding beslissingen te nemen omdat ze er persoonlijk voordeel bij hebben.
Men moet de kat niet bij de melk zetten.
VANSTEENKISTE: Voilà! Iedere schijn van belangenvermenging moet vermeden worden. Niemand is met dit soort discussies gediend.
Wat viert u straks op 1 mei?
VANSTEENKISTE: Diep in mijn hart: toch maar de uitbreiding van Europa. Ik vind de totstandkoming van een verenigd Europa nog altijd een prachtige droom. Mijn mensen bij Recticel vragen mij soms om in China of in Brazilië te investeren. Maar dat zijn culturen die ver van ons afliggen. Veel bedrijven trokken vroeger naar Amerika en mislukten daar, terwijl we toch Engels spreken en dachten dat we er dezelfde ondernemingscultuur zouden vinden. Ik werk liever in mijn achtertuin, en daar hoort – ondanks de taalverschillen – ook Centraal-Europa toe. Ik ben, om August Vermeylen te parafraseren, West-Vlaming om Europeaan te blijven.
Door Piet Piryns en Hubert van Humbeeck
‘Er zal industrie verdwijnen, maar er zal andere voor in de plaats komen.’
‘Veertien jaar geleden bedroeg de loonkost in Oost-Duitsland 20 procent van bij ons. Nu nog altijd maar 50 procent.’