‘Belgen beseffen vanzelf dat niets is wat het lijkt’

TERRY GILLIAM 'Ik ben een surfer die veel geluk heeft gehad.' © TOM VERBRUGGEN

Een zesde van Monty Python is in het land: Terry Gilliam regisseert in de opera’s van Gent en Antwerpen La Damnation de Faust van Hector Berlioz. ‘Ieder land is in staat tot genialiteit, maar ook tot horror. Wat zeg ik, niet alleen ieder land, ieder mens. Daarover gaat mijn Faust.’

Soms verslagen, maar nooit uitgeteld, dat is het verhaal van Terry Gilliam. Tussen twee filmprojecten door maakt de nu 72-jarige regisseur een zijsprong naar de wereld van de opera. En opnieuw brouwt hij iets wat alleen maar omschreven kan worden als vintage Gilliam. Hij brengt het Faustverhaal van Hector Berlioz over naar de eerste helft van de twintigste eeuw, culminerend in de Holocaust. ‘Zo kon ik twee extra lagen over het zo al sterke verhaal leggen. Twee invalshoeken die deze Faust nog net iets interessanter maken’, vertelt Gilliam, Pernod in de hand op een zonnig terras in Antwerpen. ‘Om te beginnen kan ik zo mijn fascinatie met de Duitse cultuur botvieren. Er zijn mensen, ongeïnformeerde idioten, die Duitsland saai vinden. Daar klopt niets van: de interessantste muziek, kunst en literatuur van de vroege twintigste eeuw is daar te vinden. En toch is net die hoogstaande cultuur amper enkele jaren later volledig ontspoord. Dat is thema één. Thema twee is: die wonde ligt eigenlijk nog altijd open, vreemd genoeg. Telkens wanneer ik naar Duitsland ga, merk ik dat de mensen zich schamen voor wat toen is gebeurd. Zelfs twintigjarigen, die uiteraard onmogelijk schuld hebben aan die gruwel. Het is nog steeds iets waar Duitsers zich heel ongemakkelijk over voelen.’

Om uit werk van een Monty Pythoncollega te citeren: don’t mention the war.

Terry Gilliam:You should mention the war and say you weren’t there. Het was je grootvader, misschien zelfs je vader, maar waarom zou jij je verontschuldigen voor iets waar je niks mee te maken hebt? De psychologie daarachter intrigeert me. Men draagt de geschiedenis van een heel land mee als collectief boetekleed. En dat is zeker niet iets exclusief Duits. Ik durf te wedden dat het in België niet anders is. Jullie Leopold II heeft enkele van de mooiste gebouwen op aarde laten maken, maar we weten ook dat de man een andere kant had. Wordt er nog over hem gepraat?

Amper.

Gilliam: Wel, dat is fout. Leeft er vandaag nog één Belg die schuld treft voor wat honderd jaar geleden in Congo is gebeurd? Ieder land is in staat tot genialiteit, maar ook tot horror. Wat zeg ik, niet alleen ieder land, ieder mens. Daarover gaat mijn Faust.

Wat trok u aan in een opera die…

Gilliam: Show, beste man, show! Ik doe shows, geen opera.

U houdt niet van die term?

Gilliam: Opera klinkt zwaar en belangrijk en ik hou niet van de conventies die dat woord oproept. Aangezien ik mij van die conventies vanzelfsprekend geen fluit heb aangetrokken, is het sowieso passender om het een show te noemen.

Als Faust niet net op het juiste moment was gekomen, toen ik in de put zat na weer een filmproject dat met een sisser afliep, dan was ik er nooit aan begonnen. Maar zodra ik de uitdaging had aanvaard, vond ik wel dat ik all the way moest gaan. Ik heb mezelf verplicht in ijltempo een operakenner te worden: maandenlang dweilde ik de operahuizen af, ik zag alle klassiekers. Wel, ik hield er niet van. Of nee, dat moet ik nuanceren: mijn oren genoten, operamuziek is fantastisch, maar ik ergerde me blauw aan de opvoering zelf. In de meeste opera’s wordt prachtig gezongen maar vreselijk geacteerd. En de mise-en-scène is helemaal een drama. Of men doet raar om raar te doen, zonder dat iemand begrijpt waarom, of de regisseur werkt net heel slaafs en zegt met een voor mij onbegrijpelijke trots dat het ‘net als in 1846’ werd opgevoerd! Dat is natuurlijk de grootst mogelijke onzin, want het publiek is anders dan honderdvijftig jaar geleden.

Opera heeft z’n eigen wetten. Je kunt er niet zomaar kokosnoten tegen elkaar klotsen en doen alsof je een paard berijdt.

Gilliam: Wel, dat wou ik nu net wél. Het moest mijn opvoering worden, maar uiteraard met respect voor het verhaal. Mijn Faust blijft in essentie de Faust van Berlioz, alleen heb ik hier en daar de betekenis van de scène of de muziek aangepast. Ik heb zelfs, als ultieme heiligschennis, 42 seconden uit de score geknipt. Dat is mijn achtergrond als regisseur: als iets niet werkt, dan belandt het zonder pardon op de montagevloer.

Zit er veel surrealisme in, toch uw handelsmerk?

Gilliam: Opvallend weinig, nu ik eraan denk. Maar deze productie leende er zich niet toe en dan heb ik er ook geen probleem mee om mijn stokpaardjes terzijde te schuiven. Surrealisme mág, graag zelfs, maar moet nooit. Je wou het nu over België hebben zeker? ( lacht)

Dat was inderdaad mijn bruggetje, ja.

Gilliam: België heeft mij altijd gefascineerd. Hoe komt het dat een land, dat zeker niet tot de meest creatieve of spannende wordt gerekend, toch de grootste surrealisten heeft voortgebracht? Mensen met een haast grenzeloze verbeelding zoals René Magritte en James Ensor? Ik vertel waarschijnlijk niks nieuws, maar het moet te maken hebben met die meertaligheid, met die status van tussenland. Als Belg voel je van nature aan dat identiteit iets vluchtigs is. Dan besef je vanzelf dat niets is wat het lijkt.

U situeert uw Faust in de eerste helft van de twintigste eeuw, maar het verhaal zelf is natuurlijk veel ouder. Zijn we gedoemd de geschiedenis altijd te herhalen?

Gilliam: Ja. Opnieuw en opnieuw. Dat komt omdat we de neiging hebben minder fraaie episodes te begraven in een vertelseltje dat het verleden simplificeert. Zo stellen we onszelf gerust, denken we dat we niet meer vatbaar zijn voor de gruwel van toen. Dat is natuurlijk erg naïef, zoals de geschiedenis keer op keer bewijst. Wist je bijvoorbeeld dat tijdens de Eerste Wereldoorlog in geen enkel leger meer Joden vochten dan in het Duitse? De Holocaust stond echt niet in de sterren geschreven. Vandaar ook dat de Joden er totaal door verrast waren: ze geloofden letterlijk niet wat hen overkwam. Klink ik nu als een professor? ( lacht) Nochtans allemaal opgestoken van Wikipedia.

Wordt het een grappige show?

Gilliam: Ik vrees van niet. ( lacht) Er zit humor in, maar van de donkere soort. Het is een wrang lachen, een grijns om de gruwel. Het is, om een cliché te gebruiken, een show met een lach en een traan die de grote thema’s van het leven aansnijdt. Maar dan zonder zichzelf overdreven ernstig te nemen.

Er zitten scènes in die op het eerste gezicht aan Monty Python doen denken. Ik heb bijvoorbeeld de Kristallnacht gecombineerd met tapdans. Ik weet dat dit erg als Springtime for Hitler uit The Producers klinkt: iets vreselijks heel absurd maken. Maar dat is niet het effect dat ik hier wil bereiken. Die tapdans is een scène die het publiek moet doen huiveren. Een vrolijk dansje terwijl in de achtergrond de gruwel zich aankondigt.

Had u Faust ook in het hier en nu kunnen situeren? Om horror en wanhoop te vinden hoef je niet ver te zoeken.

Gilliam: Het zou zeker kunnen. Tenminste, ik zie niet in waarom niet. Dat had in ieder geval een totaal andere show opgeleverd. Weet je, veel journalisten vragen me: waarom verbind je nu in godsnaam het Faustverhaal met de Holocaust? Vanwaar die gedachtesprong? Wel, ik moet toegeven dat ik het zelf niet weet. Ik had een gek idee en het werkte. Wanneer je al zolang in de business zit als ik, dan besef je dat je heel dankbaar moet zijn wanneer iets werkt en dat je vooral niet moet gaan zitten analyseren waaróm het werkt.

Wat ik leerde uit de persmap: Johann Georg Faust heeft echt bestaan. Hij was een rondreizende kunstenmaker en alchimist. Een oplichter, werd gezegd.

Gilliam: Echt? Meen je dat? Maar dat verandert alles! ( lacht) O, waarom is Knack niet langsgekomen vóór ik aan dit gekke project begon? En een kunstenaar-oplichter, zeg je. Nu klinkt hij wel heel erg als Baron von Münchhausen.

Ik wilde het net zeggen.

Gilliam: Faust is een interessant personage. Hij heeft veel kwaliteiten die je kunt bewonderen: hij is ijverig, nieuwsgierig in de goeie betekenis, een man met ambitie die de wereld een betere plek wil maken. En toch wint hij je sympathie niet. Nee, de aandacht gaat automatisch naar Mephistopheles, de verleider, de verpersoonlijking van het onbeschaamde kwaad. Mephistopheles steelt de show en is oneindig aantrekkelijker dan Faust. Dat zegt wel wat over de menselijke natuur en dat is een van de redenen waarom dit verhaal mij zo inspireerde.

Hebt u overwogen om Mephistopheles op te voeren als Adolf Hitler? Of was dat te controversieel?

Gilliam: Controverse heeft mij nooit afgeschrikt. ( grinnikt) Nee, ik moet toegeven dat ik het zelfs niet overwogen heb. Het idee spreekt me sowieso niet aan. Hitler is zo saai. Ik zie in hem geen enkele emotie, behalve de absolute zekerheid van het eigen gelijk. Hij was een gevaarlijke gek die de omstandigheden mee had, maar als personage is hij helemaal niet interessant. Het is letterlijk onmogelijk om je met die man te identificeren. Terwijl mijn Mephistopheles een slechterik is die je geen keus laat: je hebt er automatisch sympathie voor.

Wat was Hitler uiteindelijk meer dan een gefrustreerde schilder, een man die zijn echte ambities nooit zou waarmaken? Laat dat een goede les zijn voor onze maatschappij: frustreer nooit een schilder.

Tekent u zelf nog?

Gilliam: Af en toe een verjaardagskaart voor iemand die me na aan het hart ligt, meer niet. Dat is een van de nadelen van in de entertainmentindustrie te werken: ik kom te vaak in contact met mensen die meer talent hebben dan ik. Gelukkig is films maken niet alleen een kwestie van talent, maar ook van doorzettingsvermogen, geduld en een onstuitbaar zelfvertrouwen. Zo kan ik toch nog af en toe zelf het verschil maken.

Wie of wat brengt u tegenwoordig aan het lachen?

Gilliam: Ken je de Amerikaanse tekenfilmserie Family Guy? Zo grof en onbeschaamd, met voorsprong het grappigste wat er momenteel wordt gemaakt. Net wat wij in de jaren zeventig deden met Python: tonen dat de wereld echt niet zo volmaakt is als ze je willen laten geloven. En daar dan erg luid mee lachen, uiteraard.

Wat ik vreemd vind in uw biografie: uitgerekend in 1967 verliet u Californië voor Europa. U vertrok vlak voor de summer of love, een periode die nu gezien wordt als één groot hoogtepunt van creativiteit.

Gilliam: Wel, dat is een misvatting. In 1966 swingde Californië, tóén was het een stimulerende plek. Maar in 1967 voelde je al dat het feestje stilaan voorbij was. Al wat daarna kwam, was in feite een commerciële recyclage van dat ene creatieve jaar. Nee, ik ben precies op tijd naar Londen gegaan, toen dat met The Beatles de scepter overnam. Eind jaren zestig hielden ook zij ermee op, net op tijd voor Monty Python’s Flying Circus om het gat te vullen. ( lacht) In het leven komt het er vaak op aan om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn en ik heb in mijn jonge jaren altijd gestaan waar de golf van creativiteit aanspoelde. Ik ben een surfer die veel geluk heeft gehad.

Tussen de Faustrepetities door vliegt u naar Roemenië, waar u The Zero Theorem inblikt, een nieuwe langspeelfilm.

Gilliam: Het gaat over een man die wacht op een telefoontje dat zijn leven zin zal geven. Klinkt vaag, hè? Een van de redenen waarom ik er zo mee in mijn nopjes ben: niemand zal weten welke richting het uitgaat, wat het des te makkelijker maakt om het publiek een enorme uppercut te verkopen. Christoph Waltz speelt de hoofdrol.

Een acteur die bekend werd door zijn rol als onweerstaanbare nazi, een sympathieke slechterik.

Gilliam: Een volbloed Mephistopheles, ja. Er zijn er heel wat, als je weet hoe je ze moet zoeken. ( lacht).

LA DAMNATION DE FAUST (EEN COPRODUCTIE MET DE ENGLISH NATIONAL OPERA IN LONDEN EN HET TEATRO MASSIMO IN PALERMO) SPEELT OP 16, 19, 21 EN 23 SEPTEMBER IN GENT EN OP 3, 5, 7, 9, 12 EN 14 OKTOBER IN ANTWERPEN. MEER INFORMATIE VIA WWW.VLAAMSEOPERA.BE.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘In de meeste opera’s wordt prachtig gezongen maar vreselijk geacteerd. En de mise-en-scène is helemaal een drama.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content