De goudprijs zakt naar een historisch dieptepunt. Het wordt nooit meer zoals voorheen, vrezen de markten. Hoe komt dat dan wel ?

Wie goud in zijn kluis heeft steken, verarmt al slapend. Munten, staven, aandelen in goudmijnen, participaties in goudfondsen, goudrekeningen en goudcertificaten verliezen aan waarde. In de gelambriseerde kamer van de Rothschildbank in Londen, zweet het half dozijn handelaars, dat twee keer daags de wereldgoudprijs fixt, van miserie. De jongste weken bleven ze verscheidene keren onder de 320 dollar per ons de eenheidsmaat troy ounce van 31,1035 gram goud. Dat is de richtprijs voor de zowat vijfhonderd man die de wereldgoudhandel controleren. Die hoeven er zich niet aan te houden, maar doen het meestal wel. Tenzij de machtige Arabische soeks er anders over beslissen.

De goudprijs ligt nu onder de historische bodem van 330 dollar per ons. De eerste klap kwam van de Australische centrale bank. De ?bovengrondse producent? verkocht 167 ton van zijn goudreserves, goed zeven procent van de totale jaarlijkse mijnproductie (2.350 ton nieuw goud in 1996). De Amerikaanse cijfers, die aantoonden dat er geen inflatiegevaar bestaat de traditionele stimulans voor het goud , kwamen zo mogelijk nog harder aan. Speculanten vluchtten met gescheurde broek uit de goudmarkt, wat de prijs verder doet tuimelen.

Het goud is nu bijna 60 dollar per ons goedkoper dan in het begin van het jaar. Sedert twaalf jaar lag de prijs niet meer zo laag. In februari 1980 noteerde het goud met 875 dollar zijn absoluut hoogtepunt. Het zal nooit meer glanzen als voorheen, voorspellen nu de analisten. Die goeroes uit instituten als de gezaghebbende Gold Field Mineral Services en beroemde firma’s als T. Hoare & Co maken overigens geen beste beurt. Begin dit jaar voorspelden ze nog een volgehouden rally tot ver over de 420 dollar. De optimisten onder hen mikken nu op 300 dollar, de pessimisten zakken naar 250.

Het edelmetaal goud, dat niet roest, is niet echt nuttig. Het beurt zijn waarde uit zijn schaarsheid en zijn glans. Terloops : moderne goudmijnen halen nog steeds niet meer dan enkele gram goud uit een ton erts. Twee of drie gram is veeleer de regel dan de uitzondering. Sedert de prehistorie is goud echter algemeen aanvaard als waardemeter en betaalmiddel. Zijn status verkeert nu in crisis. Roest goud toch ? In elk geval, als belegging levert het nu bijna jaar na jaar een negatief rendement op.

De recente gebeurtenissen verlenen de goudcrisis een spectaculair uitzicht. Maar de beweging is al langer bezig. Al was 1996 geen slecht jaar, zeker niet voor de mijnaandelen. De achteruitgang heeft diepe oorzaken. Goud is een dode belegging. Ze brengt geen rente op, de winst moet komen uit de stijgende waarde ervan en uit de zekerheid. Het gele metaal heeft de reputatie zijn waarde te behouden, terwijl geld koopkracht verliest in devaluaties en bij inflatie. Het beschermt tegen monetaire chaos. Maar die is grotendeels uit de wereld gewerkt. Van een devaluatie lagen de Amerikanen nooit wakker en Europa beschermt er zich tegen met zijn wisselkoersafspraken en straks met de euro. De wereldeconomie heeft de inflatie grotendeels onder controle. En zonder inflatie is goud als beleggingsinstrument niet echt nuttig meer.

GLUREN NAAR EUROPA

In geval van politieke conflicten en oorlogen is goud een veilige vluchthaven. Het behoudt zijn waarde en is discreet transporteerbaar. De hoge prijs van begin 1980 viel samen met de gijzeling van het Amerikaans ambassadepersoneel in de Iraanse hoofdstad Teheran. Tijdens de Golfoorlog toonden de beleggers zich bang. Hun vlucht in het goud stuwde de prijs omhoog. Gezien de huidige vraag, schept de internationale toestand meer vertrouwen. Ook het ineenstorten van het communistische systeem, het wegvallen van het ?rode gevaar?, heeft de goudprijs geen goed gedaan.

Vraag en aanbod op de wereldmarkt geraakten grondig verstoord door het opduiken van nieuwe ?producenten?, de centrale banken. Zij hebben naar schatting 35.000 ton van de totale bovengrondse wereldvoorraad van 127.000 in hun kluizen. Maar die schat is niet meer zo hoognodig. Het geld is al lang niet meer door goudreserves gedekt. En sedert het ineenstorten van het internationaal financieel stelsel van Bretton Woods (1968-1997) speelt het metaal geen rol meer in het internationaal monetair systeem. Het goud verloor zijn vaste prijs. Net als andere grondstoffen is het onderhevig aan de wet van vraag en aanbod.

De invloedrijke centrale banken van de Verenigde Staten, Duitsland en Zwitserland wijzigenden hun goudbeleid. Het Internationaal Monetair Fonds verkoopt goud om de armste ontwikkelingslanden bij te springen. De nieuwe Europese Centrale Bank van de Economische en Monetaire Unie (EMU) zal minder goud in reserve nemen dan de deelnemende lidstaten ter beschikking hebben. Ze zal zelfs minder reserves nodig hebben. Gewoon omdat veel van de huidige buitenlandse handel van de lidstaten interne EMU-handel wordt. Dat maakt de markt zenuwachtig : hoeveel goud gooien Europa’s centrale banken op de markt ? Bangelijk zitten investeerders en speculanten te gluren naar Europa, dat niets over zijn toekomstige goudpolitiek vertelt. Een groot aanbod kan de prijs ontredderen. En net nu verkoopt, aan de andere kant van de wereld, de Reserve Bank of Australia tweederde van haar goudvoorraad. Duidelijker vertellen dat het edelmetaal veel minder nuttig is dan rentende deviezenreserves is moeilijk denkbaar.

België en Nederland verkochten de voorbije tien jaar elk zowat 700 ton goud. Dat had minder met vertrouwen in de schat te maken dan met het verminderen van de staatsschuld. De Nationale Bank van België verkocht vorig jaar nog voor een meerwaarde van 222 miljard frank (ook Luxemburg kreeg als partner in de Belgisch-Luxemburgse Monetaire Unie zijn deel). De regering gebruikte de meerwaarde ter aflossing van de buitenlandse schuld. Straks mag (moet ?) de Nationale Bank nog meer verkopen, zij het een beetje gecamoufleerd : vanaf 1999 tien procent van haar reserves ; maximum twee procent per jaar, onder de vorm van verzamelaars- en herdenkingsmunten.

SCHAT IN FORT KNOX

De Nationale Bank van gouverneur Alfons Verplaetse heeft een goudreserve van 180.000 kilogram goud. Daar steekt maar een klein deel van in de kluizen aan de Brusselse de Berlaimontlaan. Naar verluidt slechts enkele tientallen kilogram. Waar het waardevolle metaal zich bevindt, koestert de bank als een staatsgeheim. Een deel is al overgebracht naar het Europees Monetair Instituut in Frankfurt, de voorloper van de Europese Centrale Bank. Waarschijnlijk ligt een ander deel in Londen. Maar de meeste staven bevinden zich ongewtijfeld in Fort Knox, de zwaar bewaakte Amerikaanse militaire basis in Kentucky, waar het grootste deel van de goudeigendom van de centrale banken opgestapeld ligt.

Net als de Australische Reserve, heeft de Duitse Bundesbank de jongste weken het vertrouwen in het goud flink geschonden. Zij het op een heel andere manier. In tegenstelling tot de meeste Europese centrale banken, inbegrepen de Belgische, boekt de Bundesbank haar goudreserve tegen de historische aankoopprijs. In werkelijkheid is die berg gele staven veel meer waard. Dat heeft Duits minister van Financiën Theo Waigel ook ontdekt. Hij probeerde, naar het voorbeeld van onder meer België, die meerwaarde op te vorderen om het begrotingstekort te dichten. Duitsland haalt immers moeilijk de drieprocentnorm (van Maastricht) inzake begrotingstekort. De centrale bankiers van Frankfurt konden de aanval voorlopig afslaan. Dit jaar herwaarderen ze, volgend jaar krijgt de regering het geld. Daarmee onderstreepten ze hun autonomie en verdedigden zij het vertrouwen in de toekomstige euro. Maar de boodschap voor de goudmarkt luidde : nergens meer veilig.

In de industrie is goud, in tegenstelling tot zilver, geen erg gezochte grondstof. Alleen de elektronica maakt er enig gebruik van. Als beroepsgroep zijn de tandartsen de belangrijkste goudconsumenten. Afgezien van de juweliers, die de belangrijkste afnemers zijn van het niet-belegde goud. Azië is de sterkste motor onder de fysieke goudhandel, India is ’s werelds grootste koper, China staat op plaats drie. Geen Europees land prijkt in de toptien van de goudjuwelenkopers. Aziaten beleggen niet in goud. Ze kopen gouden armbanden, halskettingen en munten in de steden zijn de goudwinkeltjes er ontelbaar. Het gouden juweel heeft er een heel andere functie dan in Europa en Amerika. Het is niet in de eerste plaats een juweel, het vormt een pensioen, een verzekering tegen inflatie, tegen oorlog en ander onheil.

De jongste jaren zorgde Azië voor een stevige groei in de goudhandel. Wat onder meer een gevolg was van de stijgende koopkracht van de bevolking. Vorig jaar ging er nog 1.166 ton heen. Maar de motor begint langzamer te draaien. Vooreerst wegens de saturatie van de koopkrachtige consumenten de welvaartsverdeling is er niet gelijk gespreid. En ook omdat platina nu goud beconcurreert. Maar vooral omdat de economische ontwikkeling in tal van Aziatische landen beleggers en spaarders naar andere financiële instrumenten stuurt. Aandelen, obligaties, beleggingsfondsen en dergelijke renderen daar, net als in Europa en Amerika beter dan het goud.

ZUID-AFRIKA BOEKT VERLIES

Met een goudprijs die schommelt rond de 320 dollar per ons geraken tal van goudmijnen in moeilijkheden. Vooral in Zuid-Afrika dat zijn quasi-monopolie verloor, maar nog altijd ’s werelds belangrijkste goudproducerende land is, met wereldberoemde reuzen als Anglo American. Met 495 ton leverde het land van Nelson Mandela vorig jaar een klein kwart van alle nieuwe goud. Daar is nu alarm geslagen. Ten gevolge van de prijscrisis is 55 procent van de productie in het land verlieslatend. Randgold kondigde aan de Benoni-goudmijn te sluiten. Driefontein en Harmony overwegen eveneens schachten te verlaten. De crisis kan er 50.000 banen kosten, volgend op de afname van de werkgelegenheid van 550.000 tot 350.000 in de jongste tien jaar. (Verscheidene Zuid-Afrikaanse mijnen noteren op de Brusselse beurs, die met goudwaarden een reputatie heeft, onder meer Freegold, Vaal Reefs en West Deep).

In het traditionele goudmijnland verkeerden vele ondernemingen al in slechte financiële papieren. De voorraden van de oude mijnen geraken uitgeput. Ze moeten er steeds dieper graven en dus duurder werken. Het nieuwe erts bevat minder goud en nog steeds kampt Zuid-Afrika met de gebrekkige scholing van zijn zwarte arbeiders. Om hun financiële problemen te verzachten, lenen de mijnen tegen rente goud bij de centrale banken dat ze verkopen op de contantmarkt. En ze betalen de banken terug met vers opgedolven edelmetaal. Andere verkopen bij voorbaat hun op te delven goud en die financieringstechnieken vallen zwaar tegen als de goudprijs blijft dalen.

Zuid-Afrika en Rusland waren vroeger de dominerende goudproducenten. Zuid-Afrika heeft veel van zijn glans verloren, de Russische productie is zo goed als ineengestort. Rusland beschikt over enkele van de grootste goudbekkens ter wereld, maar het beschikt niet over de middelen om erin te investeren en houdt buitenlandse kandidaten op een afstand. De goudproductie is nu globaal. Canada en Australië graven al langer, de Latijns-Amerikaanse productie kent een boom, kleinere landen in Afrika als Mali, Ghana, Tanzania en Guinee gaan met de hulp van de grote multinationale producenten in de goudwinning, Amerika ontwikkelde zich tot de tweede goudproducent en in Zuidoost-Azië komt tegen de eeuwwisseling ongetwijfeld een goldrush op gang.

Die ?versnippering? bedreigt de vrij gecentraliseerde internationale goudhandel. Ze kan de geordende markten hinderen en de prijzen ontredderen. Bijvoorbeeld als de Russische maffioso het goud niet langer behoeven en de productie op de wereld slijten. Maar dat zal velen een zorg wezen. De wereldeconomie draait niet op goud.

Guido Despiegelaere

Centrale banken zijn nu goudproducenten : zij verkopen hun staven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content