Premier Jean-Luc Dehaene begint aan de opmaak van een nieuwe begroting. Dat heeft voorrang op de werkgelegenheid.
SEDERT DE OLIEKRISIS begin van de jaren zeventig heeft geen regering nagelaten te zeuren over de onevenwichtige staatsbegroting. Door de ekonomische konjunktuurgolven heen, kreeg het land besparingsplannen, programmawetten, krisispakketten en als voorlopig laatste in de rij een globaal plan opgelegd. Niettemin klom de staatsschuld ongeremd tot de schande van tienduizend miljard frank, een rekord in de industriële wereld. Dat is 135 procent van het bruto binnenlands produkt (BBP) of de volledige opbrengst van zestien maanden produktie van goederen en diensten van heel het land. Eén frank op vijf van alles wat de overheid uitgeeft, de sociale uitkeringen inbegrepen, gaat naar betaling van rente op die schuld.
Eerste-minister Jean-Luc Dehaene (CVP) begint deze week aan “zijn” rijksmiddelenbegroting 1996. Over de ik-vorm die de “grote gids” gretig gebruikt, maken zijn ministers nu al grapjes. De Waalse socialisten ergeren zich over de bezetenheid waarmee de premier zich vastklampt aan de strenge Europese begrotingsnorm van Maastricht. De Vlaamse socialisten vrezen dat hij te pragmatisch in de sociale uitkeringen wil sabelen. En blijkbaar zal Dehaene niet aarzelen om over lange belastingtenen in zijn eigen partij te marsjeren.
Sommige koalitiepartners doen daar nu aarzelend over, maar de Maastrichtnorm ligt in het regeerakkoord verankerd. De partijvoorzitters ondertekenden zelfs mee een nieuwe begrotingsnorm, die niets anders betekent dan volgehouden besparingen tot 1999. Het weze duidelijk, de sanering van de overheidsfinanciën en niet de werkgelegenheid is prioriteit nummer één van Dehaene II. De premier gaat op het elan van zijn eerste regering door. De opeenvolgende besparingsmaatregelen van Dehaene I waren op drie jaar goed voor vierhonderd miljard frank. Zestig procent daarvan bestond uit nieuwe inkomsten. Maar de staatsschuld begint zachtjes weg te smelten.
Elke ekonoom van enige naam heeft kritiek op de Maastrichtnormen. En vele politici vragen zich af waarom het zo nodig is volgend jaar zware financiële inspanningen te leveren om het toegangsticket te halen voor de Europese muntunie, waarvan de invoering tot de eeuwwisseling is uitgesteld. Omdat ten eerste, Jean-Luc Dehaene, geakkrediteerd “Europees leider”, daar verantwoording over aflegt bij zijn kollega’s Europese staatshoofden en regeringsleiders. En omdat, ten tweede, ooit orde moet komen in het staatshuishouden. Onder druk van de zware rentelast zijn ministers immers bespaarders zonder mogelijkheden tot beleid. De krammikkige toestand van het gerechtelijk apparaat en de verkommering van steden en wegennet bewijzen dat jammerlijk.
DRIE PROCENT.
Kortom, de begroting 1996 zal die zijn met de Maastrichtnorm. Zoniet volgt een politieke krisis (met regeringswissel ?). Het tekort op de begroting, in het jargon netto te financieren saldo, mag niet groter zijn dan drie procent van het bruto binnenlands produkt. Voor 1995 vertonen de rekeningen nog een tekort van een kleine vijf procent. De drie-procentnorm kost dus een flink “globaal plan II” de premier verzet zich nu al tegen het gebruik van die besmette term.
Hoeveel pijn doet de sanering volgend jaar ? De regeringsleden houden de tanden op mekaar. De Hoge Raad voor Financiën advizeerde voor de zomer een inspanning van 105 miljard frank ; 40 miljard op de gewone federale begroting, 45 miljard in de sociale zekerheid en 20 miljard bij de gewesten en de gemeenschappen. Dehaene korrigeerde : “de inspanning is groter dan verwacht en niet te onderschatten. “
De ekonomie valt immers tegen. Het gaat lang niet zo goed als verwacht, in de hele industriële wereld niet. De konjunktuurbarometer van de Nationale Bank wijst op een tanend vertrouwen van de ondernemers in de ekonomische toekomst. De gezinnen, die nieuwe belastingen verwachten en werkloosheid vrezen, lopen met hun centen sneller naar de bank dan naar de winkel een kleine twintig frank van elke honderd frank inkomen wordt opzij gezet. Dat stimuleert de ekonomie niet, het blijvend hoog aantal faillissementen van handelszaken is er het gevolg van. Te vrezen valt dat de lage inflatie veeleer op ziekte dan op gezondheid wijst. Ze is het gevolg van het uitvallen van de konsumptie.
De Nationale Bank schroefde de ekonomische groeiverwachten omlaag van 2,8 naar 2,3 procent. Wat betekent dat de overheid minder belastingen en sociale bijdragen mag verwachten en meer uitkeringen voor werkloosheid gepresenteerd krijgt. Die ekonomische tegenvaller kan een bijkomende inspanning van dertig miljard frank kosten. Waardoor de saneringsfaktuur bij de begroting 1996 tot een respektabel totaal van om de 130 miljard frank zal schommelen.
Een stuk minder besparen om te vermijden dat de ekonomie verder vertraagt, is in die omstandigheden een veel gehoord ekonomisch antwoord. Politici willen dat graag geloven. Maar goeverneur Fons Verplaetse van de Nationale Bank weet wanneer hij Dehaene een ruggesteuntje moet geven. Hij liet een onschuldig ogende studie van een stagiair uitlekken om de politieke wereld te berichten dat een verdere sanering van de overheidsfinanciën de ekonomie geen schade berokkent. De Belgen zullen gewoon wat minder sparen. En eigenlijk maakt het, volgens de studie, niets uit of het grote begrotingspakket nu uit nieuwe lasten dan wel uit besparingen bestaat. Wat dus moest bewezen worden.
BELASTINGPANIEK.
In de politieke wereld heerst enige belastingpaniek. De totale fiskale en parafiskale druk steeg afgelopen jaar met 0,80 procent tot 46,50 procent van het bruto nationaal produkt, wat minder is dan bij de eeuwige “beste van de klas” Nederland (47 procent), maar meer dan in Frankrijk en Duitsland. In vergelijking met de buurlanden wegen in België vooral de direkte belastingen zwaar, terwijl de sociale bijdragen lager liggen. De zwaardere belastingdruk is overigens niet alleen een gevolg van belastingverhogingen, maar ook van scherpere fraudebestrijding.
Vooral de CVP is allergisch voor nieuwe fiskale maatregelen. Vice-premier en minister van Begroting Herman Van Rompuy werpt zich op als de verdediger van de belastingbetaler. Nieuwe lasten mogen er alleen komen als tot het uiterste is bespaard. “Het vuurwerk van 21 juli misschien, ” gniffelde SP-voorzitter Louis Tobback, aldus bewijzend dat niet alle regeringspartijen een beetje lastenverhoging ongenegen zijn. Maar zelfs Van Rompuy voorziet in een terugplooipositie : zonder nieuwe maatregelen daalt de fiskale en parafiskale druk dit en volgend jaar samen met 0,4 procent van het BNP, met goed 35 miljard frank dus. Dat laat al een marge open. De premier zelf maakte al uit dat “een gelijkblijvende fiskale en parafiskale druk” niet hetzelfde is als een fiskale stop.
Een echte tegenvaller voor de regering is dat Europa wel normen van Maastricht heeft, maar geen eensgezindheid kan vinden over een milieubelasting. De gedroomde CO2-taks was een van de laatste fiskale vaatjes waaruit nog met politiek fatsoen kon worden getapt. Niet dat de bezorgdheid om het broeikaseffekt groot is, maar de nieuwe belasting had tot honderd miljard kunnen opbrengen. Nu de anderen in Europa niet meedoen, kan de regering onmogelijk de ondernemingen in België zo’n last opleggen die het konkurrentievermogen verzwakt. (Trouwens, Europa bereikte evenmin een consensus over de harmonizering van de belasting op de opbrengsten van spaargeld en kapitaal).
Waar komt het verse geld dan vandaan ? Alleen vice-premier en minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) deed een konkreet voorstel : een gecamoufleerde krisisbelasting. Zijn algemene sociale bijdrage (ASB) zou drie chaotisch naast mekaar bestaande krisisheffingen vervangen (de aanvullende krisisbelasting, de solidariteitsbijdrage voor gepensioneerden en de biezondere bijdrage voor de sociale zekerheid). De ASB treft bovendien alle inkomens : die uit arbeid, vervangingsinkomens, bedrijfswinsten, onroerende inkomens en opbrengsten uit kapitaal. De vereenvoudiging en de rechtvaardige veralgemening ogen aantrekkelijk. Ware het niet dat vooral een verhoogde opbrengst (voor de sociale zekerheid) de doelstelling is. De vice-premier rekent op 68 miljard. Tegenstanders zullen aanvoeren dat de ASB alleen het “bekende geld” treft en herinneren zich nog uit een vorige besparingsronde dat zelfs een matigingsbijdrage voor zelfstandigen niet inbaar was.
KAPITAALVLUCHT.
SP-voorzitter Tobback ging in het ideologisch arsenaal zoeken : een vermogensbelasting. Maar eigenlijk was dat geen voorstel, maar een waarschuwing aan zijn koalitiegenoten die te gaarne aan de sociale zekerheid knabbelen. VUB-professor Jef Vuchelen berekende dat een vermogensbelasting van een half procentje voor meer dan 180.000 Belgische gezinnen die meer dan 20 miljoen frank rijk zijn ongeveer 59 miljard frank oplevert. Herman Van Rompuy trok alweer de grote registers open om te waarschuwen dat die belasting, die in de meeste omringende landen bestaat, inbegrepen in de fiskale paradijzen Luxemburg en Zwitserland, het risicodragend kapitaal en de investeringen ontmoedigt en dus gevaarlijk is voor de werkgelegenheid.
Zijn partijgenoot Dehaene ziet het een stuk realistischer. “Het frustreert dat ik van de inkomsten uit roerend vermogen geen billijke bijdrage kan vragen. ” Verhoging van de belasting op rente-opbrengsten (van 13,4 naar 15 procent) zou in zijn ogen vooral kapitaalvlucht veroorzaken. Blijft nog over, de verhoging van de BTW. Noodgedwongen, want die belasting treft hoe dan ook de laagste inkomens en staat haaks op het principe van progressieve belasting.
Besparingen in het staatshuishouden zijn kwasi onmogelijk geworden. Voor de uitgaven geldt immers een reële nul-groei ze stijgen alleen met de index mee. De Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen en de Regie voor Maritiem Transport zijn twee belastinggeld-vreters. De begrotingsminister kondigde aan dat daar nu eens iets serieus zal mee gebeuren. Ook ligt nog wat geld van privatizering van overheidsbedrijven in het verschiet.
Tenslotte en eigenlijk is dat prioritair vormt de sociale zekerheid bij de begrotingsronde 1996 een knelpunt van formaat. De meerkost in de sociale-zekerheidsuitgaven zal het stelsel zelf moeten opbrengen of uitsparen. Het eerste staat haaks op het beleid van de verlaging van de loonkosten (sociale bijdragen), het tweede botst op politieke weerstand. Tobback leert dat besparen op werkloosheidsuitkeringen, bijvoorbeeld, een inlevering is voor een bepaalde groep en dus een selektieve belasting. Voor hem is dat ondenkbaar en PS-voorzitter Philippe Busquin spreekt hem niet tegen.
Later op de maand start de regering het overleg met de vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemers over een meerjarenplan voor de werkgelegenheid. Ze zijn door de premier al gewaarschuwd : de financiële marges voor grote werkgelegenheidsplannen zijn eng.
Intussen evolueren de werkloosheidscijfers slecht en zijn de resultaten van de dure banenplannen frustrerend. Dat hoeft niet te verbazen. Bij het uitdenken van de Maastrichtnormen in 1992 voorspelde het Internationaal Muntfonds in een geheim rapport dat de besparingsplannen in de Europese landen tot grotere werkloosheid zouden leiden. De politici vermoedden toen niet dat de werkloosheid zo groot zou worden en beseften niet dat zij er machteloos tegenover zouden staan. De Europese muntunie wordt nooit een populair feest.
Guido Despiegelaere
Jean-Luc Dehaene maakt beloften aan Europese staatshoofden en regeringsleiders waar.