BEESTENBOEL

Dirk Draulans © Cheese! photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de bosrietzanger.

Elk jaar legt een massa vogels twee keer een grote afstand af tussen tijdelijke broedgebieden in het noorden en geschikte overwintergebieden in het zuiden. De najaarstrek is nu volop aan de gang. Die verplaatsing leidt tot verliezen, en in het zuiden is de competitie onder vogels intenser. Maar de voordelen voor de voortplanting compenseren die nadelen.

Systematisch onderzoek naar de vogeltrek begon in 1899. Dat jaar plooide de Deense onderwijzer Hans Mortensen voor het eerst aluminium ringen met informatie (eerst een adres, later een nummer) rond de poten van een aantal vogels. Hij hoopte dat de vondst van geringde dieren hem meer over hun verplaatsingen zou leren. In de twintigste eeuw werd dat systeem geprofessionaliseerd. Vandaag coördineren nationale instanties het vogelringwerk meestal. Bij ons is dat het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Vogelringers proberen zo veel mogelijk resultaten uit hun inspanningen te halen. Een nieuwigheid zijn de constant effort studies: altijd dezelfde ringers ringen jaar na jaar op dezelfde plek met dezelfde netten en hetzelfde protocol. Door het ringen te standaardiseren, houden ze het aantal variabelen onder controle. Dat is nodig als je voor populatieonderzoek de gegevens van vele jaren wilt vergelijken.

In ons land is die tijdrovende aanpak nog niet zo populair als in Groot-Brittannië en Nederland. Er zijn maar een paar sites actief, waarvan één langs de Antwerpse haven in Kallo. Al zeven jaar, telkens van april tot augustus, plaatst Tim Audenaert van het Agentschap voor Natuur en Bos er samen met twee collega’s bijna elk weekend drie lange vogelnetten in een bosje en een rietkraag langs de Schelde, nog voor het ochtendkrieken. Zo hopen ze zicht te krijgen op schommelingen in populaties van trek- en broedvogels. Audenaerts lieveling is de bosrietzanger, een aan de karekiet verwante soort die meer van struiken houdt dan de pure rietvogels en die een uitbundige zang laat horen.

‘De bosrietzanger is de laatste trekvogel die in de lente aankomt en de eerste die na het broedseizoen weer vertrekt’, vertelt de vogelringer. ‘Hij blijft maar zeven weken in ons land. Daarna begint hij aan een tocht van ongeveer elfduizend kilometer via de Balkan en de Bosporus naar landen als Malawi en Mozambique in Zuidoost-Afrika. Die legt hij in twee fasen af: tijdens een lange tussenstop in Ethiopië doet hij krachten op.’

Er zijn aanwijzingen dat sommige bosrietzangers een heel specifieke route volgen. Audenaert en zijn collega’s vingen dezelfde bosrietzanger vier jaar na elkaar binnen een straal van 20 meter van dezelfde plek. Dat illustreert hoe de dieren routine ontwikkelen in hun trekbeweging. Ze profiteren van hun onderweg vergaarde kennis om de risico’s te beperken.

In de timing van de vier vangsten zat wel een speling van een tweetal weken, mogelijk vanwege de weersomstandigheden waarmee het dier op zijn reis te maken kreeg. Zulke vragen kun je onderzoeken als je voldoende gegevens verzameld hebt. Na tien jaar onafgebroken inspanningen willen Audenaert en co. met hun analyse beginnen. In de hoop nieuwe mysteries van de vogeltrek te kunnen ontrafelen.

De bosrietzanger reist ongeveer 11.000 kilometer om bij ons te komen broeden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content