‘China speelt een veel actievere rol in de wereldeconomie dan velen denken’, zegt Nobelprijswinnaar Joseph E. Stiglitz. Daarnaast ontwikkelt hij een nieuw systeem om economische groei te meten.
Al jaren zegt Joseph E. Stiglitz, Nobelprijswinnaar voor de Economie in 2001, dat de dollar als internationale reservemunt heeft afgedaan. Vandaag krijgt hij eindelijk gehoor. ‘Een efficiënte reservemunt moet stabiel zijn. Sinds enige tijd blijkt duidelijk dat de dollar dat niet is’, betoogt Stiglitz. ‘De financiële crisis heeft dat idee nog versterkt. De Amerikaanse centrale bank weet niet wat te doen en is erg bezorgd over de inflatie en de impact ervan op de dollar. Ook de Chinezen zijn erg ongerust. Ze zien dat het fout loopt met sommige van hun investeringen in de Verenigde Staten. Ze vrezen dat ze voor niets gewerkt hebben en dat de 2 triljoen dollar (2 miljardmaal miljard) aan reserves die ze hebben bijeengespaard door de inflatie in rook zal opgaan.’
Kan de euro die leemte niet helpen opvullen?
Joseph stiglitz: Een monetair reservesysteem met twee munten zou nog onstabieler zijn. Het zou de volatiliteit nog meer verhogen, want investeerders zouden in en uit de dollar of de euro stappen naarmate de waarde ervan stijgt of daalt.
U stelde de Verenigde Naties onlangs een nieuw monetair reservesysteem voor. Hoe zou dat moeten werken?
stiglitz: Het zou ondersteund worden door de verdubbeling van de speciale trekkingsrechten van het Internationaal Monetair Fonds voor landen in nood – een maatregel die al is goedgekeurd. Uit die trekkingsrechten kunnen landen 42,8 miljard dollar aan fondsen halen. Eerder dan hun fondsen in dollarreserves te investeren, zouden ze op die manier geld ter beschikking hebben om uit te geven en niet om op te slaan.
Zal de steun van China om een nieuw monetair reservesysteem in te voeren tot een agressievere economische wereldpolitiek leiden?
stiglitz: Weinigen hebben het opgemerkt, maar China speelt al sinds geruime tijd een veel actievere rol in de wereldeconomie. Kijk naar hun steun aan Afrika, en hun poging om de mijnbouwgroep Rio Tinto op te kopen. Maar sinds kort halen ze ook bijna alle Wereldbankcontracten in Afrika binnen. Ze zijn zeer competitief, maar ze gaan zo te werk dat ze de VS niet verontrusten. Die zien China immers als een concurrent, iets waar de Chinezen zelf zeer weinig last van hebben.
Hoe doet de Chinese economie het op dit moment?
stiglitz: Ik denk dat ze de zaken goed onder controle hebben. Hun pakket aan stimuleringsmaatregelen is veel omvattender dan het Amerikaanse. Problemen met de financiële markten kennen ze niet.
In Frankrijk werkt u, samen met de regering-Sarkozy, aan een nieuwe manier om de economische groei te meten, waarbij de impact van het onderwijs en gezondheidszorg mee in kaart worden gebracht. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
stiglitz: Het bruto binnenlands product dat we nu als maatstaf voor de groei hanteren, is misleidend. Ik geef twee voorbeelden. De VS spenderen heel wat geld aan gezondheidszorg, maar de resultaten ervan in termen van levensverwachting en van ziektecijfers zijn veel minder positief dan die in sommige Europese landen. Toch verhogen de uitgaven het globale cijfer van het bruto binnenlands product, terwijl een deel van de gezondheidsuitgaven maar weinig resultaten oplevert. Een ander voorbeeld: Amerika telt het hoogste percentage gevangenen van alle ontwikkelde landen. Dat is een symptoom van een disfunctionele maatschappij. Maar ook dat zijn uitgaven die het bbp verhogen.
Vandaar dat we op zoek zijn naar een methode die dergelijke negatieve elementen kan isoleren, en tegelijk de positieve resultaten van het onderwijs en gezondheidszorg mee in rekening kan brengen. Het is een tijdrovende oefening, maar ze kan het debat over een duurzame economische groei op gang brengen.
Is het Europese welvaartsmodel volgens u beter geschikt om de economische noden van dit moment op te vangen?
stiglitz: Heel zeker. Het sociale vangnet in Europa geeft de mensen een veilig gevoel, waardoor het kan fungeren als een economische stimulans die mensen aanmoedigt om te blijven uitgeven en minder te sparen.
© Newsweek