In de Europese propaganda vanuit Brussel heet het dat de EU-uitbreiding alleen geweldige voordelen biedt: economische groei, politieke stabiliteit, vrede. Niet iedereen is daar zo zeker van. ‘Deze uitbreiding is niet te vergelijken met de vorige’, stelt politicoloog Otto Holman.

Op 1 mei 2004 weerklinkt in de hele Europese Unie een luide big bang: tien nieuwe lidstaten treden in een klap toe. De kans dat u daar zelf echt iets van ondervindt, is evenwel klein. Want hoewel het volgens een inmiddels afgezaagde riedel om een ‘belangrijk scharniermoment in de Europese geschiedenis’ gaat, is de uitbreiding voor de meeste Europese burgers een nogal artificieel en ongrijpbaar gebeuren.

Behalve landbouwers en ondernemers hebben totnogtoe weinig Euro-peanen ook maar iets gemerkt van een op til zijnde uitbreiding. Dat is op zich al vreemd: je weet dat je getuige bent van iets heel belangrijks, maar je kunt niets zien en je weet niet waar je wel moet kijken. De meeste aanwijzingen voor de op til zijnde geschiedschrijving moest je in de tijd voor 1 mei vooral vinden op die artificiële wereld die internet heet.

En zoals vaker is ook de ‘historische’ datum – in dit geval 1 mei 2004 – relatief. Want ook nu zal ‘het’ uiteindelijk niet op 1 mei 2004 gebeurd zijn, maar al eerder. Bijvoorbeeld in december 1997, toen de Europese leiders tijdens een top in Luxemburg principieel beslisten dat de EU groeistuipen mocht krijgen. En in april 2003 tekenden tien Oost- en Centraal-Europese landen (Estland, Letland, Litouwen, Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Cyprus, Malta, Slovenië) én de vijftien bestaande EU-landen het toetredingsverdrag. Dat ging overigens niet zonder slag of stoot. De tien moesten voldoen aan allerlei economische en politieke voorwaarden (de criteria van Kopenhagen) en ze moesten de Europese wetgeving overnemen (het acquis communautaire). Kortom: ze moeten voortaan een stabiele democratie en rechtsstaat zijn, de mensenrechten respecteren, minderheden beschermen en een functionerende markteconomie hebben.

De Europese Commissie ziet alleen maar voordelen. Er komt meer politieke stabiliteit, welvaart en vrede. Handel drijven met en investeren in de EU zal alleen maar eenvoudiger worden, dankzij dezelfde handelsregels, dezelfde tarieven en administratieve procedures. Per 1 mei zijn liefst 455 miljoen mensen uit 25 verschillende landen voortaan één grote en samenhangende Europese familie. De oppervlakte van de EU groeit met 34 procent en met 105 miljoen zielen.

We moeten open en ruimdenkend zijn bij dit soort politieke processen, stellen Europese voluntaristen als premier Guy Verhofstadt (VLD). In het jongste nummer van Deng klinkt dat zo: ‘Kijk, naar de uitbreiding van de EU: bij sommige mensen doemt het schrikbeeld op van de horden uit Oost- en Centraal-Europa die ons gaan overspoelen, ons werk afpakken en op onze kosten leven. Terwijl de realiteit is dat er onder onze ogen, op dit eigenste moment een continent wordt gecreëerd van 455 miljoen Europeanen, met een enorme diversiteit, met fantastische tradities en een geweldig groeipotentieel. De nieuwe lidstaten en hun inwoners gaan daar beter van worden, maar wij ook. De ervaringen uit het verleden tonen dat aan: landen als Spanje, Portugal, Griekenland en Ierland hebben dankzij hun aansluiting bij de Unie een geweldige ontwikkeling gekend, en wij profiteren daar mee van. Daarom vind ik Europa zo’n mooi verhaal: landen, regio’s bevolkingsgroepen die achtergebleven zijn, mensen die het kwaad hebben, worden meegezogen in onze dynamiek en werkelijk opgestuwd in de vaart der volkeren.’

10 miljard euro

Helaas, sprookjes bestaan niet. Euroforie is ongepast en een meer realistisch uitgangspunt voor de tijd na 1 mei 2004 is: alle hens aan dek, alert blijven en zorgen dat het Europese sprookje geen nachtmerrie wordt. Dat zegt althans professor Otto Holman, hoofddocent politicologie aan de universiteit van Amsterdam. Hij stelt dat de uitbreiding van de Europese Unie risicovoller is dan we denken. Holman doet al jaren vergelijkend onderzoek naar de verschillende Europese uitbreidingen. Volgens hem valt de huidige toetreding – in weerwil van wat Verhofstadt zegt – volstrekt niet te vergelijken met de vier vorige expansies (1973, 1981, 1986, 1995). In de Nederlandse krant NRC Handelsblad wees de politicoloog eerder al drie grote verschillen tussen 1 mei 2004 en vorige uitbreidingen aan.

Ten eerste is er het economische welvaartspeil: ‘Ierland was beslist niet rijk toen het erbij kwam (in 1973, nvdr.), en dat gold bij de zuidwaartse uitbreiding ook voor Griekenland (1981), Spanje en Portugal (beide 1986). Maar de kloof die de Oost-Europese landen moeten overbruggen, overtreft alles. Spanje zat destijds zo’n dertig procent onder het gemiddelde Europese inkomen. Nu zitten alle Oost-Europese landen, op Slovenië na, ruimschoots onder de helft van het EU-gemiddelde. Spanje was voor de toetreding al een eeuw gewend aan de kapitalistische omgangsvormen en kende een goed ontwikkeld nationaal ondernemerschap. Vergelijk dat met Polen, waar na 1989 niet alleen een politieke transitie moest plaatsvinden, maar ook een omschakeling van een staatseconomie naar een markteconomie. In alle Oost-Europese landen heeft dat als gevolg gehad dat de meest aantrekkelijke onderdelen van de staatsbedrijven verkocht zijn aan het buitenland. Er heeft een massale uitverkoop plaatsgevonden. Die liberalisering is mede onder druk van de EU tot stand gekomen. In sommige gevallen gebruikten lokale politici de toetreding tot de Unie als excuus om de hervormingen door te voeren.’

De Europese Commissie blijft intussen optimistisch. Volgens recent onderzoek van de Commissie levert EU-lidmaatschap de nieuwe landen een jaarlijkse economische groei van 1,3 tot 2,1 procent op en de ‘oude leden’ een groei van 0,7 procent. Er werden in de aanloop naar de laatste EU-uitbreiding vele economische studies uitgevoerd om kosten en baten tegen elkaar te kunnen afwegen. Een studie uit 1997 van het Centre for Economic Policy Research schatte dat zelfs volgens het meest conservatieve scenario de uitbreiding de vijftien ‘oude’ EU-landen 10 miljard euro zou opbrengen, en de nieuwe lidstaten maar liefst 23 miljard.

Pijnlijk

Het tweede verschil dat Holman vaststelt, is dat de Europese Unie – haar instellingen, machtsverhoudingen en wetgevend kader – intussen zélf erg is veranderd. ‘Ten tijde van de toetreding van Ierland, Spanje en Portugal was er nog niet zoveel bereikt op Europees terrein. De trein waar die landen op moesten springen, reed veel langzamer dan nu. Bovendien is de sprintsnelheid van de huidige aspirant-lidstaten veel geringer. De aansluiting van de Zuid-Europese dictaturen bij de EU was wat dat betreft gemakkelijker. Het vrije ondernemerschap had er zijn intrede al gedaan voordat de kolonels en generaals werden gewipt.’

Ten derde signaleert Holman in de vijftien ‘oude’ EU-landen meer terughoudendheid tegenover de nieuwelingen als bij eerdere uitbreidingen. ‘Dat lijkt paradoxaal tegen de achtergrond van de vele mooie woorden over vrede, veiligheid en stabiliteit. Maar terwijl de achterstanden groter en de toelatingseisen strenger werden, nam ook nog eens de bereidheid af om ruimhartig steun te verlenen. Zo genereus als destijds Griekenland, Spanje en Portugal werden bedeeld met Brusselse landbouw- en regiosteun, zo bekaaid komen nu de Midden- en Oost-Europese toetreders er af.’ Het is inderdaad zo dat de EU met name op het vlak van landbouwsteun al jaren bezuinigt en hervormt omdat de uitgaven voor deze sector anders volkomen de pan uit zouden swingen.

De Europese Commissie gaf intussen toe dat sommige hervormingsmaatregelen al ‘pijnlijk’ waren voor de nieuwe lidstaten, maar ‘dat waren ze sowieso geweest, want deze landen wilden nu eenmaal een vrijemarkteconomie krijgen’. En er was toch de pre-toetredingssteun? In de periode 2004-2006 zou de EU-steun (ruim drie miljard euro) zo’n drie procent van het bruto nationaal product van de tien lidstaten uitmaken. Maar al sinds begin jaren negentig was er hulp. Zo was er de steun via het zogenaamde Ispa-programma, bedoeld om het staatsapparaat op te bouwen en het (milieu)beleid beter te laten werken, er was steun via het Phare-programma (een miljard euro op tien jaar tijd) voor milieumaatregelen en de transportsector, én er was de steun voor landbouw en plattelandsontwikkeling via het Sapard-programma. En dan geeft de EU ook nog flinke scheppen geld aan internationale instellingen zoals de Europese Investeringsbank (EIB). Via Ispa was er jaarlijks 1 miljard beschikbaar, al moeten de toetredende lidstaten dat merendeels terugbetalen.

Herlevend extremisme

Heeft de Europese Unie de toetreding voldoende voorbereid om de komende jaren voordelen te kunnen gaan oogsten? Er is effectief veel gebeurd. Maar de drie door Holman genoemde elementen doen hem toch zijn hart vasthouden: ‘Vaak wordt beweerd, dat er vanzelf stabiele democratieën ontstaan als je ze onderwerpt aan de tucht van de vrije markt. Maar dan veronachtzaam je een cruciale tussenschakel: de sociale verhoudingen. Als de verlangde economische aanpassingen leiden tot sociale ontwrichting, dan krijg je geen politieke stabiliteit, maar juist instabiliteit, met alle risico’s van herlevend politiek extremisme van dien. Precies wat je nu al ziet in landen als Polen en Slowakije.’

Bart Staes, europarlementslid voor Groen!, zei vorig weekend nog in het Kanaal-Z-programma Trends TV dat de EU wat dit betreft blijk heeft gegeven van een ‘kruideniersmentaliteit’: ‘Voor de uitbreiding wordt tussen 1990 tot en met 2006 een bedrag van zo’n 32 miljard euro uitgetrokken. De bedragen die de nieuwe lidstaten vanaf nu ook bijdragen aan de EU, zijn daarbij zelfs al ingecalculeerd. Als je dat vergelijkt met de heropbouw van West-Europa na de Tweede Wereldoorlog: de Verenigde Staten hebben hier volgens een economische studie tussen 1948 en 1951 liefst 90 miljard euro geïnvesteerd, omgerekend naar de huidige geldwaarde.’

Asociaal Europa

Holman heeft ten slotte problemen met de nadruk die de uitbreiding legt op Europa als een puur economische constructie. Inspraak en betrokkenheid van burgers, sociale en politieke rechten zijn in de EU te veel ondergesneeuwd, vindt hij.

Holman: ‘Welk sociaal beleid Europa gaat voeren, blijft voor mij de belangrijkste vraag. Er zijn drie varianten mogelijk: de rijke landen schuiven op in de richting van de arme landen, de arme landen schuiven op in de richting van de rijke landen of iedereen schuift op naar een soort middelpunt. In alle gevallen kost het veel geld en veel politieke inspanning. Daarom zou je niet moeten streven naar een Unie van landen die op alle terreinen op het zelfde integratieniveau deelnemen, maar naar een Unie van groepen die min of meer gelijk ontwikkeld zijn. Maar dat is geen populair idee.’ Staes reageerde in Trends TV al fel op een voorstel in die richting van liberaal eurocommissaris Frits Bolkestein. Door dat voorstel zou het mogelijk worden dat Poolse arbeiders hier komen werken tegen Poolse condities – zowel sociaal als qua lonen – en hier gecontroleerd worden door de Poolse sociale inspectie. ‘Onaanvaardbaar’, noemde Staes het.

En dan is er nog het democratische aspect. Holman herinnert aan de geweld-uitbarstingen tijdens de Europese top in het Zweedse Göteborg, waar echter ook, zo zegt Holman, ‘meer dan 20.000 vreedzame demonstranten uit diverse landen naartoe waren gekomen om te protesteren tegen het feit dat in Europa het marktdenken centraal staat in overwegend ondoorzichtige en ondemocratische besluitvormingsrituelen. En tegen het feit dat de kloof tussen de Europese burgers en het rondtrekkende circus van politici en ambtenaren een ongekende omvang heeft aangenomen. De reactie van diezelfde politici sprak boekdelen. Ze hebben een werkgroep opgericht die moet onderzoeken hoe de ordehandhaving bij toekomstige topontmoetingen beter kan worden geregeld. De premier van het land dat in de tweede helft van 2002 voorzitter werd van de EU, Guy Verhofstadt, nam een voorschot op de aanbevelingen van deze werkgroep. “We zullen zeer streng zijn”, stelde hij met bravoure. Gedacht werd zelfs om eventuele demonstranten de toegang tot België te weigeren. De Europese gedachte in optima forma.’

Een ander voorbeeld was de politieke uitglijder van Commissievoorzitter Romano Prodi: ‘In een interview met de Irish Times stelde hij dat de uitbreiding van de EU doorgang zou vinden, ondanks de negatieve uitslag van het referendum in Ierland.’ In eerste instantie had een kleine minderheid van de Ieren namelijk tegengestemd. Holman: ‘Prodi had formeel gelijk: juridisch gezien kon die uitbreiding ook zonder een Ierse ratificatie van het Verdrag van Nice plaatsvinden. Maar politiek gezien was het ondenkbaar. We hebben nu eenmaal afgesproken dat elke wijziging van het oorspronkelijke oprichtingsverdrag van de EU moet worden geratificeerd door alle lidstaten. En in Ierland wordt daarbij de mening van de bevolking gevraagd via een referendum.’

Volgens Holman overstijgen deze twee voorbeelden het anekdotische: ‘Zij vormen een illustratie van een meer algemeen patroon. Vormen van directe democratie vallen duidelijk niet in goede aarde bij de Europese elites. Zij geven er de voorkeur aan belangrijke besluiten achter gesloten deuren te nemen. Al te veel bemoeienis van de Europese burgers is daarbij alleen maar lastig. Dit was al zo met de besluitvorming rond de invoering van de euro, en met de aanstaande uitbreiding is het niet veel anders. Maar een dergelijke interpretatie van het Europa van de burgers is niet zonder risico’s. De arrogantie van de macht kent zijn grenzen. Een groeiende onvrede met de wijze waarop in Europa wordt omgesprongen met de belangen van de burgers zou op den duur het gehele bouwwerk van de EU in gevaar kunnen brengen. Het is de vraag of deze generatie besluitvormers voldoende visie bezit om te voorkomen dat de wal van de maatschappelijke onvrede het schip van het marktgerichte integratieproces keert.’

Eén ding is zeker. De EU-uitbreiding zal ook na 1 mei een blijvende, delicate evenwichtsoefening blijven tussen euroforie en eurofobie.

Door Hans van Scharen

Vormen van directe democratie vallen niet in goede aarde bij de Europese elites.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content