In het artikel ‘De verstoorder betaalt’, Knack nr. 17, wordt Jeroen Vanden Borre aan het woord gelaten, die de toestand van de archeologie in Vlaanderen met die in Nederland vergelijkt.

Dat het niet goed gaat met het Vlaamse bodemarchief is een understatement, maar dat een opgraver erfgoedstukken aan particulieren zou verpatsen om uit de kosten te raken, lijkt mij wel een heel boude uitspraak die indruist tegen elke deontologische code. Wel is het zo dat de eigenaar van een terrein waar opgravingen plaatsvinden, nu eenmaal eigenaar blijft van de vondsten die op zijn eigendom worden opgegraven, tenzij er vooraf andere afspraken zijn gemaakt over de eindbestemming van de vondsten. Enkel bij toevalvondsten gaat de helft naar de vinder.

Het principe ‘de verstoorder betaalt’ is zeker geen uitvinding van onze Nederlandse collega’s. Het wordt al zowat vijftien jaar toegepast in Engeland en het beginsel werd opgenomen in de Europese conventie ter bescherming van het archeologisch patrimonium, het zogenaamde verdrag van La Valetta (Malta) van 16 januari 1992 (artikel 6). In de memorie van toelichting wordt gesteld dat de financiële last van het archeologisch onderzoek, dat moet plaatsvinden voorafgaandelijk aan bouwprojecten, moet gedragen worden door zij die baat hebben bij de aantasting van het bodemarchief, namelijk de opdrachtgevers van de bouwprojecten, de bouwheren. Men mag deze laatste niet verwarren met de aannemer die de werken uitvoert.

Momenteel wordt het veroorzakersprincipe in alle ons omringende landen toegepast en niet zelden heeft het geleid tot een privatisering van het archeologisch onderzoek. Of een dergelijke beweging een duurzame oplossing biedt voor de erosie van het bodemarchief is nog onduidelijk; privatisering heeft in verschillende landen tot weinig verantwoorde toestanden geleid. In Engeland wordt door de All-Party Parliamantary Archaeology Group – een pressiegroep samengesteld uit Britse parlementsleden – gepleit voor een vervanging door een omslagstelsel. Hierbij wordt voor alle werken die een ingreep kunnen hebben op het bodemarchief, een bepaald percentage van de totale kosten van het project de facto gereserveerd voor opgravingen, ongeacht of deze plaats vinden op een terrein met archeologische erfgoedwaarden in de bodem dan wel op een plaats die geen bodemarchief bevat.

De Belgische minister van Buitenlandse Zaken heeft op 30/01/2002 het verdrag officieel ondertekend. Vlaanderen moet de bepalingen van het verdrag omzetten in zijn regelgeving. Dit laatste is momenteel nog niet gebeurd waardoor er van systematische veralgemening van een alternatieve financiering geen sprake is. Toch werd het in sommige gevallen al toegepast, onder meer bij de aanleg van de hst-lijnen.

Yann Hollevoet, Sint-Andries.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content