Nergens ter wereld bestaat er zo’n gediversifieerde cluster van chemische bedrijven als in de Antwerpse haven. Het is een belangrijke aantrekkingspool, maar ruimte wordt wel een probleem.
In de Antwerpse haven bevinden zich een vijftigtal chemische bedrijven waar heel uiteenlopende dingen geproduceerd worden. Zo is BASF zowel bezig met meststoffen, geëxtrudeerd polystyreen, primaire kunststoffen, zuren, alkaliën en zouten als met aromaten, aleofinen en producten voor de bouw. Fina Chemicals produceert rubber en Union Carbide grondstoffen voor cosmetica, verven en vernissen. Voor de scheikundige leek lezen de catalogi van deze bedrijven als Chinees.
De prominente plaats van Antwerpen op het vlak van de chemische nijverheid is merkwaardig. De Metropool heeft immers geen chemisch verleden. Alles is in amper vier decennia door de grote buitenlandse concerns op de ruim uitgemeten industrieterreinen langs de Schelde en aan de dokken uit de grond gestampt. Petrochim startte in 1957 met een vestiging op de rechteroever en gaf zo de aanzet voor de boom van de petrochemie. In de jaren zeventig, tijdens de crisisjaren na de olieprijsstijgingen, viel de groei stil. Met het economische herstel van de jaren tachtig kwam ook de bewerkende chemische industrie naar de haven. Momenteel is er als logische derde stap een expansie van de fijnchemie aan de gang.
De chemische cluster, zoals dat in het moderne scheikundige jargon heet, is haast volledig buitenlands. De Duitsers wegen zwaar met reuzen als BASF, Degussa en Bayer. Deze laatste is sinds 1961 in Antwerpen, maar honderd jaar geleden werd er in Brussel al een verkoopkantoor gevestigd dat onder meer de succesvolle Aspirine op de markt brengt. Ook de Amerikanen zijn sterk aanwezig en zelfs de Japanners – recent investeerden Kuraray en Nippon Shokubai – betonneren in Antwerpen een stapsteen voor de verovering van Europa. Tien van de twintig grootste wereldconcerns zijn in Vlaanderens grootste haven vertegenwoordigd.
GOEDE LIGGING
Onder meer door de centrale ligging in Europa was en is Antwerpen nog steeds een heel geschikte vestigingsplaats. Vanuit het havengebied kunnen bedrijven de Europese markten makkelijk bevoorraden met hun producten uit de basischemie. Vlaanderen van zijn kant biedt de bedrijven goed opgeleide medewerkers aan. Dit is heel belangrijk aangezien de krapte op de arbeidsmarkt een van de prioritaire problemen is voor de Scheikundige Industrie Regio Antwerpen (Sira), de bond die de belangen van de industrie behartigt. De concurrenten in het buitenland kampen met hetzelfde probleem. Maar de Vlaamse arbeidsproductiviteit ligt hoog, en de bedrijven bevestigen dat dit niet zomaar een loze promotieslogan is.
‘De grootste zijn’ streelt natuurlijk het Antwerpse chauvinisme. Houston in het Amerikaanse Texas kan terecht opwerpen dat het bigger is dan het Vlaamse chemische centrum. In Houston gaat het echter alleen maar om zware petrochemie. De allochtone cluster in Antwerpen is veel gediversifieerder en meer geïntegreerd. Zelfs in tonnenmaat gemeten overklast Antwerpen andere wereldcentra zoals Marseille, Terneuzen, Tarragona, Singapore en Teesside.
Het cluster sluit aan op de belangrijke Belgische chemische sector. België staat voor 2,7 procent van de Europese bevolking en voor 3,1 procent van de Europese economie, maar de chemie verzet 8 procent van de Europese omzet en 13 procent van de Europese chemische export. Ze is gelijkwaardig aan de concurrerende sector in het Verenigd Koninkrijk en groter dan de scheikundige nijverheid in Nederland, Spanje of Italië.
Na de metaalindustrie is de chemie in Vlaanderen de belangrijkste bewerkende nijverheidstak, met 95.000 werknemers in meer dan 150 vestigingen. Met een beperkt aantal grondstoffen, zoals mineralen, zouten, aardgas en olie, produceren de ondernemingen honderden basisproducten voor de verwerking in duizenden verbruiksproducten. Zo produceert Vlaanderen geneesmiddelen, producten voor de landbouw, verven en vernissen, reinigingsmiddelen en schoonheidsproducten, kunstoffen, rubber- en fotoproducten. De sector, die vaak door ecologisten onder vuur genomen wordt, voert graag aan dat een leven zonder chemie onmogelijk is. Het zou volgens hen immers een naakt leven zijn, want zelfs textielvezels zijn vandaag chemisch behandeld.
OLIE IS DE BRON
Met 30.000 tot 35.000 werknemers tekent de Antwerpse regio voor een derde van de Belgische en de helft van de Vlaamse werkgelegenheid in de chemische nijverheid. Er is in Vlaanderen ook een kleinere cluster in de Gentse kanaalzone en langs de as van het Albertkanaal tot de Limburgse chemiepool Tessenderlo (BP Amoco in Geel, Janssen Pharmaceutica in Beerse en Tesserderlo Chemie en Borealis).
De boom van de chemische nijverheid in het havengebied heeft alles met de komst van olie te maken. Olie is dan ook meer dan een energiebron waarop auto’s rijden, machines draaien en woningen worden verwarmd. Het is ook een basisproduct voor de chemische nijverheid. De bevoorrading van de industrie is stevig verankerd in vijf raffinaderijen – een unieke concentratie op zich. Vier krakers maken van petroleum ethyleen en andere basisproducten zoals propyleen, phenol, caprolactam en aniline. Ethyleen is het basisproduct voor alle mogelijke kunststoffen. Tien procent van de totale Europese productie komt uit Antwerpen en de krakers zijn daarmee de belangrijkste bevoorraders van de ethyleenpijp die vanuit Nederland door heel Europa loopt (Athylen Rohrleitungsgesellschaft) en waarop alle belangrijke producenten en afnemers zijn aangesloten. Een derde van Europa’s productie van aniline, dat voor kleurstoffen gebruikt wordt, kunststoffen en farmaceutica komt uit de Metropool, onder meer van bij Bayer.
De ethyleenpijp is niet de enige pijp die in Antwerpen passeert. Er is ook een naphtapijp naar het Nederlandse Geleen, een aansluiting op de propyleenpijp tussen Terneuzen en Geel, op de NAVO-pijp en op het Europese aardgasnetwerk. De oliepijp naar Rotterdam, de RAPL, is de hoofdslagader voor de chemische cluster. In de jaren zeventig verloor de Antwerpse haven zijn grote oliestroom omdat de Westerschelde niet diep genoeg was voor de mammoettankers. Jammer voor Antwerpen, maar het verlies stimuleerde de expansie van de containertrafiek.
EEN WIRWAR VAN PIJPEN
De bedrijven van de chemiecluster zijn letterlijk met elkaar verbonden door een dicht onder- en bovengronds pijpleidingennet. Van de linker- naar de rechteroever van de Schelde liggen vijf tunnels met buizen die aardgas en producten als amoniak, nitrogeen en isobutyleen vervoeren. Meer dan de helft van het transport tussen de bedrijven gebeurt ondergronds. Door de oliepijp naar Rotterdam enerzijds en het ondergrondse leidingnet anderzijds is de chemie minder havengebonden dan het lijkt.
De haveninfrastructuur is voor de expansie dan ook minder belangrijk dan de aanwezigheid van talrijke en gediversifieerde bedrijven. Hoe dichter het net van de bedrijven, hoe groter de aantrekkingskracht voor nieuwe investeerders. De cluster is dus een aantrekkingspool. Zo stimuleren enkele giganten als Bayer of Ineos de vestiging van afnemers op hun locatie en bieden ze bevoorrading en faciliteiten aan. Zelfs de niet-havengebonden parachemie koestert zich in de schaduw van de grote bedrijven. Zo worden er in de Antwerpse regio zepen, lijmen, verven, fotografieproducten, pharmaceutica, cosmetica en detergenten geproduceerd.
De grote chemische bedrijven in Antwerpen manifesteren zich als monopoliebrekers. BASF, de grootste elektriciteitsverbruiker in België, wrikte zich vorig jaar los van Electrabel. De groep koopt zijn energie nu goedkoper bij het Duitse RWE. Daarmee is het de eerste keer dat een buitenlandse elektriciteitsproducent in België energie levert. Ondertussen volgden verschillende andere ondernemingen het voorbeeld van BASF. De chemiegroep mikt nu op een alternatieve bevoorrading van aardgas, dat voor haar een grondstof is. De Distrigasprijzen zijn hoger dan die van de Nederlandse leveranciers. Met de NMBS voert BASF gesprekken over spoortransport in eigen beheer om op die manier meer en goedkoper over het spoor te kunnen vervoeren, onder meer naar Ludwigshaven. Het Duitse moederbedrijf heeft al een eigen spoorwegmaatschappij, die met eigen treinstellen goederen tussen de verschillende vestigingen en ook naar klanten vervoert.
ROTTERDAM, DE EEUWIGE CONCURRENT
Sirev, de Vlaamse vleugel van de werkgeversvereniging Fedichem, noteert een aangehouden investeringstrend. Ondanks het zwakke chemiejaar 1999, als gevolg van de dalende prijzen, bleven de bedrijven fors investeren. Bayer, dat zijn Belgische beelddochter Agfa-Gevaert via de beurs zelfstandig maakte, investeerde vorig jaar 3,7 miljard frank tegenover 2,1 miljard in 1998. Antwerpen is daarmee een expertisecentrum voor polycarbonaten.
Dit bewijst dat de cluster Antwerpen een troef is. In de grote concerns is de concurrentie tussen de zetels voor nieuwe investeringen immers bikkelhard. Het is in dit kader een misverstand dat de loonkosten in de kapitaalintensieve sector niet zouden doorwegen. Het is voor Antwerpen meer van hetzelfde. Niet alleen voor de haventrafiek, maar ook voor de chemie-investeringen is Rotterdam een geducht concurrent.
De angst voor het verdwijnen van de Fina-activiteiten is getemperd. Het Franse Total, dat eerst het Belgische Petrofina en daarna zijn landgenoot Elf-Aquitaine overnam, combineert daarmee heel wat raffinage, petrochemie en chemie. Maar de Parijse top heeft beslist dat het beslissingscentrum voor die activiteiten in België blijft. De Antwerpenaren zouden niet moeten opkrassen ten voordele van hun collega’s/concurrenten van Elf. Fina heeft in Antwerpen, naast een raffinaderij, een kraker (Olefins) en een fabriek voor rubber en kunststoffen (Fina Chemicals).
Ruimte wordt in Antwerpen wel een probleem. De chemie bezet ruim 2500 hectare. Er is nog 350 hectare beschikbaar en in de toekomst wordt er nog 450 hectare beschikbaar gemaakt, waarvoor de gemeente Doel moet verdwijnen. Maar dat is enorm weinig in de wetenschap dat reuzen als Bayer of BASF elk meer dan 400 hectare bezetten.
Foto’s: Patrick De Spiegelaere
Guido Despiegelaere