Het Verdrag van Amsterdam zag maar met moeite het licht en blinkt niet uit door durf en ambitie. Gesprek met Jean-Luc Dehaene.

Ten laatste over vijf jaar zitten de vijftien regeringsleiders rond de tafel om nog maar eens over een nieuw verdrag te praten en de Unie eindelijk voor de uitbreiding klaar te stomen. Dan pas kan de verlammende unanimiteitsregel worden opgedoekt die elke Europese dynamiek dreigt te verstikken. In Amsterdam bleek de brij nog te heet of, zoals premier Jean-Luc Dehaene het op zijn nachtelijke persconferentie formuleerde, die hervorming bleef in het dak steken.

Dehaene onderscheidde zich in Amsterdam met een opgemerkt pleidooi voor de meerderheidsbeslissingen. De groten volgden echter niet en uitgerekend Duitsland liet Dehaene in de kou staan. Vooral in de Nederlandse pers ontlokte het optreden van de premier zure commentaren.

Een Nederlandse kwaliteitskrant noemde u zopas een straatvechter. Voelt u zich onheus behandeld ?

JEAN-LUC DEHAENE : Neen. Ik voerde ooit een kiescampagne waarin ik mezelf zo’n etiket meegaf. Wat anderen als een verwijt aanzien, beschouw ik als een compliment en omgekeerd.

U zat in Amsterdam in een ongewone rol. Als geboren compromismaker verhinderde u een compromis.

DEHAENE : Het was mijn taak niet om de verschillende opinies te verzoenen. Dat was de opdracht van het Nederlands voorzitterschap. België en de Benelux hebben bewust een maximalistisch standpunt verdedigd, omdat we vonden dat er op zijn minst een ambitieus project op tafel moest liggen. Natuurlijk wisten we dat we zouden moeten inbinden en een compromis sluiten. Toch is er behoorlijk werk geleverd en in vergelijking met Maastricht is er vooruitgang geboekt.

Inzake de uitbreiding zat er echter geen compromis in omdat mijn benadering niet werd aanvaard. Hier lagen drie dossiers op tafel : de samenstelling van de commissie, de weging van de stemmen en een gevoelige uitbreiding van de meerderheidsstemming. Dat laatste punt was voor mij essentieel, maar niet iedereen was het daar mee eens. Als puntje bij paaltje kwam, werd er zelfs duchtig in het Nederlandse lijstje geschrapt en Wim Kok heeft zich toen razend kwaad gemaakt. De ruzie tussen België en Nederland is dus grotendeels een mythe. Ook Kok koppelde de uitbreiding aan de meerderheidsstemmingen. Toen bleek dat de anderen daar niet op ingingen, was er voor mij geen ruimte meer voor een compromis.

De volbloed pragmaticus vocht voor de grote principes. Vreemd.

DEHAENE : Het is niet zo dat ik alleen maar oog heb voor het compromis, ongeacht de inhoud. Ik weet zeer goed waar ik naar toe wil, maar ik weet ook dat je dat doel niet ineens kan realiseren. De meerderheidsbeslissing is essentieel voor een geïntegreerd, supranationaal Europa. Ik maak me echter niet de minste illusie dat is dan weer de pragmaticus in me dat je daarom de uitbreiding kan blokkeren. Dat zou pas een zware politieke fout zijn, want de landen van het Oosten horen bij Europa. Hoe de Unie er dan zal uitzien, hangt van drie elementen af. Voorafgaandelijk moet de muntunie gerealiseerd worden. Vervolgens moeten de nieuwe landen op voorwaarden kunnen binnentreden, zodanig dat zij en wij het overleven. De criteria die de commissie zal vastleggen, zijn dus erg belangrijk en moeten door alle landen gerespecteerd worden. Een politieke beoordeling zou hier misplaatst zijn. Tenslotte moeten de structuren worden aangepast, zoniet krijg je een ander, minder slagvaardig Europa.

Er staat dus veel op het spel en ik besef dat de uitbreiding hoe dan ook zal doorgaan. We hebben nu vijf jaar de tijd om de anderen te overtuigen. Gelukkig hebben we een belangrijke bondgenoot in het Europees parlement. Het moet de uitbreiding mee goedkeuren en meer dan de ministerraad is het gevoelig voor een efficiënte besluitvorming.

Voor één keer staat u aan de kant van het parlement.

DEHAENE : (grinnikt) Dat gebeurt heel regelmatig, maar nu zeer expliciet.

Was het een koude douche dat uitgerekend de Duitsers het voor de meerderheidsstemmingen lieten afweten ?

DEHAENE : Ik had het voorgevoel dat we het institutionele niet zouden oplossen. Men was niet bereid om de publieke opinie uit te leggen dat men voor het Europees belang had gekozen. De uitbreiding en de dreiging voor immobilisme was nog te ver af. Toch was het een koude douche toen ik zondag, op de Beneluxvergadering, voor het eerst vernam dat de voorstellen over het asielrecht onder Duitse druk waren afgezwakt.

U zag Helmut Kohl dinsdag op de EVP-top in Straatsburg. Hield hij zich dan van de domme ?

DEHAENE : Alle aandacht ging er naar de Franse opstelling over het stabiliteitspact. Over het verdrag zelf is nauwelijks gepraat. Nee, het Duitse standpunt was een totale verrassing, ook voor Kok trouwens. Pas op het allerlaatste moment vernam hij dat Duitsland gas terug nam.

U ziet Kohl dikwijls. Is het normaal dat hij u over zoiets essentieels niets zegt ?

DEHAENE : Zo werkt het meestal, ook bij de socialisten. In zo’n gesprekken kom je zelden aan de technische details toe. Op een top merk je trouwens weinig van de partijpolitieke grenzen. Daar telt het landsbelang.

Door de Duitse bocht kwam u in een moeilijke onderhandelingspositie. Geen enkel groot land steunde u.

DEHAENE : Italië deed wel mee, van het begin tot het einde. Verder waren er de Benelux inclusief Nederland, Portugal, Finland en Oostenrijk. Ik stond dus nooit alleen. Als voorzitter zat Nederland natuurlijk in een delicate positie, en ook Luxemburg, de volgende voorzitter. Daarom moest ik de kastanjes uit het vuur halen. Abnormaal is dat niet. Na Kohl heb ik de langste staat van dienst. Zo moest ik ook met José-Maria Aznar over de asielproblematiek in de clinch. In de coulissen had iedereen me nochtans gezegd het met me eens te zijn, maar niemand durfde de discussie aan.

Heet dat politieke lafheid ?

DEHAENE : Dat heeft te maken met verhoudingen tussen landen en met de hoop om in een ander dossier te scoren. Op zo’n vergadering is de tactiek nooit ver weg. Je moet telkens afwegen waar je tussenkomt. Bij momenten heb ik eveneens mijn mond gehouden, omdat het sop de kool niet waard was en ik sommigen niet nodeloos wou irriteren. Over de meerderheidsstemming kon ik, gegeven mijn visie over Europa, echter niet zwijgen.

Was een veto tegen het hele verdrag niet beter geweest ? De discussie hoefde dan geen vijf jaar aan te slepen.

DEHAENE : Een klein land kan zich dat niet veroorloven. De weerbots zou te groot zijn. Ik heb nooit met een veto gespeeld, ook al omdat op andere vlakken wel resultaten werden geboekt. Je kon dat niet op het spel zetten en evenmin mocht je de kandidaat-lidstaten te erg ontgoochelen. Ik ben er mij van bewust dat het gevaar bestaat dat er de volgende vijf jaar geen doorbraak komt en dat de Unie toch zal uitbreiden. In dat geval komen we in een ander Europa terecht.

Kohl was de enige die de onderhandelingen van Maastricht meemaakte. Puurde hij profijt uit die ervaring ?

DEHAENE : Het heeft hem ongetwijfeld geholpen. België had met Philippe De Schoutete, Franklin Dehousse en Frans Vandaele echter een sterk team en ik beschikte over een perfect voorbereid dossier. Je moet goed voorbereid naar zulke vergaderingen trekken en tot op het laatste moment waakzaam blijven. Om drie uur ’s nachts heb ik nog een tekst laten veranderen omdat hij niet aan de afspraken beantwoordde. Gelukkig zijn we in België getraind op nachtelijk onderhandelen.

Is de Duitse bocht de aanzet van een andere Europese koers van Bonn ?

DEHAENE : Ik ga er vanuit dat het tijdelijk is. Het voordeel van Amsterdam is wel dat de uitdaging waarvoor we nu staan en de keuzes die we moeten maken, bijzonder duidelijk zijn.

Uw geloof in de Europese marsrichting van Duitsland blijft intact ?

DEHAENE : Voorlopig blijf ik erbij dat de terughoudendheid tijdelijk is. Anderzijds ben ik niet blind voor de nieuwe evoluties. Europa is voor de jongere generaties een evidentie en men weet nauwelijks nog waarop de Unie een antwoord moest geven. Er is ook de tendens om de besluitvorming dichter bij de bevolking te brengen en in nagenoeg alle Europese landen wekt de decentralisatie meer enthousiasme dan de Europese integratie. Die klinkt te anoniem. Dit ligt in de lijn van de geschiedenis en de overgang van een industriële naar een informatiemaatschappij. Niet zelden ontstonden de nationale staten in het zog van de zware industrie. De nationale staten zullen niet verdwijnen, maar ze worden wel met middelpuntvliedende krachten geconfronteerd.

Was Amsterdam niet het eerste station op weg naar het andere Europa ?

DEHAENE : Ik zeg niet dat die wissel al genomen is, maar het risico is reëel dat de regeringsleiders niet sterk genoeg zullen zijn om het tegen een twijfelende publieke opinie op te nemen. Daartegenover staat echter dat de economische convergentie, die sinds Maastricht tot stand kwam, een wereldwonder van politieke wil is en ook het eengemaakte Europa tot doel heeft. Europa is altijd vanuit de economische samenwerking gegroeid en die diende als hefboom voor de politieke. Ik ben ervan overtuigd dat de monetaire unie een gelijkaardig proces op gang brengt.

Met andere woorden : we moeten Amsterdam relativeren, want ook de EMU leidt tot de politieke unie.

DEHAENE : Het is niet omdat we in Amsterdam niet tot besluiten kwamen, dat we nu op een dood spoor zitten. Dat was misschien wel zo uitgedraaid, indien ik het compromis over de samenstelling van de commissie en de herweging van de stemmen had aanvaard. De groten, Spanje misschien uitgezonderd, konden daar immers vrede mee nemen. In Amsterdam kon de definitieve keuze gemaakt zijn. Nu hebben we de kans om de anderen te overtuigen en ondertussen de muntunie op gang te trekken. Dat wordt een leerrijke ervaring en ik sluit niet uit dat het een aansporing wordt om tot een dynamischer besluitvorming te komen.

Is de Belgische eurodoctrine niet aan herziening toe, want te radicaal ? Wie praat er trouwens nog over een federaal Europa ?

DEHAENE : Bij de start van de EGKS hadden sommigen het over de Verenigde Staten van Europa. Het is niet in die termen dat je over Europa moet praten. We moeten een eigen model hebben en dat voortdurend aanpassen. Een Europa met zes leden zal er anders uitzien dan een met 25 of 30. Het essentiële moet je echter bewaren. Ik heb echter niet de indruk dat onze Europese doctrine gemarginaliseerd is.

Het Nederlandse Financiële Dagblad noemde uw Europese stellingen ouderwets.

DEHAENE : Er bestaat uiteraard geen zekerheid dat we voor onze opvatting een meerderheid zullen krijgen. Als we overruled worden, komt er een Europa dat op vele, actuele problemen geen antwoord zal kunnen geven. Het is echter mijn overtuiging dat de muntunie een nieuwe dynamiek zal losmaken. Ik doe niet mee met de doemdenkers.

Philippe Maystadt zei dat hij alle sympathie had voor de forcing van Lionel Jospin voor tewerkstelling. U bent allicht meer terughoudend, want uw geloof in een economische regering is klein.

DEHAENE : De resolutie die Jospin binnenhaalde, vind ik omwille van het evenwicht meer dan nuttig. Ik heb alleszins geen enkele moeite met het idee van een economische regering. Trouwens, ik heb die hele controverse nooit goed begrepen. Niemand twijfelt eraan dat de Duitse Bundesbank autonoom is, maar dat belet de Duitse regering niet om een economisch beleid te voeren. Een Europese economische regering hoeft de autonomie van de Europese centrale bank dus niet te verzwakken. Iets anders is het Franse voorstel om een speciale top over werkgelegenheid te organiseren. Zo’n initiatief dreigt valse verwachtingen te wekken en dat is slecht voor de werkgelegenheid en slecht voor Europa.

Gelooft u nog dat de overheid een betekenisvolle rol in het economische kan spelen ?

DEHAENE : De boodschap dat politiek werkgelegenheid schept, is onjuist. Ik zal nooit een programma verdedigen, waarin we beloven zoveel jobs te creëren.

Niet zo lang geleden kondigde u de halvering van de Belgische werkloosheid aan.

DEHAENE : Dat zei ik toen de kans bestond om een akkoord met de sociale partners te sluiten. De politiek alleen kan dat niet. Ook in Europa niet. Het tewerkstellingsbeleid is zelfs geen Europese bevoegdheid. Hooguit kan Europa het nationale beleid versterken. We moeten bescheiden zijn : meer dan een interessant kader kunnen we niet scheppen. Daarom pleit ik voor een betere arbeidswetgeving, grotere flexibiliteit en kostenbeheersing.

In Matignon waarschuwde u Jospin voor de macht van de markten. Nog een bewijs dat u de rol van de overheid zeer relativeert.

DEHAENE : Dat is juist, maar ik heb ook vastgesteld dat Jospin vlug bijleert. Kok meldde ons op de Beneluxtop dat Jospin erop aandrong dat de ministers van Financiën zondagavond al een akkoord zouden sluiten. Precies omwille van de markten.

De markten beslissen en de overheid moet volgen ?

DEHAENE : Daarom is de muntunie zo noodzakelijk. Zij is een van de mogelijke tegengewichten. Met vijftien verschillende munten is Europa veel afhankelijker van de markten dan de VS met de ene dollar. Door de euro zullen de conjunctuur en de intrestschommelingen de eigen situatie veel juister weergeven. Nu dwingen de markten, zoniet de dollar, je dikwijls tot beslissingen die helemaal niet aan de concrete Europese situatie beantwoorden. Daarnaast beginnen de Duitse industrie, bankwezen en nu ook de politiek in te zien dat Duitsland het gewicht van de mark als reservemunt niet alleen kan dragen. Jammer genoeg is die analyse nog niet volledig tot de Duitse publieke opinie doorgedrongen.

In uw opinie is de euro een politiek middel om de markten onder controle te krijgen.

DEHAENE : Wanneer de grote, Europese economische ruimte aan één munt is gekoppeld, hebben de markten daar evident minder vat op.

Is dit het levenswerk van een hele generatie Europese politici die dit project met zeldzame koppigheid heeft doorgezet ?

DEHAENE : Ja.

Zelfs tegen de banken in ?

DEHAENE : Dat is een groot woord. De Duitse industrie en banken zijn geleidelijk van inzicht veranderd en zijn nu de grote verdedigers van de euro. Het is wel zo dat na Maastricht nagenoeg alle Europese regeringen de Italiaanse en Spaanse zelfs op een spectaculaire manier hun beleid daarop hebben afgestemd.

U wou nooit toegeven dat deze politiek deflatoir was en veel jobs kostte.

DEHAENE : Wat de laatste jaren in Europa gebeurde, hangt samen met de omschakeling van een industriële naar een informatiemaatschappij. Als de euro er eenmaal is, zou ze wel eens krachten kunnen losmaken die Europa een nieuw elan geven.

Dat vereist allicht een groot geloof.

DEHAENE : Dit heeft inderdaad niets met een exacte wetenschap, maar des te meer met psychologie te maken. Er zijn echter elementen die enig optimisme wettigen. De groei herneemt en België kan volgend jaar tussen 2,4 en 2,6 procent halen.

Hoe lang kan dit continent met achttien miljoen werklozen leven ?

DEHAENE : Ik denk niet dat u de vraag zo moet formuleren. Tien jaar geleden had men daar waarschijnlijk op geantwoord dat we 1997 niet zouden halen. De echte uitdaging bestaat erin om de goede kanten van het Europees model, onder meer de geringe armoede, te combineren met de Amerikaanse arbeidscreatie. Ik geloof dat zoiets mogelijk is, tenminste als je ook de statistieken en begrippen aanpast. Dat vraagt tijd. Vijftien jaar geleden had men het Nederlands model de grond ingeboord, omwille van de deeltijdse arbeid. Vandaag, in een andere maatschappelijke context, is het een na te volgen voorbeeld.

Staat u nu dichter bij Blair dan bij Jospin ?

DEHAENE : Mijn Europese visie leunt dichter bij Jospin aan, terwijl ik me op het sociaal-economische meer verwant voel met Blair.

U bent liberaler geworden ?

DEHAENE : De maatschappij is veranderd en de oplossingen van gisteren zijn vandaag niet langer toepasbaar. Twintig jaar terug had ik de privatisering van de ASLK en Belgacom wellicht niet verdedigd, vandaag zeg ik dat de privatisering hun redding is. Een gelijkaardige bedenking gaat op voor de flexibiliteit en de KMO’s.

Blair wou in Amsterdam absoluut de fietskoers winnen. Trekt u daar conclusies uit ?

DEHAENE : Ik heb niet gemerkt dat hij de eerste wou zijn. In zijn optreden merk je wel de invloed van de Amerikaanse school. Ik vind dat sympathiek, maar ik heb er wel een probleem mee als je op vraag van de mediaspecialisten je spontaneïteit moet opgeven.

Aan u is het niet besteed ?

DEHAENE : Ik heb altijd geprobeerd mezelf te blijven.

Paul Goossens

Jean-Luc Dehaene in Amsterdam : eenzame fietser.

Dehaene met Erik Derycke : Een verwijt is een compliment en omgekeerd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content