Tien procent van de kinderen en jongeren wordt overdreven beschermd en gecontroleerd. Steeds vaker gebeurt dat door middel van iPads, gsm’s en allerlei gps-toepassingen. Als drones cirkelen hun ouders de hele tijd boven hun hoofd. ‘Maar dat levert alleen een vals gevoel van veiligheid op’, klinkt het. ‘Nooit heb je de garantie dat je kind niet zal verdwijnen of ontvoerd worden. Bovendien is de kans klein dat het later een zelfstandig en verantwoordelijk mens zal worden.’
Om het uur moet Ella (14) de iPad aanzetten om via Facetime met haar moeder te praten. Anders mag ze niet alleen thuisblijven om te studeren. Haar ouders zijn dan op kantoor en haar twee jongere zusjes zitten gewoon op school. Via de webcam stelt haar moeder telkens een paar vragen over geschiedenis, aardrijkskunde of Latijn. Vindt ze dat Ella haar les nog niet goed genoeg kent, dan moet ze de webcam de rest van de namiddag aan laten staan. Heel af en toe mag Ella bij haar beste vriendin gaan studeren. Dan moet ze haar moeder elk uur met haar smartphone bellen. Dat vindt Ella heel vervelend. En de baas van haar moeder ook.
Ella’s moeder is lang niet de enige die technologische hulpmiddelen gebruikt om haar kind te controleren. Zowel op scholen als in sportclubs en jeugdbewegingen worden kinderen de hele tijd gestoord door telefoons en sms- of chatberichten van hun vader of moeder. Sommige ouders zijn zo bezorgd dat ze hun kinderen allerlei dingen verbieden die in hun eigen jeugd heel normaal waren: met de bus of fiets naar school gaan, op straat spelen of een uurtje alleen thuisblijven. Veel mensen laten hun kinderen steeds minder ver uit hun buurt en wachten ook veel langer om hen los te laten. Het is geen toeval dat meer en meer studenten pas na een paar jaar op kot mogen gaan. Vaak wordt die overbezorgdheid toegeschreven aan het trauma dat we door de zaak-Dutroux zouden hebben opgelopen, maar hetzelfde fenomeen duikt ook op in westerse landen die geen grote pedofiliezaak hebben meegemaakt.
Jaren geleden al werd een treffende naam bedacht voor mensen die hun kinderen verregaand beschermen en controleren: helikopterouders. De opkomst van betaalbare en accurate toestellen zoals smartphones en accessoires met gps-tracking hebben het hen ondertussen nog veel gemakkelijker gemaakt om dag en nacht over hun kroost te waken. Overbezorgde ouders cirkelen tegenwoordig als drones boven de hoofden van hun zonen en dochters. ‘Controledrang en de ontwikkeling van nieuwe technologieën versterken elkaar’, zegt pedagoog Pedro De Bruyckere. ‘Wie bijvoorbeeld met het besturingssysteem Windows 10 werkt, kan elke week een gedetailleerd rapport krijgen van wat zijn kinderen online doen. Alleen al doordat die mogelijkheid bestaat, beginnen ouders na te denken over de gevaren van het internet en zijn ze geneigd om hun kinderen nog meer te controleren.’
Natuurlijk zijn niet alle ouders in dat bedje ziek. Uit onderzoek van psycholoog Neil Montgomery van de Amerikaanse Keene State College, waarbij eerstejaarsstudenten werden ondervraagd, blijkt dat tien procent van de jongeren overgecontroleerd en overbeschermd wordt. In de meeste gevallen is het hun moeder die hen met argusogen volgt. ‘Vooral hogeropgeleide mensen hebben de neiging om hun kinderen sterk te controleren’, zegt Ilse De Block van de Opvoedingslijn. ‘Zij lezen veel opvoedingsboeken, willen het heel erg goed doen en overdrijven daar soms in.’ Bij gescheiden ouders komt die controledrang dan weer minder voor dan bij vaders en moeders die nog samen zijn. ‘Zij moeten er al vroeg aan wennen om hun kind los te laten telkens als het voor een paar dagen of een week naar de andere ouder gaat’, zegt De Block. ‘Daardoor hebben ze er minder moeite mee om het kind ruimte te geven als het bij hen is.’
Vals gevoel van veiligheid
Een halfjaar heeft Daan (7), die met zijn ouders en babyzusje in Gent woont, moeten zeuren voor hij eindelijk met zijn vrienden op het voetbalveldje om de hoek mocht gaan spelen. Nu mag het soms, maar wel op voorwaarde dat hij zijn moeder om het kwartier een sms stuurt. Dat vindt Daan heel stom, want hij is keeper en keepers moeten altijd hun hoofd bij de wedstrijd houden. Helpen doet het ook al niet, want zijn moeder is nog altijd ongerust. ‘Er lopen nu eenmaal stoute mensen rond die kinderen pijn doen of ontvoeren’, zegt ze wel eens. Geen minuut is ze op haar gemak als Daan buiten speelt. Maar nu heeft ze een oplossing gevonden: een knalgroen polsbandje dat hij moet dragen als hij alleen de deur uit gaat. Daardoor kan zijn moeder op haar telefoon precies zien waar hij is.
Fabrikanten en reclamemakers spelen graag in op de angst en onzekerheid van vele ouders. Vandaar dat babyfoons met ingebouwde monitor, thermometer en camera tegenwoordig boven aan veel geboortelijsten staan. De beelden die zo’n camera registreert, kunnen dan op een computer of smartphone worden bekeken. Steeds meer jonge ouders gebruiken zo’n toestel niet alleen als hun baby boven ligt te slapen, maar ook om een oogje in het zeil te houden als oma of een babysit aan het oppassen is. Sommigen laten de camera zelfs in de crèche achter zodat ze hun kind kunnen zien als ze op hun werk zijn. Ook sensormatjes, die bedoeld zijn als preventie tegen wiegendood, worden steeds vaker en langer gebruikt. Er is nu zelfs een bed op de markt dat het slaapritme van tieners registreert. Zo kunnen ouders controleren of hun puber niet te lang gamet, stiekem met een zaklamp ligt te lezen of gewoon slecht slaapt.
Jonge kinderen krijgen ook steeds vaker een gsm zodat hun ouders hen te allen tijde kunnen bellen. Ook als ze bij vriendjes spelen, met de jeugdbeweging op stap zijn of bij oma en opa logeren. Uit een onderzoek van de Britse vergelijkingswebsite uSwitch blijkt dat een op de tien kinderen van vijf jaar al een gsm heeft. In België werd tot nu toe alleen het gsm-gebruik van oudere kinderen bestudeerd: twee op de drie tienjarigen hebben een mobiele telefoon en vanaf twaalf jaar heeft haast iedereen er een. Hoe jonger kinderen zijn, hoe meer ze die toestellen gebruiken om contact te houden met hun ouders.
Sommige mensen gaan nog een stap verder en schaffen een armbandje, riem of chip met gps-tracking aan. Dan kunnen ze op hun smartphone of op een computerscherm de weg volgen die hun kinderen afleggen. Er zijn ook systemen op de markt die ouders via hun telefoon verwittigt als hun zoon of dochter de grenzen overschrijdt van een perimeter die ze zelf hebben ingesteld. Dat kan handig zijn op een overvol strand of tijdens een bezoek aan Disneyland Parijs, maar er zijn ook mensen die het gebruiken om te controleren of hun tieners niet in louche uitgaansbuurten rondhangen. In Brazilië zit er in veel schooluniformen zelfs een chip die ouders waarschuwt als hun kind spijbelt. ‘Mensen denken dan dat hun kind niet meer kan verdwijnen of ontvoerd kan worden’, zegt pedagoog Hans Van Crombrugge van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen. ‘Maar dat is een vals gevoel van veiligheid: zo’n systeem kan worden gehackt, en een kind kan het bandje uitdoen of gewoon verliezen. Bovendien kun je nog altijd niet rustig zonnen terwijl je kinderen op het strand rondlopen: in plaats van hen moet je je telefoon de hele tijd in de gaten houden. Veel schiet je daar dus niet mee op.’
Gevaar voor besmetting
Als hun ouders weg moeten, gaan Laura (9) en Simon (10) soms bij hun grootouders logeren. Hun moeder stopt dan altijd de iPad in de logeertas. Na het eten, vlak voor het slapengaan en ’s ochtends vroeg praten ze even met haar via Skype. Dan vraagt hun moeder wat ze hebben gegeten, of ze niet te veel hebben gesnoept, naar welk televisieprogramma ze hebben gekeken en of ze hun tanden hebben gepoetst. Soms doen ze alsof ze al gaan slapen, maar mogen ze van oma nog even opstaan nadat hun moeder hen een virtuele nachtzoen heeft gegeven. ‘Mama hoeft niet alles te weten’, zegt oma dan.
Dat sommige ouders het zo moeilijk hebben om hun kinderen aan anderen toe te vertrouwen, komt vooral doordat ze zich constant verantwoordelijk voor ze voelen. ‘Loopt er iets mis, dan vinden ze dat zij zelf hebben gefaald. Ook al was hun kind op dat moment bij iemand anders’, legt Ilse De Block uit. Dat komt niet alleen doordat veel mensen maar moeilijk kunnen omgaan met de complexe en in hun ogen gevaarlijke samenleving van vandaag, maar ook doordat ze vaak onzeker zijn over de opvoeding die ze hun kinderen geven. ‘Ouders krijgen constant de boodschap dat alleen zij verantwoordelijk zijn voor hun kind’, zegt Hans Van Crombrugge. ‘Denk maar aan het voorstel om het kindergeld van spijbelaars in te houden. Als ouders dan opperen dat zij overdag op hun werk zitten en niet kunnen controleren waar hun kinderen zijn, krijgen ze al snel te horen dat daar hulpmiddelen voor bestaan en dat ze die maar beter kunnen gebruiken.’
Vaak besmetten mensen ook elkaar. Als ze zien dat andere ouders allerlei toestellen gebruiken om hun kinderen te controleren, willen ze die ook. Zo bang zijn ze om steken te laten vallen. En vaak is het hek dan van de dam. ‘Mensen beginnen hun kinderen overdreven te beschermen omdat ze bang zijn voor alles wat kan mislopen’, zegt ontwikkelingspsycholoog Bart Soenens. ‘Gaat er daadwerkelijk iets fout, dan bevestigt dat hun angst en zullen ze hun kinderen nog meer beschermen. Zo belanden ouders op den duur in een opbod waarbij ze zowel hun vrijheid als die van hun kinderen ontzettend beperken.’
Nochtans is er niet echt een reden tot grote bezorgdheid. ‘We hebben nog nooit zo’n brave jeugd gehad als vandaag’, zegt Pedro De Bruyckere. ‘Het aantal tienerzwangerschappen blijft dalen en het drankgebruik bij minderjarige tieners neemt af. Ouders kunnen dat maar moeilijk geloven. Ze lezen over dertienjarigen die door comazuipen in het ziekenhuis zijn beland en denken dat alle jongeren dat doen. Onzin natuurlijk: bingedrinken komt voor, maar is gelukkig uitzonderlijk.’
Slaafse gehoorzaamheid
Terwijl Bavo (17), een enig kind dat met zijn ouders in de buurt van Antwerpen woont, met vrienden in een jeugdhuis aan het snookeren is, mist hij drie oproepen van zijn moeder. Zijn gsm zit nog in zijn jas en de muziek staat nogal hard. Wanneer hij uiteindelijk haar berichten hoort en haar terugbelt, is ze behoorlijk kwaad. Ze was vergeten dat Bavo na school zou gaan snookeren. Al is het ook mogelijk dat hij het haar niet heeft verteld. ‘Ben jij wel écht in het jeugdhuis?’ vraagt ze. ‘Natuurlijk’, antwoordt Bavo. Maar ze lijkt hem niet helemaal te geloven. Dus neemt hij een selfie met de snookertafel op de achtergrond en stuurt hij die naar haar door. Zijn moeder is nog altijd een beetje kribbig, maar wel gerustgesteld.
Niet alle kinderen reageren op dezelfde manier op de controledrang van hun drone-ouders. ‘Sommigen leggen zich er gedwee bij neer en schikken zich in een soort slaafse gehoorzaamheid. Vaak worden ze daar heel bang en onzeker door’, legt Bart Soenens uit. ‘Anderen verzetten zich tegen de controle en doen er alles aan om die te omzeilen en te saboteren.’ Ironisch genoeg bereiken ouders zo wat ze net níét willen: hoe meer ze hun kinderen in het oog proberen te houden, hoe meer die achter hun rug proberen te doen.
Een kind of tiener te veel controleren, is hoe dan ook geen goed idee. Uit het Amerikaanse onderzoek van Neil Montgomery blijkt dat kinderen van drone-ouders vaak neurotischer en minder zelfstandig zijn, niet erg openstaan voor nieuwe contacten en zelfs persoonlijkheidsstoornissen kunnen ontwikkelen. ‘Door je kinderen de hele tijd te controleren, geef je hen de boodschap mee dat je de wereld een gevaarlijke plek vindt en hen niet vertrouwt’, zegt Soenens. ‘Zo geef je je eigen negatieve wereldbeeld en angst aan de volgende generatie door.’ Wie zijn kind constant voor alle onheil probeert te behoeden, leert ook niet om zelf verantwoordelijkheid op te nemen. Bij de Opvoedingslijn krijgen ze geregeld vragen van ouders die met de gevolgen van hun overbeschermende opvoeding worden geconfronteerd. ‘Die mensen zitten dan opgescheept met een twintigjarige die geen enkel initiatief neemt’, aldus De Block. ‘Elke dag moeten ze hem uit zijn bed halen en naar de les sturen. Ondertussen slaagt hij maar niet voor zijn examens en zoekt hij ook geen werk. Als zulke ouders opsommen wat ze allemaal hebben gedaan om het tij te keren, merk je dat ze hun volwassen kind nog altijd alle verantwoordelijkheid uit handen nemen.’
Glimlachend stalken
Toch kan het in sommige omstandigheden een goed idee zijn om je kroost met behulp van toestelletjes te controleren. Er zijn zelfs kinderen die daardoor net meer bewegingsvrijheid kunnen krijgen. Een van de conclusies van een onderzoek van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen dat de titel Stalking with a smile? meekreeg, is dat zulke toestellen heel handig kunnen zijn voor jongeren met onder meer autisme of epilepsie. ‘Sommige epileptici kunnen nooit alleen weggaan omdat het gevaar bestaat dat ze een aanval krijgen’, aldus Van Crombrugge. ‘Met een systeem dat hun ouders waarschuwt in geval van nood zou dat wel mogelijk worden. Ook voor jongeren die al heel vaak weggelopen zijn, kan men zo’n systeem overwegen.’
Digitale polsbandjes, gsm’s of smartphones kunnen ouders ook helpen om hun kinderen langzaam los te laten. Als ze weten dat ze hun kind op elk moment kunnen bereiken of volgen, zullen ze misschien sneller toestaan dat het alleen met de bus naar school gaat of met vrienden naar de stad trekt. ‘Er is niets mis mee om aan je zoon te vragen of hij je een sms wil sturen als hij veilig op school is aangekomen’, zegt De Block. ‘Je legt hem dan wel beter uit dat je begrijpt dat hij dat lastig vindt, maar dat jij anders te ongerust zou zijn.’
Ook op drukke, overvolle plekken kunnen zulke toestellen voor extra veiligheid zorgen. ‘Belangrijk is wel dat je kind inspraak krijgt en dat je vooraf bespreekt in welke situaties zo’n trackingarmbandje kan worden gebruikt’, zegt Soenens. ‘Het kan niet de bedoeling zijn dat je kind het altijd moet dragen. Dat zou al snel als heel verstikkend aanvoelen.’
Hoe dan ook geven de meeste specialisten de voorkeur aan toestellen die kinderen effectief kunnen gebruiken in plaats van ze passief te ondergaan. ‘Het is beter om je kind een gsm mee te geven, eventueel met voorgeprogrammeerde toetsen, dan om het via je eigen telefoon te volgen’, zegt Van Crombrugge. ‘Op die manier kun je kinderen leren hoe ze moeten reageren als er iets fout gaat. Vroeger zeiden onze ouders dat we hen in geval van nood uit een telefooncel moesten bellen, nu leggen we onze zonen en dochters uit dat ze hun gsm moeten gebruiken. Die technologie is er nu eenmaal, laten we die dan ook gebruiken. Maar dan wel zonder onze kinderen te verstikken.’
Ella is ondertussen in opstand gekomen. Ze heeft haar moeder uitgelegd dat ze er heel zenuwachtig van wordt als ze uur na uur via Facetime wordt gecontroleerd. Zo kan ze ook niet goed studeren. Het heeft wat tijd gekost, maar uiteindelijk kon haar moeder daar wel begrip voor opbrengen. Bij de examens van juni zullen ze het anders aanpakken. Ella zal dan niet meer om het uur online hoeven te gaan. Haar moeder zal gewoon vakantie nemen om haar live in het oog te kunnen houden.
DOOR ANN PEUTEMAN, ILLUSTRATIE STIJN FELIX
‘Gescheiden ouders hebben minder moeite om hun kind meer ruimte te geven als het bij hen is.’
‘Hoe meer ouders hun kinderen in het oog houden, hoe meer die achter hun rug proberen te doen.’