Net als elders in Europa daalt in België sinds kort het aantal kinderen per vrouw. Terwijl er de afgelopen tien jaar een stijging was. Op wereldschaal hebben we ‘peak child’ bereikt: er zullen nooit méér kinderen zijn dan nu.
Een artikel in het vakblad Population and Development Review bond in 2011 de kat de bel aan: de economische crisis die in 2008 begon, woog snel op het aantal geboortes in Europa en de Verenigde Staten. Als gevolg van onzekere vooruitzichten stelden steeds meer mensen hun kinderwens uit. Daarmee kwam er een abrupt einde aan een gestage stijging van de kinderaantallen sinds 2000.
Ondertussen zijn er nieuwe cijfers, en ziet het er nog ernstiger uit. Het gereputeerde Oostenrijkse Vienna Institute of Demography stelt vast dat er in 15 van 22 onderzochte Europese landen tussen 2008 en 2011 een daling was van het aantal kinderen geboren per vrouw. De winst die sinds 2000 was gerealiseerd, is in drie jaar tijd van de kaart geveegd.
Vooral de economisch zwakke landen worden getroffen, met vruchtbaarheidscijfers van amper 1,43, 1,36 en 1,35 kinderen per vrouw voor respectievelijk Griekenland, Spanje en Portugal in 2011 – een cijfer van 2,1 is nodig om een bevolking op peil te houden zonder immigratie. In Griekenland steeg het aantal abortussen in 2011 met liefst 50 procent. In Portugal registreerde men in 2012 het laagste aantal geboortes in meer dan zestig jaar. In Spanje zullen er in 2050 10 procent minder mensen zijn dan vandaag, met 65-plussers die 33 procent van de bevolking uitmaken, tegen 18 procent nu.
Demografen wijzen erop dat herstel van kinderaantallen een traag proces kan zijn, omdat we niet weten hoe lang de crisis zal aanslepen, en hoe lang het bij een economische relance zal duren voor mensen opnieuw voldoende vertrouwen in werkgelegenheid en koopkracht zullen hebben om aan kinderen te beginnen. Ze benadrukken dat er heftig op de crisis wordt gereageerd, want een duidelijke vermindering van het aantal kinderen per vrouw in drie jaar tijd is een sterk signaal.
Gewenst kinderloos
In een recente European Demographic Research Paper staat te lezen dat in 2011 58 procent van de Europese vrouwen en 69 procent van de mannen aangaven minder kinderen te hebben dan ze zouden willen. Het verschil tussen het ideale en het actuele aantal kinderen was 0,9 voor vrouwen en 1,3 voor mannen – de discrepantie tussen beide geslachten is deels toe te schrijven aan het feit dat mannen gemiddeld later aan kinderen beginnen dan vrouwen. Het grootste verschil tussen het gewenste en het gerealiseerde aantal kinderen zit in de groep van de hoogst opgeleiden.
Het ideale aantal kinderen is veel minder crisisgebonden dan het gekregen aantal. Christine Van Peer van de studiedienst van de Vlaamse regering bekeek in 2008 het verschil tussen het gerealiseerde en het ideale aantal kinderen in Vlaanderen, en kwam tot de conclusie dat er in de jaren 1960 meer kinderen geboren werden dan er gewenst waren, ongetwijfeld als gevolg van het nog niet algemeen in gebruik zijn van efficiënte anticonceptiemiddelen. Daarna is de trend omgekeerd, en in 2003 kregen Vlaamse vrouwen gemiddeld een half kind minder dan ze hadden gewild: 1,5 in plaats van 2. De verhouding vrouwen die twee kinderen wensen, blijft in de loop van de tijd vrij stabiel op iets meer dan de helft. Vanaf de jaren 1990 blijft ook het aandeel gewenst kinderloze vrouwen zo goed als stabiel, op 8,5 procent.
Hoewel de geleidelijke stijging van het aantal kinderen per vrouw sinds 2000 en de daling vanaf 2008 opgaat voor een groot aantal Europese landen, zijn er opvallende variaties. De grootmachten Duitsland en Frankrijk, bijvoorbeeld, verschillen sterk in het gemiddelde aantal kinderen dat hun vrouwen krijgen: 1,36 voor Duitsland en 2 voor Frankrijk. Dat wordt toegeschreven aan het feit dat er op vrouwen in Duitsland meer druk ligt om te kiezen tussen werk en moederschap, omdat een werkende vrouw er nog altijd gemakkelijk als een slechte moeder wordt beschouwd. Daardoor is er een recordaantal vrouwen zonder kinderen. In Frankrijk is een werkende moeder hip en wordt er, net als bij ons, veel aandacht besteed aan kinderopvang en andere faciliteiten die de combinatie van moeder- en werknemerschap vergemakkelijken. Of hoe verschillen in perceptie van moederschap een sterke demografische impact kunnen hebben.
België zit met een vruchtbaarheidscijfer van 1,84 kinderen per vrouw (voor 2009, het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn) aan de hoge kant. Wij hebben ook een gestage stijging sinds 2000 meegemaakt, na een minimum van 1,51 kinderen per vrouw in 1985, een cijfer dat tot in 2000 relatief constant bleef. De lage cijfers waren vooral een gevolg van het feit dat vrouwen het krijgen van kinderen almaar uitstelden, zodat een moeder gemiddeld een stuk ouder werd: bijna 30 jaar in 2009. Halverwege vorige eeuw was dat nog 25 jaar. Vrouwen volgen nu meer hoge opleidingen en willen zich op de arbeidsmarkt manifesteren voor ze aan kinderen beginnen.
Volgens demograaf Jan Van Bavel van de KU Leuven is de stijging vanaf 2000 het resultaat van het feit dat oudere vrouwen in de loop der jaren hun kinderwens toch zijn gaan invullen, gekoppeld aan het gegeven dat sommige vrouwen hun kinderen opnieuw op jongere leeftijd willen. Het tijdschrift Nature zag in 2009 in de ‘sluipende’ stijging van de vruchtbaarheidscijfers een tendens dat het aantal kinderen per vrouw in een land aanvankelijk daalt met de groeiende ontwikkeling (uitgedrukt in termen van scholing, inkomen en levensverwachting). Maar zodra er een voldoende hoog ontwikkelingsniveau bereikt is, zou het opnieuw stijgen, mogelijk omdat dan algemeen aanvaard is dat vrouwen actief zijn op de arbeidsmarkt, zodat ze minder bang moeten zijn om als moeder minder gemakkelijk of goed aan de bak te komen.
Dure kinderen
Kinderen grootbrengen kost veel geld en dat verklaart ongetwijfeld mede waarom in economisch woelige tijden de kinderwens wordt uitgesteld. Schattingen van wat een kind kost variëren afhankelijk van wie de berekening maakt, maar voor ons land wordt ervan uitgegaan dat een kind tot een leeftijd van achttien jaar ongeveer 150.000 euro gekost heeft, en daar zijn specifieke kosten als onderwijs niet bijgerekend. Een kind in de kleuterklas zou zo’n 1000 euro per jaar extra kosten, een kind aan de universiteit 8000 euro. Dat zijn cijfers die je doen nadenken als je economische situatie niet stabiel is.
Ook in ons land is er recent een daling van het gemiddelde aantal kinderen per vrouw, hoewel het wachten is op de officiële gegevens. ‘De reden waarom we geen recente cijfers hebben, is omdat er een koppeling moet worden gemaakt tussen het rijksregister en de formulieren die we van de gemeenschappen krijgen, en die laatste komen altijd met een jaar vertraging’, zegt Mathias Broeckaert van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de federale overheid. ‘Maar met wat we weten, kunnen we stellen dat er een kleine daling is in 2009 ten opzichte van 2008, dat we waarschijnlijk een constant aantal of een lichte stijging zullen zien in 2010, maar een opvallende afname in 2011. Vanaf 2011 zal er zeker een daling in de vruchtbaarheidscijfers merkbaar zijn.’
Ook demograaf Van Bavel stelt dat er in ons land een afname van het aantal kinderen per vrouw is: ‘Het is typisch voor een crisis dat mensen, als ze weinig vooruitzichten hebben op een goede baan, hun eerste kind uitstellen. Beginnen met een gezin impliceert dikwijls een grotere wagen en een grotere woning, wat in moeilijke tijden niet vanzelfsprekend is. Maar uitstel is in dit geval zelden afstel, en na een crisis, of als een crisis te lang duurt, zien we meestal een stijging van de vruchtbaarheidscijfers. Dus als ik verplicht zou worden om te wedden op de vraag of de daling lang zal duren, zou ik geneigd zijn in te zetten op nee.’
In de VS wordt een vergelijkbaar verhaal verteld. De recessie jaagt het aantal geboortes sinds 2008 de dieperik in. Het vruchtbaarheidscijfer is gedaald van 2,1 kinderen per vrouw in 2008 tot 1,9 in 2011. Dat is nog altijd hoger dan bij ons, maar het Amerikaanse magazine Time meldde eind vorig jaar dat de VS qua geboortecijfers steeds meer op Europa lijken, wat geïnterpreteerd werd als ‘slecht nieuws voor de toekomst van het land’. Over de oorzaak van de daling wordt niet geheimzinnig gedaan: steeds meer Amerikanen denken dat ze zich geen kinderen kunnen veroorloven in een onstabiele economie.
Amerikaanse demografen wijzen erop dat geboortecijfers altijd een knauw krijgen in tijden van crisis, zoals tijdens de Grote Depressie in de jaren 1930. Ze wijzen er ook op dat een crisis vooral jonge mensen treft, zodat vooral zij hun kinderwens uitstellen. Volgens de Journal of Population Economics bestaat in de VS eveneens de trend dat oudere vrouwen na verloop van tijd toch kinderen willen. Het kantelmoment zou zich eind de jaren tachtig hebben voorgedaan, toen vrouwen geboren in de late jaren vijftig alsnog aan kinderen begonnen.
Amerikaanse demografen speculeren druk over de mogelijke gevolgen van de dalende geboortecijfers. In de lijn van het klassieke denken over de noodzaak tot economische groei, zien ze niet in eerste instantie positieve milieugevolgen van een kleiner aantal geboortes, maar lijsten ze problemen op, zoals de groeiende discrepantie tussen het aantal werkende en niet- (meer) werkende mensen – in Japan en Europa is dat fenomeen al aan de orde. Ze zien zelfs een negatieve terugkoppeling: een vertraging in het aantal geboortes zou de economische terugval in de hand werken, waardoor er nog meer financiële druk op jonge gezinnen kan komen.
Geen seks meer
Op wereldschaal daalt het gemiddelde aantal kinderen per vrouw sterk en snel. Filosofen die fulmineren tegen het krijgen van kinderen vanwege de bevolkingsexplosie, moeten hun visie bijstellen en naar het andere einde van het levensspectrum kijken: dat van het steeds langer in leven houden van steeds meer mensen. Want op wereldschaal – Afrika en Azië dus inbegrepen – krijgt een vrouw vandaag gemiddeld nog maar 2,5 kinderen – dat is niet veel hoger dan de aangroeilimiet van 2,1. Een vrouw krijgt nu slechts de helft van het aantal kinderen dat haar grootmoeder had.
De Population Division van de Verenigde Naties liet in 2011 weten dat de wereld het tijdperk van ‘peak child‘ (‘piekkind’) heeft bereikt: er zijn nu ongeveer 1,9 miljard kinderen (jonger dan vijftien) op aarde, en het zullen er nooit méér worden. In 1960 waren het er nog 1 miljard, maar dat was toen meer dan een derde van de wereldbevolking. Vandaag vormen die 1,9 miljard 27 procent van de bevolking, in 2050 zal het nog maar 20 procent zijn. Liefst 40 procent van de vrouwen in de wereld heeft vandaag minder dan twee kinderen, en dat compenseert voor de 18 procent met meer dan drie kinderen.
De aarde zal niet langer een planeet van de jeugd zijn, maar een planeet van de ouderdom. Hoe die demografische verschuiving sociaal en economisch moet worden opgevangen, weet niemand. In landen als Japan, Duitsland en Italië, die kreunen onder de gevolgen van een snel verouderende bevolking, sleutelen ze aan speciale belastingsystemen om de op een steeds smallere basis wankelende oorspronkelijke bevolkingspiramide niet te laten kantelen. De kans is groot dat nieuwe belastingen vooral op de schouders van de steeds kleinere schare werkenden belanden, waardoor die nog zwaarder onder druk komen dan nu.
In Japan hebben jonge mensen vandaag niet alleen een dalende interesse in kinderen, maar in seks tout court. Als signaal van een gebrek aan vertrouwen in het systeem kan dat tellen.
DOOR DIRK DRAULANS, ILLUSTRATIE FRED
In een crisisperiode zullen jonge mensen met weinig vooruitzichten hun kinderwens uitstellen.
Er zijn nu ongeveer 1,9 miljard kinderen in de wereld, en het zullen er nooit méér worden.