Tien jaar NAFTA. Maar de Mexicaanse ‘obrero’ werd er niet rijker van.

Nogales, Mexico. In de fabriek van Summit Win-dows hangt een bord waarop wordt genoteerd hoeveel ramen en deuren elke dag worden gemaakt. Vier jaar geleden liep het aantal op tot ruim 91.000 per jaar. Vorig jaar was het meer dan 109.000. En dat getal wordt opnieuw overtroffen.

‘We maken zo’n vijfhonderd ramen per dag!’, roept manager Tony Vartola boven de herrie van de boren, hamers en elektrische zagen uit. Glas vliegt over de werktafels. ‘Maar als het moet, kunnen we bijna twee keer zoveel produceren, zonder extra mensen of overuren.’ Hoe is dat mogelijk? ‘Dan zetten deze jongens de beuk erin. Nu werken ze niet zo hard.’

Sinds Mexico in 1965 het Border Industrial Program tegen massale werkloosheid in het leven riep, verhuizen Amerikaanse bedrijven hun arbeids- intensieve productie tot voorbij de zuidelijke grens. De North American Free Trade Agreement (NAFTA) in 1994 en de daarop volgende peso-crisis deden het aantal assemblagefabrieken, maquiladoras, echter exploderen. In 2000, voor de Amerikaanse recessie, waren er 3590. In totaal creëerden ze 1.290.000 banen in Mexico. Dat land verwelkomde de Amerikanen met spotgoedkope arbeidskrachten en lakse milieu- en arbeidswetten.

De economische versmelting van de twee landen heeft het landschap aan beide kanten van de grens ingrijpend veranderd. De Mexicaanse assemblagefabrieken importeren belastingvrij apparatuur en onverwerkte materialen en exporteren eindproducten als tv’s, auto’s en vliegtuigonderdelen, waar slechts een lage belasting aan wordt toegevoegd, terug naar de Verenigde Staten. Langs de snelweg die vanuit Nogales-Mexico door de Amerikaanse staat Arizona loopt, staan talloze pakhuizen waarin de waar ligt opgeslagen.

Nogales-Arizona en Nogales-Mexico verhouden zich tot elkaar zoals de meeste andere plaatsen aan de grens. Het grensgebied is het enige ter wereld waar een eerste- en een derdewereldland met elkaar worden verbonden. Het Amerikaanse Nogales heeft 22.000 inwoners, het Mexicaanse Nogales naar schatting 350.000. Omdat het mes in de agrarische subsidies is gezet, als onderdeel van NAFTA, zijn tienduizenden boeren naar de grens gekomen – veel meer dan er fabrieksbanen zijn. Veel kleine boerengemeenschappen in het zuiden, de ejidos, kunnen de concurrentie met de grote boerenbedrijven in Amerika niet aan. Soms opereren die als een soort maquiladoras in Mexico zelf.

In het Amerikaanse Nogales zou een fabrieksarbeider tien dollar per uur verdienen, plus een ziektekostenverzekering en andere extra’s. In de Mexicaanse buurstad krijgt een obrero tien dollar per dag, wat neerkomt op een dollar per uur. De meeste Amerikaanse ondernemingen betalen zulke hongerlonen, omdat ze de winst willen opdrijven. Maar Summit Windows zou niet eens overleven als het Amerikaanse salarissen zou handhaven, zegt Vartola. ‘In de Verenigde Staten zou dit raam meer kosten dan de consument er nog voor wil betalen.’

In de fabriek draait alles om geld. Op een ander bord staat het aantal dagen zonder wonden vermeld. Voor het geval iemand zichzelf snijdt, is er een verpleegster aanwezig. ‘En mijn zakenpartner kan desnoods ook wel iets hechten’, zegt Vartola luchtig.

Dit soort uitgekleed beleid leidt ertoe dat in sommige maquiladoras arbeiders onrealistisch hoge quota moeten halen, gedwongen zwangerschapstesten ondergaan en zonder bescherming met giftige stoffen werken. De meeste fabrieken houden hun deuren daarom potdicht voor de pers.

Vartola niet. Hij geeft ook nog een toer door de colonias, de chaotische sloppenwijken in de heuvels rond de fabrieken. Onverharde wegen vol geulen lopen tussen krotten van golfplaten en triplex – het resultaat van tien jaar NAFTA, het verdrag dat Mexico welvaart moest brengen. ‘Als dit je niet raakt, heb je geen hart’, zegt Vartola, alsof deze armoede niet wordt veroorzaakt door de lage lonen in de maquiladoras. Hij verweert zich: zijn loyaliteit ligt in de eerste plaats bij het bedrijf. ‘Je moet eelt op je ziel krijgen.’

Oosterse concurrentie

Van vakbonden moeten de Amerikanen dan ook niets hebben. In andere maquiladora-steden hebben activisten onafhankelijke bonden – de overheidsbonden zijn corrupt – van de grond gekregen, in Nogales niet. De Amerikanen hebben de Mexicaanse gouverneur aan hun kant, zegt Vartola. ‘De fabrieken hebben maar één extra reden nodig om naar Azië te vertrekken.’

Op de wereldmarkt concurreert Mexico nu met het Oosten, vooral met China, dat wenkt met nog lagere lonen en minder regulering. Door de recessie in de Verenigde Staten zijn honderden assemblagefabrieken gesloten of naar Azië getrokken. Mexico raakte een kwart miljoen fabrieksbanen kwijt. China verving Mexico vorig jaar als tweede grootste exporteur naar de Verenigde Staten. Opvallend genoeg is de brutoproductie in de Mexicaanse assemblagefabrieken, mede dankzij automatisering, alleen maar gestegen, tot 63 miljard dollar.

Geen enkele grensstad is zo diep getroffen als Nogales. Van de 110 maquiladoras zijn er 70 over. Een derde van het personeel is ontslagen. Gloednieuwe, pastelkleurige bedrijfsgebouwen, net neergezet in het Parque Industrial, staan leeg. Op sommige krotten in de colonias is een dollarteken geschilderd: ze zijn te koop. Een deel van de inwoners zal illegaal de oversteek naar Amerika wagen. Ze klimmen over de verroeste, metershoge muur die de twee delen van Nogales scheidt, of leggen een levensgevaarlijke tocht af door de woestijn. Zelfs als ze een baan hebben in Nogales, kunnen ze niet overleven.

Voedsel is aan de grens, mede door NAFTA, aanzienlijk duurder dan in Amerika. Hetzelfde geldt voor de maquiladora-producten. ‘De mensen hier geven zestig procent van hun inkomen uit aan eten. En dat kopen ze dan ook nog in Amerika’, zegt Francisco Trujillo, directeur van BorderLinks, een organisatie die bezoekers laat overnachten bij maquiladora-arbeiders.

Om de honger te bestrijden, betaalt BorderLinks de kokkin die in Casa de Misericordia elke middag gratis lunches bereidt voor de schoolkinderen. In hun uniformen staan ze in de rij voor tortilla’s met rijst en bonen. Het eten is een gift van de restaurants en de maquiladoras.

In de colonia klinken radio’s en huilende kinderen. Een man met een bloedende snee in zijn wang drinkt een blikje bier. Alba Valenzuela (28) zit met haar peuter op een stoel voor een éénkamerhuisje. Omdat ze kwaliteitsinspectrice is, verdient ze zeventig dollar voor een werkweek van 36 uur, vertelt ze. ‘Ik koop luiers, eten, kleren. Dan is het op.’

De grond waarop haar zelfgebouwde huisje staat, heeft ze gekraakt. Omdat de assemblagefabrieken geen lokale belastingen betalen, heeft de gemeente geen geld om de infrastructuur van de krottenwijken aan te passen aan de snelgroeiende bevolking. Zoals veel inwoners tapt Alba elektriciteit af van de buren en koopt ze water van een vrachtwagen die toeterend voorbijrijdt. Ze bijt op haar perzikkleurig gelakte nagel. ‘Ik zou meer willen verdienen, zodat mijn kinderen een beter leven kunnen leiden.’

Maar wat is haar droom, wat zou ze echt willen met haar leven? Nu kijkt Alba verward. Een droom? Wat is dat? Ze zwijgt.

Hélène Schilders

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content