Gentenaar Tim De Waele is wellicht ’s werelds bekendste wielerfotograaf. Momenteel schiet hij zijn twintigste Ronde van Frankrijk. Het geheim van een geslaagde koersfoto? ‘Je moet kunnen redeneren als een coureur.’
De Tour heeft België verlaten en is nu op weg richting Alpen. Nog een paar – te vrezen valt: saaie – etappes te gaan voor de Ronde van Frankrijk zaterdag het hooggebergte in duikt. Afzien voor de renners, maar ook voor de lange karavaan van journalisten, fotografen en organisatoren die het peloton door weer en wind volgen. Tim De Waele, wellicht ’s werelds bekendste wielerfotograaf, is een van hen. De Gentenaar, een freelancer die voor alle grote sportbladen werkt, begint aan zijn twintigste Ronde van Frankrijk.
De Tour is een ervaring, erkent de koersfotograaf, al was het maar omdat het een van de grootste sportevenementen ter wereld is en veruit de grootste wielerwedstrijd. Maar een aangename werkomgeving is het niet.
Tim De Waele: ‘Ik amuseer me meer in de Giro of in de Vuelta. Ten eerste omdat in die koersen meer variatie zit. In de Tour doe je om de drie jaar dezelfde route. Ofwel zijn het eerst de Pyreneeën en dan de Alpen, ofwel andersom, maar uiteindelijk rijd je altijd dezelfde cols op. De organisatie kleurt zelden of nooit buiten de lijntjes, af en toe voelt het voor mij, als fotograaf, wat voorspelbaar aan.
‘Toch is het vooral de stress die de Ronde van Frankrijk minder aangenaam maakt. Iedereen loopt drie weken lang op de toppen van zijn tenen. De Tour heeft het grootste peloton, met de meeste volgwagens, de grootste publiciteitskaravaan, het meeste volk aan de kant. Soms is het té.
‘Bovendien, en nu ga ik iets vertellen wat de meeste insiders weten, maar wat buitenstaanders zelden beseffen: qua koersspektakel biedt de Tour meestal niet zo veel. In de eerste week moeten de sprinters scoren en krijg je bijgevolg erg stereotiepe etappes. In de tweede week is er al een en ander gebeurd, maar zonder dat het klassement al beslist is, dus gaat iedereen rekenen en afwachten. De derde week is het dan zover, maar de renners hebben dan al zo lang gewacht en gestrest dat het spektakel bijna altijd tegenvalt.
‘Nee, dan zijn Giro en Vuelta boeiender. Die koersen staan voor mij sportief zeker niet op een lager niveau dan de Tour. De Giro is zwaarder en in de Vuelta wordt meer aangevallen. Weet je wat een belangrijke verklaring is voor het succes van de Ronde van Frankrijk? De timing. Het is het begin van de vakantie. De mensen hebben tijd, snakken naar iets om hun dag mee te vullen. En dat doet de Tour wel natuurlijk. ( lacht)
‘ASO, de organisator van de Tour, is sinds een paar jaar ook eigenaar van de Vuelta. Sindsdien zie je die koers stelselmatig richting hoogzomer opschuiven, dit jaar starten ze al op 18 augustus. Wel, in Spanje staat jaar na jaar meer volk aan de kant, opvallend meer zelfs, en dat is geen toeval.’
Wielrennen lijkt een dankbare sport om te fotograferen.
Tim De Waele: Het is de enige sport waarbij je als fotograaf letterlijk midden in de actie zit. De valpartijen, de regenvlagen, de vreugde bij de overwinning en de teleurstelling bij verlies: wij maken het samen met de coureurs mee. Je voelt hen afzien en deelt hun emoties. En dát heeft de Tour wel voor op alle andere wedstrijden: alles wat hier gebeurt, is belangrijk en ervaar je bijgevolg heel intens. In de Tour leef je drie weken lang in een cocon. Iedereen – renners, journalisten, fotografen – is 24 uur per dag alleen met de koers bezig. De regering mag vallen, ik zal het pas na de Champs Élysées horen.
Hoe gevaarlijk is het om Tourfotograaf te zijn? Ook jullie rijden met onvoorstelbare snelheden die cols af. Nog sneller dan de renners zelfs.
De Waele: Het is zo gevaarlijk dat je er beter niet aan denkt. Hout vasthouden, maar eigenlijk is het een half mirakel dat er niet meer ongevallen gebeuren. Dat kan alleen omdat de motards echte cracks zijn, mannen met stalen zenuwen. Er komt veel meer bij kijken dan gewoon goed met de motor kunnen rijden. Je moet de beweging van het peloton kunnen inschatten, volgen wat op Radio Tour gezegd wordt, rekening houden met de supporters langs de kant, die trouwens almaar zotter worden, én dan is er nog die zenuwachtige fotograaf die bevelen in het oor schreeuwt. ( lacht)
Koersmotard is een metier dat alleen de koelste kikkers gegeven is. Ze zijn ook allemaal ervaren rotten, zelden zie je nieuwe namen. En als er dan eens iemand nieuw het probeert, haakt hij dikwijls na drie dagen af: compleet doorgedraaid.
De Tourkaravaan lijkt jaar na jaar drukker te worden.
De Waele: Dat klopt. Men wijst daarvoor soms naar de fotografen, maar dat is onterecht. De Tourorganisatie laat de laatste seizoenen maar twaalf rijdende fotografen toe, vroeger waren dat er nog zestien. Wat wel is uitgebreid, is het aantal sponsors, vipauto’s en commentatoren die live op de motor verslag uitbrengen. Hoe meer volk zich door de koers beweegt, hoe gevaarlijker het wordt natuurlijk.
Wat is voor jou een geslaagde foto? Primeert de actualiteitswaarde of het artistieke?
De Waele: Beide facetten zijn uiteraard erg belangrijk. Het zijn noodzakelijke voorwaarden, de bestaansreden van de persfoto in feite. Zelf hou ik van de traditionele aanpak: een foto moet vóór alles scherp zijn. Liefst met een propere achtergrond zonder veel afleiding, geen caravans of volgwagens of zo. Dat in een verzorgde kadrering: dan kom je al dicht bij de ideale wielerfoto.
Wat mij betreft, behoren die zaken tot het abc van de fotografie, maar ik merk in de praktijk dat ze almaar minder naar waarde worden geschat. Bij de anderen dan, ik houd aan mijn beroepseer. De verklaring ligt in het toegenomen belang van het internet. Snelheid is ongelooflijk belangrijk geworden. Je moet de eerste zijn die een beeld heeft, of de foto gemaakt is volgens de regels van de kunst, maakt niet zoveel uit. Wanneer er onderweg nieuws is, een belangrijke renner die valt bijvoorbeeld, moet je daar tegenwoordig al vanaf de motor foto’s van doorsturen. Tien jaar geleden was dat ondenkbaar.
Normaal stuur ik mijn beelden pas door na de koers. Daar heb ik nog ongeveer drie uur werk mee. In het beste geval vertrekken we rond halfnegen naar het hotel. Dat is dus sowieso nipt om het avondbuffet nog te halen. Het is Frankrijk hè, vanaf negen uur is in bijna alle hotels de keuken dicht. Het eten is trouwens nog een reden waarom de Tour de France geen hoogtepunt is in mijn jaar. De Franse cuisine heeft een goede reputatie en voor de toprestaurants is die zeker terecht, maar het niveau van de gemiddelde bistro is niet om over naar huis te schrijven. Allerminst zelfs. En op dat uur heb je natuurlijk weinig keuze. Nee, wie laat, zonder veel planning, nog eten zoekt, kan bijna niet slechter zitten dan in Frankrijk.
In andere landen heb je dan weer het fenomeen dat één ding heel lekker is en de rest maar zozo. In Italië eet je lekkere pasta en smakelijke gelati en in Spanje is het vlees uitstekend, maar beide landen zou ik voor de rest niet aanraden. Weet je wat het ideale doorreisland is voor een hongerige reiziger? België. Je vindt er veel variatie en zelfs de meest bescheiden eettent is proper en biedt een lekkere hap.
Moet een fotograaf een goed koersdoorzicht hebben om telkens op het juiste moment op de goede plaats te staan?
De Waele: Je moet kunnen redeneren als een coureur, ja. En je moet de parcoursen kennen en weten waar het normaal ontploft. Mijn voordeel is dat ik een heel seizoen lang de koers volg. Ik kan vrij snel inschatten wie goed is en ken de meeste coureurs ondertussen zo goed dat ik wel kan gokken waar ze hun aanval zullen plaatsen.
Kostbare kennis.
De Waele: Dat is het zeker. Het gebeurt dan ook regelmatig dat ploegleiders vragen of mij iets is opgevallen. Maar het is natuurlijk gevaarlijk om dan het achterste van mijn tong te laten zien. Ik moet met heel het peloton overeenkomen, hè.
Nu, een goeie foto maak je niet alleen dankzij je kennis. Een goeie foto is en blijft geluk. Alleen zijn het om een of andere reden wel dikwijls dezelfde fotografen die geluk hebben. Je moet je geluk een beetje maken. Een Tourfotograaf neemt iedere dag duizend beslissingen, ik overdrijf niet. Blijven we hier staan of rijden we door? Eten we een halfuur vroeger om straks tijd te hebben om voorop te rijden? Van zo’n beslissing hangt veel af, want er bestaat altijd het gevaar dat je net op dat moment een belangrijk beeld mist. Een favoriet die valt, bijvoorbeeld. En in het Tourpeloton is de regel strikt: terugrijden mag nooit, de Tour rijdt alleen richting aankomst. Niet dat rechtsomkeert maken zin zou hebben: het moment is toch al gepasseerd.
Om mooie wielerfoto’s te schieten, moet je kunnen plannen, maar nog belangrijker is dat je kunt improviseren. Als de motard bijvoorbeeld merkt dat de weg er slecht bij ligt, kun je beslissen om te stoppen en aan de kant te gaan staan, want misschien vallen er hier straks wel een paar. Zo’n gok die lukt, is natuurlijk de ultieme kick. En zo is elke koers een uitdaging.
Hoeveel fotografen zijn er die, zoals jij, heel de wielerkalender volgen?
De Waele: Amper drie. Het is geen gemakkelijk beroep. Een wielerfotograaf moet veel alleen kunnen zijn en kunnen verdragen dat hij zijn familie niet vaak ziet. Vorig jaar ben ik, alles samengeteld, ongeveer twaalf weken thuis geweest. Weinig hè. Gelukkig is mijn vrouw net als ik heel zelfstandig. Ze begrijpt dat ik mijn job enorm graag doe en dat het nu eenmaal opofferingen vraagt. Je went aan die situatie en er zijn trouwens ook niet alleen maar nadelen aan. Koppels die elkaar dag in dag uit zien, maken in hun relatie onvermijdelijk pieken en dalen mee. Wij weten dat de tijd zo kort is dat we alleen ruimte hebben voor de pieken. ( lacht) Waarom ik het dan toch zo graag doe? Het is het avontuur, hè. Je ziet heel de wereld, van Australië naar Californië tot Qatar. En niemand weet wat er na de volgende bocht komt.
Toch besef ik dat ik dit hooguit tot mijn vijftigste kan doen. De fysieke belasting is te zwaar: vergeet niet dat ik voortdurend twaalf kilogram materiaal draag. Trek daar maar eens een hele dag sprintjes mee of ga maar eens met zo’n gewicht overhangen als je achter op een motorfiets zit. De weinige weken dat ik thuis ben, moet ik joggen en fitnessen om in conditie te blijven en ik ga geregeld preventief naar de osteopaat. In feite ben ik ook een beetje sportman. Ik probeer het maximum uit mijn carrière te halen, zolang mijn lichaam dat toelaat.
Ik heb al een plan voor wat ik nadien wil doen: ik zou graag een wielerploeg beginnen. Ik ben als buitenstaander in dit wereldje terechtgekomen, zelf heb ik nooit gekoerst, maar ik zie veel. Ik weet hoe het er bij profteams toegaat en ik denk dat ik ondertussen wel kan inschatten wat werkt en wat niet. Een groot probleem van het wielrennen is dat het een erg gesloten, conservatieve wereld is. Er is weinig ruimte voor vernieuwing, de managers zijn dikwijls oud-coureurs die willen werken ‘zoals in hun tijd’. Als er dan iemand van buitenaf met nieuwe ideeën komt, zoals die David Brailsford van Team Sky, zet die meteen alles op zijn kop. Ik droom ervan zelf ook zoiets te doen. Er waren zelfs al contacten met sponsors, al kan ik Marc Sergeant en Patrick Lefevere geruststellen: de plannen zijn nog niet concreet.
DOOR JEF VAN BAELEN
‘Het is zo gevaarlijk dat je er beter niet aan denkt.’