Vlaanderen is een van de meest welvarende regio’s in de wereld en streeft naar nog meer autonomie. Maar niet alles wat we zelf doen, doen we beter.

Na de regionale verkiezingen van 13 juni zal de elfde Vlaamse regering aantreden sinds 1980. Tien jaar na de eerste staatshervorming die Vlaanderen erkende als culturele gemeenschap, ging België toen definitief de weg op van een federaal land met autonome deelstaten. Vlaanderen, Wallonië en Brussel kregen van dan af steeds meer bevoegdheden om eigen beleidsaccenten te leggen.

‘Maar om de huidige Vlaamse welvaart te begrijpen, moet je teruggaan naar de economische expansiewetgeving van Gaston Eyskens (CVP) in de jaren zestig’, zegt Manu Ruys, oud-hoofdredacteur van De Standaard. ‘De eerste staatshervormingen waren het product van de Vlaamse drang naar meer culturele autonomie en de Waalse drang naar meer economische zelfstandigheid omdat Wallonië zich benadeeld voelde door het afhaken van het Belgische kapitaal. De regionalisering had vervolgens ook een psychologische kant. De Vlamingen gingen zich bijna onbewust meer Vlaming voelen.’

‘We hebben het nu zonder twijfel beter’, aldus gedelegeerd bestuurder Philippe Muyters van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka). ‘Door de Vlaamse autonomie kregen we een beleid op maat van de eigen cultuur en mentaliteit. De staatshervormingen, ook die van 1988, 1993 en 2001, waren stimulansen om het anders aan te pakken. Vlaanderen heeft bijvoorbeeld een modern Vlaams overheidsapparaat gekregen. Op het federale vlak worstelen ze nog altijd met het Copernicusplan.’

LEVENSTEVREDENHEID

Met zes miljoen zijn de Vlamingen. Dat zijn er bijna 100.000 meer dan vijf jaar geleden. Ontgroening (minder geboorten) en vergrijzing (het aantal 65-plussers stijgt snel) kenmerken de demografische evolutie. De bevolkingstoename is dan ook vooral een gevolg van regularisaties en migratie. Toch is niet eens 5 procent een buitenlander (2,86 procent is burger van een andere EU-lidstaat en 1,75 procent komt van buiten de EU, onder hen 30.000 Marokkanen en 22.000 Turken).

Het scholingsniveau van de Vlamingen verbetert. In de groep 25- tot 64-jarigen heeft bijna 30 procent hoger onderwijs gevolgd (of 11 procent meer dan in 1990). Daartegenover is 18 procent van de Vlamingen ‘laaggeletterd’ en verlaat één op de vijf jongeren het secundair onderwijs zonder diploma. Van de Vlaamse werknemers is 70 procent aan de slag in dienstverlenende bedrijven en de social-profitsector (van onderwijs tot gezondheidszorg). Minder dan een derde werkt nog in de industrie. Door de economische terugval vanaf 2000 is het aantal werkzoekenden gestegen tot meer dan 160.000.

Een gemiddeld Vlaams gezin beschikt over een maandelijks inkomen van 2750 euro. Het grootste deel daarvan (508 euro of 18,5 procent) gaat op aan huisvesting. Zeven op de tien huizen en appartementen in Vlaanderen worden bewoond door hun eigenaars. Een op de drie Vlamingen kan zich geen eigen woning veroorloven. Voorts geeft de Vlaming heel wat geld uit aan vervoer (316 euro; per 1000 inwoners zijn er 477 auto’s) en voeding (300 euro). Aan gezondheidszorg besteedt de Vlaming gemiddeld 7 procent van zijn inkomen (dat wordt 10 procent bij laaggeschoolden en slechts 5 procent bij hooggeschoolden). Zeven procent van de Vlamingen kan enkel dromen van een goed inkomen en zit onder de armoedegrens.

Voorzitter Jan Renders van de christelijke arbeidersbeweging ACW: ‘Terwijl we op een internationale welvaartsindex op de vierde plaats staan, komen we pas op de dertiende plaats in de strijd tegen de armoede. De dualisering wordt groter. Het bruto binnenlands product van Vlaanderen neemt sneller toe dan het bruto binnenlands geluk. In sommige domeinen doen we het niet beter door onze autonomie. Ik denk aan de sociale huisvesting – voor veel mensen is een eigen woning onbetaalbaar, en aan de lokale besturen die betutteld worden en geen financiële armslag krijgen om iets te doen voor de mensen.’

Voorzitter Roger Pauly van de Gezinsbond zit op dezelfde golflengte: ‘Materieel zijn de Vlamingen vooruitgegaan, maar dat leidt niet tot meer levenstevredenheid. Kijk naar de verkeersdoden, het aantal zelfdodingen, mensen met een depressie, het stijgend gebruik van kalmeermiddelen en drugs, enzovoorts. In het zelfstandige Vlaanderen is er weinig aandacht voor het zoeken van mensen naar zingeving.’

Maar doet Vlaanderen dan niet beter wat het zelf doet? Dat was tenslotte het motto van Gaston Geens (CVP) die van 1981 tot 1991 de eerste vier Vlaamse regeringen leidde. Ruys: ‘Dat is niet fair ten opzichte van Geens. Hij heeft gezegd: wat Vlaanderen zelf doet, moet het beter doen. Dat is een belangrijke nuance. De vraag is of Vlaanderen het ook beter kan doen. In onze federale staat is België half uitgekleed en Vlaanderen nog maar half aangekleed.’

Muyters: ‘Net daardoor zijn veel Vlaamse maatregelen te ingewikkeld. Hoeveel ministers zijn er niet betrokken bij het akkoord over de Kyoto-normen? Vlaanderen scoort niet bij elke kans, maar vaak kunnen we ook niet doen wat we echt willen. Dat schaadt de transparantie van het Vlaamse beleid en zorgt voor extra administratieve rompslomp.’

WIJ EN ZIJ

Pauly: ‘De federale overheid houdt de touwtjes in handen. Vlaanderen kan een werkgelegenheidsbeleid voeren, maar de werkloosheidsuitkeringen zijn federaal. Vlaanderen is bevoegd voor huisvesting maar de huurwet en de btw voor de bouw worden federaal geregeld. De preventieve gezondheidszorg is een Vlaamse opdracht, de ziekteverzekering is een federale zaak. Het gezinsbeleid is Vlaams, de kinderbijslag is federaal. Zo kan ik blijven doorgaan. Op die manier kan je geen beleid voeren dat inspeelt op het klimaat en de behoeften van een samenleving. Niemand zal ontkennen dat er ter zake grote verschillen zijn tussen Vlaanderen en Wallonië.’

Ruys: ‘De Vlamingen zien die verschillen meer en meer. Ze denken ook steeds meer in termen van wij en zij. De financiële transfers van Noord naar Zuid en een aanvoelen dat Wallonië een Vlaams sociaal-economisch beleid dwarsboomt, versterken het streven naar meer Vlaamse autonomie in een confederaal België.’

Muyters en Pauly gaan mee in die redenering. ‘Een aangepast beleid’ vergt ‘homogene bevoegdheden’ inzake fiscaliteit, economie, mobiliteit, gezondheidszorg, gezinsondersteuning enzovoorts. Renders corrigeert: ‘Voor huisvesting of milieuzorg bijvoorbeeld is het beter dat Vlaanderen alle instrumenten in handen krijgt. Maar ontwikkelingssamenwerking wordt het best niet verknipt en een federale sociale zekerheid blijft voor de arbeidersbeweging steunen op interpersoonlijke solidariteit. Het Vlaamse discours getuigt regelmatig van burgerlijke bekrompenheid. Het is van ‘houden wat we hebben en hebben wat we kunnen krijgen’. Kijk naar de verkiezingsuitslagen. Meer Vlaamse autonomie mag niet ten koste gaan van de solidariteit en de openheid van Vlaanderen. De civiele samenleving moet hiervoor meer worden aangemoedigd door de Vlaamse overheid.’

Door Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content