Wie oud wordt, zoekt thuishulp of gaat naar het bejaardentehuis – zo gaat het leven toch? Niet voor allochtone bejaarden. Zij kennen de mogelijkheden van onze zorgsector nauwelijks, en vice versa. Een boek en enkele studiedagen leggen de vinger op de wonde.
‘In 2001 kregen we van toenmalig minister van Welzijn Mieke Vogels (Agalev) de opdracht om de leefwereld van allochtone bejaarden te onderzoeken. Wat bleek? Er waren bijna geen rusthuisbewoners van niet-Belgische afkomst. Op één na.’ Guido Cuyvers van de Katholieke Hogeschool Kempen (KHK) herinnert zich de zaak nog goed. ‘We kwamen niet verder dan een Marokkaanse man, gedumpt door zijn familie – op zich al een atypische situatie. Onze interviewer had met hem een gesprek in de cafetaria van een Brussels rust- en verzorgingstehuis. Daarna wou die man een kop koffie aanbieden, maar hij werd compleet genegeerd door het personeel. Hoewel hij zelf betaalde voor zijn verblijf, kreeg hij geen zakgeld. Schrijnend. Vernederend. Een leven in totaal isolement.’
Het onderzoek dat Vogels indertijd bij de KHK bestelde, moest een ‘decreet voor het integraal ouderenbeleid’ helpen voorbereiden. De filosofie was eenvoudig: we kunnen niet wachten tot de problemen er zijn, we moeten nú kijken welke voorzieningen we nodig hebben in de toekomst. De minister had naar de verzuchtingen van de sector geluisterd, en wou ook adviezen voor subgroepen, waaronder allochtone bejaarden.
‘Vogels wou tien streefdoelen voor de bejaardenproblematiek uitzetten. Dat is ook gebeurd, en dat beleidsplan was heel uitvoerig met kortetermijndoelstellingen en strategische doelen. Een gigantisch werk, waarin heel veel expertise zit’, weet Cuyvers. ‘Maar er kwamen onverwachts verkiezingen en Mieke Vogels nam ontslag. Resultaat: alles weg. Er is níéts mee gebeurd.’
In zijn onderzoek besteedde Cuyvers onder meer aandacht aan het project Ouder worden in Vlaanderen, een gezamenlijk initiatief van de provincies Limburg en Oost-Vlaanderen. In 1998 hadden ze een ‘pedagogisch concept’ klaar, dat was gericht op twee doelgroepen: enerzijds allochtonen voor wie oud worden in een ander land een taboe is, anderzijds de zorgsector. De eerste versies waren in het Italiaans en het Turks, ondertussen zijn er ook andere taalversies en is het materiaal overgenomen door Antwerpen en Brussel.
Geen overbodige luxe. Want volgens Guido Cuyvers en David Talloen, bestuurssecretaris van de Provinciale dienst Minderheden Oost-Vlaanderen, is er sprake van een vicieuze cirkel: de allochtonen kennen het dienstenaanbod niet, en de diensten kennen de allochtonen niet. Resultaat: geen vraag, geen aanbod, maar de druk groeit.
TERUGKEREN OF NIET?
In Limburg is de eerste generatie Italiaanse migranten ondertussen bejaard. De nood aan thuishulp en residentiële opvang is er voelbaar. De Noord-Afrikaanse gemeenschap is er iets jonger – die migratiebeweging kwam pas rond de jaren zestig en zeventig op gang. In 2001 was de vraag nog niet zo prangend, maar uit de demografische cijfers bleek toen al dat ook die groep binnen de tien jaar sterk zou toenemen. Zo zal het aantal Italiaanse zestigplussers tussen 2005 en 2015 in Vlaanderen en Brussel met 155 procent stijgen, het aantal Marokkaanse ouderen met 171 procent, en het aantal Turkse zelfs met 184 procent.
Voor veel van die mensen is ouder worden een taboe. Het thema wordt zelden besproken binnen de familie. Vooral in de Turkse en Marokkaanse gemeenschap is het de gewoonte dat de kinderen voor de ouderen zorgen. Hulp van buitenstaanders wordt als een schande ervaren: dat is het lot van de uitgestotenen en de allerarmsten. De jongeren willen die familietaak wel opnemen, maar neigen toch naar onze denkbeelden over ouderenzorg. Dikwijls uit noodzaak, want in veel jonge gezinnen gaan beide partners uit werken, wat mogelijkheden voor de extra zorg beperkt.
En dan speelt er nog een dilemma mee: keren ze voor hun oude dag naar het moederland terug of niet? Voor velen is het nooit de bedoeling geweest om in België te blijven. Ze waren gastarbeiders, weet u nog? Maar ondertussen hebben ze hier gewerkt, kregen ze kinderen, kochten ze een huis, werden ze ongemerkt oud.
Onder Italianen lijkt het idee om terug te keren verwaterd, maar voor Noord-Afrikaanse migranten liggen de kaarten anders. Zij zijn een stukje jonger, en de aansluiting met onze samenleving is niet altijd even vlot verlopen. De meesten pendelen op latere leeftijd nog altijd tussen de twee landen en willen dat zo lang mogelijk blijven doen. Toch beseffen ze dat ze hier beter af zijn, en dat onze gezondheidszorg hen meer te bieden heeft. Het belangrijkste zijn echter hun kinderen en kleinkinderen die hier hun leven leiden. Turkse ondervraagden gaven toe dat ze hier oud zullen worden. Onder Marokkanen is de twijfel groter.
Het project Ouder worden in Vlaanderen maakte vooral duidelijk dat de kennis onder allochtonen over de zorgverstrekking in Vlaanderen bijna onbestaande is. Zowat alle deelnemers waren verwonderd over het aanbod. Het feit dat ook Belgische bejaarden het liefst zo lang mogelijk thuisblijven en de zorg van de familie ook in Vlaanderen belangrijk is, was een totale verrassing. Het corrigeerde hun beeld van een maatschappij die zijn bejaarden wegstopt in rusthuizen. De deelnemers kregen ook een realistischer beeld van wat ze kunnen verwachten in een ziekenhuis of van de thuiszorg. De thuisverpleging is het meest aanvaard. Het is dan ook een puur technische functie die buiten de familiezorg ligt. Poetsdiensten, warme maaltijden, thuiszorg, uitleendiensten en gezondheidscentra bleken onbekend, maar zijn ook een stuk ontoegankelijker. De kloof met hun gewoontes en tradities blijkt erg groot. Maar er is meer. Veel migranten van de eerste generatie hebben nooit onze taal geleerd, wat de communicatie bijzonder moeilijk maakt. Bovendien werkten ze meestal in zware en slechtbetaalde sectoren, met kortere loopbanen door werkloosheid of beroepsziekten. Zij vinden de diensten dan ook duur, hoewel de tussenkomsten voor hen lager zijn.
RICHTINGLOOS BELEID
Ziekte en gezondheid worden in sommige migrantengemeenschappen ook anders bekeken, soms op een fatalistische manier. Op lichaamsverzorging en vooral op intieme verzorging rust een taboe. Die kunnen alleen uitgevoerd worden door familieleden – in de praktijk door de zoon en de schoondochter. Er zijn de religieuze gewoonten en gebruiken, de strikte invulling van de familietaken, de voedselvoorschriften et cetera. Allemaal culturele drempels die het contact met de zorgverleners bemoeilijkt. De aangeboden zorg houdt geen rekening met die verschillen, waardoor allochtone patiënten snel afhaken en de gezondheidsproblemen toenemen. Uit het onderzoek van 2001 bleek hoeveel vooroordelen er bestaan bij de diensten (‘Die mensen keren toch terug’, ‘De kinderen zorgen in deze culturen voor hun ouders’ enzovoort). Het project Ouder worden in Vlaanderen was voor de zorgsector dan ook een eyeopener.
Na 2001 zijn er enkele kleine projecten gefinancierd, maar daarmee houdt het op. Coördinatie op Vlaams niveau is er niet. Vlaams minister van Welzijn Inge Vervotte (CD&V) liet onlangs een onderzoek uitvoeren naar de situatie van de allochtone ouderen in de residentiële sector, maar volgens David Talloen is er een veel grotere nood aan thuiszorg en ambulante diensten.
Talloen wijst er bovendien op dat de zorg voor allochtone bejaarden geïntegreerd moet worden in een algemeen ouderenbeleid. Niemand binnen de sector zit te wachten op een dienst ‘Allochtone Zorgen’. Hij pleit voor een nationaal actieplan en vindt dat de discussie op Europees niveau moet worden gevoerd.
Bij de mensen in de integratiesector blijkt er een zekere moeheid op te treden. Voor het zoveelste onderzoek staat niemand te trappelen: ze willen dringend een concreet, toekomstgericht en gecoördineerd ouderenbeleid. Daarom organiseren de interprovinciale werkgroep met mensen uit Oost-Vlaanderen, Limburg, Antwerpen, de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad, het Minderhedenforum en het Vlaams Minderhedencentrum zelf enkele studiedagen. De ervaringen van de voorbije jaren werden gebundeld in een video met getuigenissen en in het boek Zorg voor allochtone ouderen. Iémand moet het doen.
PROVINCIALE STUDIEDAGEN: HASSELT 29/05, PROVINCIEHUIS LIMBURG; ANTWERPEN, 31/05 PROVINCIEHUIS ANTWERPEN; GENT, 06/06 PROVINCIAAL ADMINISTRATIEF CENTRUM; BRUSSEL, 13/06 DE FACTORIJ. INFO: 02 205 00 05 – KATELIJN.VANHOREBEEK@VMC.BE
DAVID TALLOEN, ‘ZORG VOOR ALLOCHTONE OUDEREN’, KLUWER, 2007, 144 BLZ.
DOOR TINE VANDENDRIESSCHE