De IS blaast in het Syrische Palmyra de tempel van Bel op.
Joachim Bretschneider (professor archeologie UGent): De tempel van Bel stond op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Palmyra was een karavaanstad die de Romeinse wereld met het Oosten verbond. Nu is het een van de meest waardevolle archeologische sites ter wereld. De hele stad wordt nu uit het geheugen van de mensheid gewist. Dat is alsof je Venetië zou bombarderen.
Waarom is Palmyra zo belangrijk voor archeologen?
Bretschneider: De site ligt bijna volledig bovengronds. Daarom is ze zo uniek. Maar dat maakt haar ook zo kwetsbaar en eenvoudig om te vernielen.
Vernielen is niet het enige wat de IS doet. De terreurbeweging verdient ook grof geld met het verkopen van kunstschatten.
Bretschneider: Wat ze kunnen vervoeren wordt verkocht, de rest blazen ze zonder meer op. Het roven gebeurt op industriële schaal. Het is alsof een troep werkmannen met een bulldozer wat gaten in de grond graaft in de hoop dat er iets ouds komt bovendrijven. In Palmyra heb je met die aanpak altijd prijs. Elke centimeter grond zit vol cultureel erfgoed.
Natuurlijk hebben we geen zicht op de kwaliteit of de kwantiteit van de geroofde waar. Maar ongetwijfeld verdient IS miljoenen met de smokkel. Archeologisch erfgoed verpatsen om terreur te financieren: cynischer wordt het niet.
Wie koopt die kunstschatten?
Bretschneider: In Europa of de Verenigde Staten kun je die onmogelijk aan de man brengen. Daarom gaan ze naar verzamelaars uit het Verre Oosten. Die kopers zijn niet dom. Ze weten dat ze daarmee in de problemen kunnen komen. Daarom zullen we die stukken pas binnen enkele jaren opnieuw zien opduiken. Tot de kust veilig is, worden die gestolen werken in kelders en kluizen weggeborgen, hopelijk zonder dat er bijkomende schade wordt aangericht.
Doet de internationale gemeenschap genoeg om de historische sites te beschermen?
Bretschneider: Ze deed zeker te weinig. Men zag niet in hoeveel er in Palmyra verloren kon gaan. Palmyra is nochtans een woestijnstad die militair gezien relatief gemakkelijk beschermd kon worden. Nu lijkt er echter wel een kentering ingezet.
In augustus onthoofdde de IS Khaled Asaad (81), de vroegere hoofdarcheoloog van Palmyra.
Bretschneider: Onder archeologen was Asaad een zeer bekend figuur. Hij werd de vader van Palmyra genoemd. Het is tragisch wat die arme man overkomen is. Iemand moet dringend zijn werk overnemen.
De Belgische universiteiten onderhielden meerdere interessante sites in Syrië. Wij willen graag terug, maar zolang de veiligheid niet kan worden gegarandeerd, is dat onmogelijk. En wie verwacht nog dat de situatie in Syrië binnen afzienbare tijd verbetert?