
18 maart:
Terroristen vallen met kalasjnikovs het nationale Bardomuseum in de Tunesische hoofdstad Tunis binnen. Twintig toeristen en drie Tunesiërs laten het leven.
Sami Zemni (politicoloog aan de UGent en zelf een Tunesische Belg): Als onderzoeker van de politiek in Noord-Afrika bewaar ik normaal gezien afstand van de gebeurtenissen, maar nu was ik echt kwaad. Ik ben in België geboren en getogen, en zoals zoveel gezinnen met vreemde roots gingen wij elk jaar de Tunesische familie van mijn vader bezoeken. Het schept een band om daar vrienden en familie te hebben. Dat maakte de objectieve analyse moeilijk. Bovendien was ik net terug uit Tunis: ik had er enkele dagen doorgebracht op uitnodiging van de universiteit.
Hebben de aanslagen u verrast?
Zemni: Niet helemaal. Ter plekke was iedereen ervan overtuigd dat het een kwestie van tijd was voor er een aanslag zou plaatsvinden. Met een buurland als Libië, dat sinds de val van Khaddafi echt een failed state mag genoemd worden, kon dat bijna niet anders.
Er volgde een aanslag in juni, op de badstad Sousse. Wordt ook Tunesië meegetrokken in de spiraal van geweld die de hele regio teistert?
Zemni: Onlangs vond er nog een aanslag plaats op de presidentiële garde. Hij werd opgeëist door Al-Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQIM). Tunesië was zowat het enige land waar er ook na de Arabische Lente redenen tot hoop waren. Er werd een nieuwe grondwet opgesteld, het parlement functioneerde en er werden vrije verkiezingen georganiseerd. Iedereen stond klaar om economisch van de nieuwe vrijheid te profiteren. Helaas: na de aanslagen verscheen de angst weer aan de horizon.
Hoe reageren de Tunesiërs op de aanslagen?
Zemni: Ze voeren hetzelfde debat als wij in Europa: hoe moeten we reageren op de terreur? Ook zij vragen zich af hoe het komt dat een handvol jongeren radicaliseren tot op het punt dat ze hun leven geven voor wat tenslotte een extreme variant is van hun eigen religie.
Het land heeft geen lange democratische traditie zoals Frankrijk: dit is een prille democratie die de lokroep van het geweld moet weerstaan. Toch ben ik niet pessimistisch. Zowel de leiders als de bevolking willen een harde aanpak van het terrorisme, maar het debat over de macht van de overheid wordt niet uit de weg gegaan. De controleorganen die het respect voor de grondwet bewaken, blijven hun invloed uitoefenen. Bovendien is Tunesië een erg homogeen land van soennitische moslims; de etnische of religieuze verschillen die landen als Syrië kenmerken, bestaan er niet. Dat maakt dat het hele land zich tegen de geradicaliseerde enkelingen keert.
In oktober kreeg het Tunesisch Nationale-Dialoogkwartet de Nobelprijs voor de Vrede. Is dat belangrijk?
Zemni:De Nobelprijs was een duidelijk politiek signaal, een openlijke steunbetuiging voor de jonge democratie. Je kan het belang van het Nationale-Dialoogkwartet, dat bestond uit de orde van advocaten, de vakbonden, de werkgeverskoepel en de Liga voor de Mensenrechten, niet onderschatten. Zij zijn erin geslaagd om de oude politieke elite en de aanhangers van de politieke islam zo onder druk te zetten dat ze een compromis sloten. Dat is de sleutel voor de hele regio. Ook in Marokko, dat andere stabiele land, is de koning net voor de Arabische Lente gaan praten met de voorstanders van een politieke islam, waardoor hij de hele revolte te snel af was. In Egypte is dat niet gelukt, en heeft het leger de Moslimbroeders van de macht verstoten. Daar zie je helaas nu al de kiemen van toekomstig geweld.