Sinds 2007 is het aantal euthanasiegevallen in Vlaanderen verdubbeld.
Luc Deliens (hoogleraar palliatieve zorg onderzoek): In 2002 werd de euthanasiewet van kracht, en die was heel complex. Het grote probleem was dat artsen in die tijd geen enkele opleiding kregen om met euthanasie om te gaan. Zoiets inpassen in de gezondheidszorg vraagt tijd. Dat het aantal euthanasiegevallen sinds 2007 verdubbeld is, heeft mede met die lange aanloop te maken. Het is een heel goede zaak dat we met het LEIF (LevensEinde InformatieForum, nvdr. ) zo snel artsen hebben opgeleid. LEIF-artsen vormen een netwerk van gespecialiseerde dokters die de euthanasiewet door en door kennen. Ze begeleiden de huisdokter, en kunnen een tweede mening geven in een euthanasiedossier.
Een ander aspect dat de stijging verklaart, is de aard van de aanvragen. Zes jaar geleden was euthanasie vooral bekend bij kankerpatiënten en hun behandelende artsen. De laatste jaren stijgt het aantal aanvragen bij neurologische aandoeningen zoals ALS of MS, en bij hart-, long- en nierfalen. Al merken we dat de behandelende artsen in die disciplines nog altijd minder vertrouwd zijn met euthanasie.
De arts is essentieel, want euthanasie kan alleen als je een dokter weet te overtuigen om eraan mee te werken. Je moet voor ogen houden dat er niet zoiets bestaat als ‘het recht op euthanasie’. Alleen het recht om het te vragen bestaat, en er zijn omstandigheden waarin een arts euthanasie mag uitvoeren zonder vervolgd te worden. De patiënt moet helder van geest zijn. Hij moet een objectief waarneembare aandoening hebben waardoor hij ondraaglijk lijdt, en de arts moet vaststellen dat de situatie uitzichtloos is. Een dokter moet zich dus helemaal kunnen inleven in het traject van zijn patiënt, zodat hij zeker weet dat er niets anders opzit. Bij een fel vermagerde kankerpatiënt aan het einde van zijn lijdensweg is dat vaak duidelijk, maar bij andere ziektes niet.
Op welke plaatsen zou euthanasie beter bekend moeten zijn?
Deliens: In de woonzorgcentra, bij verzwakte ouderen met verschillende aandoeningen. Euthanasie komt nog altijd het vaakst voor in de leeftijdsgroep tussen de 65 en de 79 jaar. Bij nóg oudere leeftijdsgroepen gebeurt het veel minder. Het komt ook meer voor bij hoogopgeleiden, omdat zij de taal van de dokter spreken. Voor laagopgeleiden is het moeilijker om contact te maken met de arts en hem te overtuigen dat euthanasie de enige menswaardige uitweg is.
Heeft de samenleving euthanasie intussen aanvaard?
Deliens: Geleidelijk aan doen we ervaring op. Vergeet niet dat euthanasie dertien jaar geleden nog in de taboesfeer zat. Dokters konden er niet eens over praten met hun collega’s, want het was illegaal. Hoe konden ze dan weten wat ze moesten doen als iemand erom vroeg?
Het belangrijkste is dat het taboe vandaag is verdwenen, maar veel dingen zouden nog beter kunnen. Denk maar aan de complexe communicatie bij euthanasie. Een arts moet altijd rekening houden met de vele opinies binnen een familie en bij het verzorgend personeel.
Bij de patiënten heerst nog altijd veel verwarring. Mensen zetten hun wil op papier en denken dat alles daarmee geregeld is. Maar eens het zover is, blijkt dat niet te kloppen.
Deliens: De voorlichting schiet zeker tekort. We hebben de voorbije jaren vooral aandacht besteed aan de opleiding van artsen, maar het publiek krijgt te weinig objectieve informatie. Je kunt vandaag op het gemeentehuis een wilsverklaring laten registreren, maar dat gebeurt helemaal buiten de gezondheidszorg om. Anders gezegd: geen enkele arts checkt bij het gemeentehuis of zijn patiënt een wilsverklaring heeft ingediend. Wat is het nut daar dan van?
Nog zoiets: euthanasie kan op basis van een wilsverklaring alleen uitgevoerd worden bij een patiënt die in een onomkeerbare coma ligt. Veel mensen kennen die beperking helemaal niet. Ze denken dat het wel goed komt ‘omdat het op papier staat’. Eigenlijk heeft men de mensen misleid. Er zijn tienduizenden wilsbeschikkingen ingediend, maar ik ben er zeker van dat de helft daarvan onwettig is. Vaak spreken mensen in die wilsbeschikking bijvoorbeeld over dementie, maar bij gevorderde dementie ben je wilsonbekwaam. Dan kom je helemaal niet meer in aanmerking voor euthanasie.
In oktober heeft de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie voor het eerst een euthanasiedossier doorgespeeld aan het gerecht. Luidt dat een conservatieve kentering in?
Deliens: Nee. De wet op euthanasie wordt zowel in de gezondheidszorg als in de samenleving breed gesteund. Je kunt die wet niet meer terugdraaien. Je zou ‘m wel nog kunnen verfijnen, en enkele hiaten wegwerken.
Zoals?
Deliens: Of euthanasie kan bij dementie, is nog altijd niet uitgeklaard. Ook bij andere aandoeningen waarbij mensen wilsonbekwaam worden, kan het momenteel niet. Eigenlijk ontzeg je die patiënten een waardig levenseinde. Of euthanasie in al die gevallen dé oplossing is, is weer een andere discussie, maar momenteel is er niets geregeld voor zulke situaties.
Ook de controle op euthanasiedossiers moeten we bekijken. Ik ben het eens met de Leuvense rector Rik Torfs dat één betwist geval in dertien jaar tijd heel weinig is. Maar in al die andere gevallen zou alles netjes volgens het boekje verlopen zijn? Dat lijkt me heel ongeloofwaardig. Nee, het ligt aan de manier van rapporteren. Artsen melden alleen een euthanasiedossier als ze er zeker van zijn dat alles perfect volgens de vereisten is verlopen. Volgens ons wordt amper 50 procent van de euthanasiegevallen gerapporteerd aan de controlecommissie. Over de andere helft weten we niets.
Waarom wordt er in Vlaanderen meer euthanasie gepleegd dan in Nederland? Nochtans kan euthanasie daar al langer.
Deliens: Nederland is wat restrictiever. In Vlaanderen zijn twee op de drie artsen bereid om euthanasie uit te voeren. In Nederland is dat één op de drie.