200 doden, 1500 gewonden. Drie dagen na de moslimaanslagen in Madrid trokken de Spanjaarden naar de stembus. De politieke ommezwaai kon niet uitblijven.

Dodelijk punctueel rijden de treinen naar de hoofdstad. Om de vijf minuten vertrekt er een in de ochtendspits, ook in Alcalá de Henares, een slaapstad op 30 kilometer van Madrid. De terroristen – ze waren hooguit met z’n vijven of zessen, schat de politie – pikten er vorige donderdag vier uit, de vier die er van 7 uur tot 7.15 uur passeerden op weg naar de hoofdstad. In het station van Alcalá kregen de treinen dertien tassen en rugzakken aan boord, elk geladen met meer dan 10 kilogram Goma 2-dynamiet, elke detonator verbonden met een gsm. De tassen en zakken werden tussen nietsvermoedende passagiers gedeponeerd. De treinen waren op dat moment volgestouwd met studenten en arbeiders, op weg naar de les, naar het werk.

De hel brak los om 7.39 uur. In Atocha, in het hart van Madrid, werden de eerste twee treinen ongeveer gelijktijdig opengereten. Om 7.41 en 7.42 uur volgden de twee andere, in stations in het zuiden van de stad. De dodelijke gsm’s gingen telkens over op het moment dat de trein aan het perron kwam. Door een kleine vertraging was een van de stellen Atocha nog niet helemaal binnengereden, anders was het station mogelijk ingestort en was het bloedbad nog veel groter geweest. Atocha, Santa Eugenia, El Pozo, na ’11-M’ zullen de namen nooit meer alleen die van treinhaltes zijn.

Minstens 200 doden, meer dan 1500 gewonden, velen vechten nog voor hun leven. Doden van dertien verschillende nationaliteiten, Zuid-Amerika, Oost-Europa en Noord-Afrika vooral, migranten die in Spanje een nieuw leven wilden beginnen.

In Spanje zijn ze wel wat gewend op het vlak van terrorisme, maar dit overtrof alles wat ze de voorbije dertig jaar van de ETA hadden gezien. De zwaarste ETA-aanslag, op een winkelcentrum in Barcelona 17 jaar geleden, kostte 21 mensen het leven, 21 willekeurige burgers. En toch kwam de Baskische terreurorganisatie donderdag als eerste in het vizier, bij haast iedereen. Het land was nog niet vergeten dat op 24 december vorig jaar 20 kilogram Titadyne-dynamiet was ontdekt op een trein die eveneens op weg was naar Madrid. De ETA-bom moest in volle kerstavondspits een bloedbad aanrichten in het station Chamartín. Diezelfde dag werd in San Sebastián een etarra opgepakt met nog 28 kilogram Titadyne bij zich. De bestemming op zijn treinkaartje: Madrid. Het land was evenmin vergeten dat de ETA op 31 december 2002 verscheidene bommen simultaan tot ontploffing had willen brengen in winkelcentra in de hoofdstad, en nog minder dat de Guardia Civil op 21 december 1999, kort na het einde van de wapenstilstand, twee bestelwagens met 1688 kilogram explosieven aan boord had onderschept. Ook die bom was op weg naar Madrid, op weg naar wat de zwaarste ETA-aanslag ooit had moeten worden. Het verst in het geheugen lag de bestelwagen met 536 kilogram explosieven die op 29 februari van dit jaar, nauwelijks een paar weken geleden, in een dorp in Castilia-La Mancha de pas was afgesneden. Twee etarra’s werden toen gearresteerd. Ook zij waren op weg naar Madrid. De meeste etarra’s zitten tegenwoordig achter de tralies, maar een kat in het nauw maakt de vreemdste sprongen.

KORANVERZEN

Donderdagvoormiddag al rezen de eerste twijfels. Om 10.30 uur veroordeelde Arnaldo Otegi de aanslag scherp en wees hij ‘het Arabische verzet’ met de vinger. De woordvoerder van Sozialista Abertzaleak, het voormalige Batasuna, de verboden partij die vaak in één adem met de ETA wordt genoemd, onthoudt zich doorgaans van commentaar na een ETA-aanslag. En een ETA-aanslag veroordelen, doet hij helemaal niet.

Op dat moment – maar dat zou Spanje pas veel later te weten komen – had de politie al een telefoontje gekregen van een Madrileen die een verdachte bestelwagen had opgemerkt aan het station van Alcalá de Henares. Rond 7 uur die ochtend had hij er drie personen zien uitstappen die het gezicht bedekt hielden. De politie vond in de bestelwagen detonatoren en een videoband met koranverzen. De antiterreurdiensten waren er toen al vrij zeker van dat ze hier niet met de ETA te maken hadden. De regering van José María Aznar bleef evenwel de hele donderdag volhouden dat de ETA hier ‘zonder enige twijfel’ achter zat, een strategie die de conservatieven noodlottig zou worden. Pas ’s avonds werd het nieuws over de bestelwagen vrijgegeven, maar nog steeds, zei minister van Binnenlandse Zaken Ángel Acebes, bleef de ETA verdachte nummer één. De oppositie verweet de regering dat ze informatie achterhield en manipuleerde.

Op het moment dat Acebes het nieuws vrijgaf – maar ook dat zou Spanje pas veel later te weten komen – werd tussen de bezittingen van de slachtoffers een tas met een niet ontplofte bom aangetroffen. De detonatoren waren dezelfde als die in de bestelwagen, een doorbraak in het onderzoek. En opnieuw: de springstof was niet wat de ETA de laatste jaren pleegt te gebruiken. Maar ook vrijdag richtten Aznar en Acebes al hun pijlen op de Baskische terreurorganisatie. Ze leken te beseffen dat straks een politieke tijdbom zou beginnen te tikken. Twee dagen later ging Spanje een nieuw parlement kiezen, en de link tussen 11-M en moslimfundamentalisten kon de Partido Popular zuur opbreken. In februari vorig jaar hadden miljoenen Spanjaarden tegen Aznars Irak-alliantie met Bush en Blair betoogd. Negentig procent van de Spanjaarden was toen tegen de oorlog in Irak. Wat zou de bevolking straks zeggen als de aanslagen van donderdag de vergelding voor de Spaanse oorlogszucht bleken te zijn? Wat zou er gebeuren met de comfortabele voorsprong die de PP vóór donderdag nog had volgens de peilingen?

Vrijdagavond liepen Aznar en Acebes aan de kop van een manifestatie waartoe ze zelf, zonder de andere partijen daarover te consulteren, hadden opgeroepen. De collectieve rouw bracht meer dan 2 miljoen mensen naar het centrum van Madrid, en nog eens 9 miljoen naar de andere steden. Ook de officiële betogingsslogan had de PP op eigen houtje vastgelegd, ‘met de slachtoffers, met de Grondwet, voor de nederlaag van het terrorisme’, woorden waar vooral de nationalisten in Baskenland en Catalonië niet gelukkig mee waren, maar de oppositie slikte haar trots in en stapte mee op. De eenheid van het land was op dat moment belangrijker, redeneerde ze, een strategie die zou lonen.

TIJDBOM

Achter de schermen raakte de regering steeds meer geïsoleerd. Het PP-gezinde journaal van de openbare zender TVE trachtte nog een handje toe te steken door pas na de betoging te melden dat de ETA telefonisch elke verantwoordelijkheid voor de aanslag had afgewezen. Maar andere zenders brachten het nieuws wel, een deel van de betogers had het nog net meegekregen. ‘Asesinos!’, moordenaars, riepen betogers in Barcelona naar vice-premier Rodrigo Rato en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Josep Piqué. De tijdbom was beginnen te tikken.

Hij ontplofte zaterdagavond. Eerst het nieuws dat drie Marokkanen en twee Indiërs waren opgepakt, dan de duizenden mensen die binnen de kortste keren aan de PP-zetels gingen manifesteren (‘uw oorlog onze doden’, stond op de borden), en ten slotte, om 21 uur, Mariano Rajoy, Aznars opvolger, die in paniek het televisiejournaal overnam en in een rechtstreeks uitgezonden toespraak eiste dat de betogingen zouden stoppen – nooit vertoond aan de vooravond van de verkiezingen. De PP lag toen al in de touwen.

’s Anderendaags trokken de Spanjaarden massaal naar de stembus, bijna 26 miljoen van de 34 miljoen stemgerechtigden, een stijging met 9 procent ten opzichte van 2000. Een hoge opkomst is doorgaans een goed teken voor links, ’s avonds werd dat axioma andermaal bevestigd. Aznar en Rajoy speelden in één klap 35 zetels kwijt. Spanjes nieuwe premier heet José Luis Rodríguez Zapatero. Zijn socialistische PSOE haalde 3 miljoen stemmen meer dan vier jaar geleden en bezet daardoor straks 164 van de 350 kamerzetels, een onverwacht forse winst van 39 zetels. Het linkse succes werd compleet door de spectaculaire vooruitgang van Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), de linkse nationalisten van Josep Lluís Carod-Rovira, die van 1 naar 8 zetels gaan.

Spanje heeft zondag een politieke ommezwaai zonder voorgaande beleefd. Toen Aznar in 1996 Felipe González van de macht verdreef, had de PP slechts een bandbreedte voorsprong op de PSOE. Nu wonnen de socialisten afgetekend, een voorsprong van 5 procent, of 16 zetels. Even opmerkelijk is dat Zapatero bijna 11 miljoen stemmen verzamelde. Nog nooit in de geschiedenis van de jonge Spaanse democratie kreeg een partij het vertrouwen van zoveel Spanjaarden.

Door Rudy Pieters

Atocha, Santa Eugenia en El Pozo zullen nooit meer alleen de namen van treinhaltes zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content