Vorige week snelde de Vlaamse regering met veel bombarie KBC te hulp. Dat was meteen het startschot voor een tweede ronde van kapitaalinjecties door de overheid in financiële instellingen. De laatste honderd dagen staken de verschillende regeringen al ruim 25 miljard euro in onze banken. Vijf conclusies.

Het is zoals bij het voetbal. Als een club slecht presteert, verklaart de voorzitter voor de camera’s met veel overtuiging dat de trainer niet ter discussie staat. Wees er dan maar zeker van dat er op datzelfde moment al met een nieuwe trainer wordt onderhandeld. Dat soort publiek liegen is nu overgewaaid naar de banksector, waar vertrouwen nochtans van het grootste belang is.

Nadat de koers van het KBC-aandeel op de beurs meer dan 60 procent aan waarde had ingeboet, klonk het op woensdag 21 januari nog zo bij de bankverzekeraar: ‘We hebben geen vers kapitaal nodig. We wachten de publicatie van onze cijfers in februari af.’ Dit jaar is februari blijkbaar wat vroeger begonnen. Want op diezelfde woensdag 21 januari vroeg KBC zowel de federale als de Vlaamse overheid om hulp. De federale regering slaagde er niet in om vlug met een oplossing te komen, de Vlaamse regering wel. Een dag later werd voor het openen van de beurs bekendgemaakt dat de Vlaamse regering 2 miljard euro veil had om KBC te stutten. Bovendien houdt ze nog eens 1,5 miljard euro klaar voor het geval een derde injectie noodzakelijk blijkt.

Met die kapitaalinbreng in KBC is ook in België een tweede ronde van kapitaalinjecties met overheidsgeld in de banken op gang gekomen. Er wordt immers niet aan getwijfeld dat ook andere Belgische grootbanken opnieuw steun zullen zoeken bij de overheid. Sommige analisten hebben het nu al over een derde ronde. Dat komt vooral omdat er tot nu toe geen sprake was van een globale aanpak. Als de overheid de onderste bank op het lijstje redt, neemt een andere bank die plaats in en wordt die weer onder vuur genomen. Bovendien moeten de banken de gevolgen van de economische crisis, die ze grotendeels zelf veroorzaakt hebben, nog incasseren.

Sinds de overheid eind september bij Fortis en Dexia moest ingrijpen, werd al meer dan 25 miljard euro overheidsgeld in de banken gepompt, waarvan 20 miljard afkomstig van de federale overheid (zie kader). Dat is enorm veel geld, maar het faillissement van een bank zou een veel grotere kostprijs met zich meebrengen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen vraagtekens mogen worden geplaatst bij de aanpak van de federale en regionale regeringen. Na honderd dagen overheidsinterventies is het tijd voor de eerste conclusies.

1 De federale regering regeert niet

Bij het begin van de crisis, tijdens het laatste weekend van september 2008, trad de regering-Leterme daadkrachtig op door het noodlijdende Fortis gedeeltelijk te nationaliseren. Na een mislukte staatshervorming en een rammelende begroting werd eindelijk de indruk gewekt dat de federale regering van aanpakken wist. Zelfs op de oppositiebanken was nauwelijks kritiek te horen.

Een week later bleef van die daadkracht niet veel over. De regering hakte nog wel knopen door, maar de aanpak was weinig coherent, de kritiek zwol aan en de sfeer werd grimmiger (zie Knack, 19 november: ‘Alle krediet verloren’). Het absolute dieptepunt was de beruchte brief van 19 december 2008 van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Naar aanleiding van rechtszaken rond de verkoop van Fortis had die het over ‘belangrijke aanwijzingen dat er een poging was tot belemmering van de rechtsgang door de politiek’. Het principe van de scheiding der machten zou met de voeten zijn getreden. Zo mondde de bankencrisis na nog geen drie maanden uit in een totale crisis van de Belgische instellingen. Daarop nam vicepremier Jo Vandeurzen (CD&V) ontslag en even later stapte premier Yves Leterme (CD&V) naar de koning om het ontslag van zijn regering aan te bieden.

De regering die daarna onder leiding van Herman van Rompuy (CD&V) is aangetreden, toont niet veel meer daadkracht. Integendeel. Meer nog dan tijdens de regering-Leterme verlamt de bitse concurrentiestrijd tussen de PS en de MR de hele coalitie. Allebei zetten ze alle mogelijke middelen in om toch maar de grootste partij van Wallonië te worden. De politieke spelletjes worden gewoon voortgezet, terwijl de gevolgen van de financieel-economische crisis elke dag nijpender worden. Het is vooral door de vijandelijkheden tussen de Franstalige socialisten en liberalen dat de federale regering er vorige week niet in slaagde om snel met een oplossing voor KBC te komen. Zelfs niet nadat de koers al vier dagen op rij met telkens zo’n 20 procent was gedaald.

Als premier Van Rompuy er niet in slaagt zijn ministers tot de orde te roepen, zal de patstelling op federaal niveau nog minstens tot de regionale verkiezingen van 7 juni duren. De vraag is of het land zich dat in het huidige financieel-economische klimaat kan veroorloven.

2 Onverantwoord gedrag van verantwoordelijken

De regering-Leterme besliste enkele dagen na de nationalisatie van Fortis om de bank aan het Franse BNP Paribas te verkopen. Zo zou onze grootste bank in buitenlandse handen terechtkomen. Van bij het begin heeft minister Karel De Gucht (Open VLD), die in die periode zelf in opspraak kwam in verband met mogelijke handel met voorkennis in Fortisaandelen, duidelijk gemaakt dat hij daar geen voorstander van was. Vorige week liet plots ook PS-voorzitter Elio Di Rupo weten dat hij het misschien toch beter vond om Fortis niet aan BNP Paribas te verkopen. Dat was meteen een venijnige uithaal naar minister van Financiën Didier Reynders (MR), de geestelijke vader van de Franse overname. Premier Van Rompuy haastte zich om te laten weten dat de plannen van de regering niet gewijzigd waren.

Onder druk van Reynders moest Fortis vorige week ook vervroegd de cijfers over 2008 bekendmaken: de bank stevent af op 19 miljard euro verlies. Reynders greep die desastreuze cijfers aan om de verkoop aan BNP Paribas te verdedigen, of hoe een minister een bedrijf misbruikt voor zijn eigen grote gelijk. Dat neemt echter niet weg dat de Fortisaandeelhouders de verkoop aan BNP Paribas op 11 februari alsnog kunnen tegenhouden tijdens de algemene vergadering.

Ook in het KBC-dossier getuigden de federale ministers niet meteen van groot staatsmanschap. Eind oktober vorig jaar kwam de federale regering KBC bijvoorbeeld pas te hulp na een demonstratie van de aloude Belgische wafelijzerpolitiek: het ‘Vlaamse’ KBC kon alleen geld krijgen als er ook middelen werden vrijgemaakt voor de Waalse vliegtuigfabrikant Sonaca. Toen KBC vorige week opnieuw in moeilijkheden kwam, doken de communautaire en ideologische tegenstellingen meteen weer op. Bovendien vond Didier Reynders het nodig om dinsdagavond te verklaren dat een tweede kapitaalronde bij de Belgische banken noodzakelijk was. Daarmee hielp hij de koers van KBC verder de dieperik in. ‘Het is zeer delicaat om tijdens beurstijd uitspraken te doen over de jongste ontwikkelingen’, zei premier Van Rompuy daar donderdag over in de Kamer. Maar Reynders vond, zoals steeds, dat hij niets verkeerds had gedaan.

Beleidsverantwoordelijken zoals hij zouden ondertussen nochtans moeten weten dat zulke uitspraken verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor beursgenoteerde banken. Dat bleek al eerder toen premier Leterme een wel erg ongelukkig antwoord formuleerde op de vraag wat er zou gebeuren als de rechtbank de verkoop van Fortis niet rechtsgeldig zou verklaren. ‘Dan trekt de overheid haar geld terug en is dat een meevaller voor de begroting’, antwoordde hij doodleuk. Ook de gouverneur van de Nationale Bank Guy Quaden liet zich op zo’n onverantwoorde uitspraak betrappen toen hij begin oktober beweerde dat ‘sommige banken die er nu nog gezond lijken uit te zien (…) aangevallen kunnen worden’. Dat kon toen enkel slaan op KBC, waarvan de koers vervolgens onderuitging.

Tijdens de bankencrisis is er in de federale regering dus niet één staatsman opgestaan. Integendeel. De beleidsverantwoordelijken lijken zich amper bewust te zijn van de ernst van de situatie, doen om de haverklap publieke uitspraken en spelen een gevaarlijk spelletje blufpoker. Daarmee berokkenen ze niet alleen de betrokken bedrijven maar ook onze economie schade.

3 De schijnbare daadkracht van de Vlaamse regering

Toen de beurskoers van KBC op vrijdag 16 januari met 20 procent en op maandag 19 januari met nog eens 20 procent daalde, beseften ze bij de bankverzekeraar dat er iets moest gebeuren. Op dinsdag 20 januari had KBC-topman André Bergen contact met Luc Coene, vicegouverneur van de Nationale Bank en voorzitter van de technische werkgroep die de situatie in de banksector voor de federale regering volgt. Bergen begreep al snel dat het niet zo eenvoudig zou zijn om een tweede kapitaalinjectie van de federale regering te krijgen. Op woensdag 21 januari zocht Bergen contact met Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V). Al op de vooravond van de eerste kapitaalinjectie bij KBC had Peeters Bergen gevraagd of de Vlaamse regering iets kon doen. Toen was dat niet nodig. Maar vorige week was de Vlaamse hulp meer dan welkom. In één nacht tijd kregen Peeters en de Vlaamse ministers Dirk Van Mechelen (Open VLD) en Frank Vandenbroucke (SP.A) het akkoord rond. ‘Vlaanderen redt KBC’, kopten de kranten. Na het woelige communautaire jaar, waarin ook Peeters nauwelijks vooruitgang boekte met zijn dialoog van gemeenschap tot gemeenschap, is dat een welkome pluim voor de Vlaamse regering, die zich in juni aan de kiezer moet presenteren.

De snelle beslissing van de Vlaamse regering werd op applaus onthaald, maar het akkoord zelf getuigt van minder moed. De kapitaalinjectie van de Vlaamse regering is een kopie van de kapitaaloperatie die in oktober bij KBC werd doorgevoerd toen de federale overheid 3,5 miljard euro in de bankverzekeraar pompte. Vlaanderen injecteert nu 2 miljard en houdt nog 1,5 miljard klaar. Dat bedrag moet het zelf gaan lenen tegen 4 procent. Dat betekent dat Vlaanderen, dat net schuldenvrij was, opnieuw schulden aangaat. Maar noch de federale noch de Vlaamse overheid krijgt aandelen in ruil voor die inbreng in KBC. Er verandert dus niets aan het bestaande aandeelhouderschap. De overheden krijgen wel een vergoeding van 8,5 procent ‘als KBC een dividend uitbetaalt’. Dat zal alvast dit jaar het geval niet zijn.

In feite wordt KBC dus gered met belastinggeld, waarbij de bestaande aandeelhouders gespaard worden. Al hebben die de voorbije jaren wel kunnen genieten van de abnormaal hoge winsten van de bankverzekeraar, onder andere dankzij de rommelkredieten. De aandeelhouders komen trouwens zelf niet met geld over de brug voor de redding van hun bank. Bergen zei wel vaagweg dat ze aandelen zullen kopen, maar daarbij zullen ze het kapitaal niet versterken. De Vlaamse regering motiveert de kapitaalinbreng bij KBC met de bewering dat ze ‘het engagement’ kreeg dat KBC opnieuw normaal kredieten zal verstrekken aan Vlaamse gezinnen en bedrijven. De vraag is wie dat zal controleren. Van de twee bestuurders die de Vlaamse regering mag aanduiden in een raad van bestuur die al 25 leden telt, kan men niet verwachten dat ze op elk kredietdossier toezien.

De kernvraag is dus of de Vlaamse regering voldoende in ruil kreeg voor haar inbreng. Toen de Vlaamse regering 2 miljard euro in KBC pompte, was de beurswaarde van de bankverzekeraar nauwelijks 4 miljard euro. Als ze in ruil voor een kapitaalinbreng aandelen had gekregen, dan had ze die tijdelijk kunnen aanhouden, zodat ze niet alleen van een dividend kon genieten maar ook van een koersstijging als de economie weer aantrekt. En na de Vlaamse ingreep steeg de koers al meteen 40 procent.

Ondanks het hoerageroep over de snelle aanpak, moet toch gezegd dat ook de Vlaamse regering geen correctere en duurzamere oplossing kon bieden bij KBC.

4 Geen globale aanpak

Het is geen typisch Belgisch fenomeen, maar toch óók een Belgisch fenomeen: de crisis werd door de regering tot nu toe bank per bank aangepakt. En dan nog telkens op een andere manier. Fortis werd even genationaliseerd en dan snel aan Frankrijk doorverkocht, bij Dexia kregen de overheden aandelen in ruil voor hun steun, en bij KBC gaat het om eeuwigdurende achtergestelde leningen. Telkens opnieuw bleken die injecties slechts doekjes voor het bloeden, fundamentele oplossingen zijn ze niet.

Didier Reynders lanceerde vorige week het idee van de oprichting van een bad bank, een vehikel dat met overheidsgeld alle rommelkredieten van de banken zou overnemen. Op die manier houden de banken alleen de goede activiteiten over en zal het vertrouwen vlug terugkeren, luidt de redenering. Zijn plan werd echter onmiddellijk afgeschoten. De PS en CDH lieten op het kernkabinet verstaan dat de belastingbetaler niet mag opdraaien voor ‘het grootkapitaal’. Bovendien weet niemand echt over welk bedrag het gaat. Er wordt beweerd dat er 30 tot 50 miljard euro nodig zou zijn om de rommelkredieten van onze banken in een bad bank af te zonderen. De oprichting van zo’n bad bank zou de overheidsfinanciën dan ook kunnen doen ontsporen, en daar is premier Van Rompuy als de dood voor.

Naarmate de financiële crisis toeneemt, geloven meer en meer economen dat die alleen maar kan worden bezworen door een paar grote banken tijdelijk te nationaliseren. Nobelprijswinnaar economie Paul Krugman pleitte daar onlangs nog voor in The New York Times. In een vrije tribune richtte hij zich tot de man op wie de hele wereld haar hoop heeft gevestigd: ‘Is Obama daartoe bereid? Of wezen de platitudes in zijn inaugurale speech erop dat hij zal wachten tot het te laat is? De economische crisis blijft maar uitdijen en met elke week die verstrijkt, wordt ze moeilijker op te lossen. Als we niet gauw tot drastische actie overgaan, zullen we nog heel lang vastzitten in dit economische drijfzand.’

Dichter bij huis pleit professor economie Paul De Grauwe (K.U.Leuven), toch een uitgesproken liberaal, al van bij het begin van de crisis voor de tijdelijke nationalisering van de banken, zodat het vertrouwen kan terugkeren én de overheid, dus de belastingbetaler, correcter vergoed wordt voor de reddingsoperatie. Opvallend is dat premier Leterme dat aanvankelijk ook heeft gedaan in het Fortisdossier. Maar al snel, nog voor er orde op zaken was gesteld en de economie zich had herpakt, besliste de regering om de bank aan BNP Paribas te verpatsen. Die deal is nu door de rechtbank bevroren, maar als de overeenkomst wordt afgerond, zal dat zwaar wegen op de financiën van de overheid: de BNP Paribas-aandelen die ze dan in ruil krijgt, torsen nu al een beursverlies van 6 miljard euro. Alvast SP.A-voorzitster Caroline Gennez pleitte afgelopen weekend voor de nationalisering van Fortis Bank.

5 Niets is zo onzeker als de toekomst

Niemand had gedacht dat de Belgische overheid ooit nog een bank van de ondergang zou moeten redden. Toen de regering-Leterme eind september Fortis en Dexia te hulp moest snellen, kwam dat dan ook als een mokerslag aan. En het was nog niet gedaan: KBC moest ondertussen ook al twee keer bij de overheid gaan schuilen. Dat de Vlaamse regering vandaag nog 1,5 miljard ter beschikking van KBC houdt, toont aan dat ze er ernstig rekening mee houdt dat er nóg zware klappen volgen.

Niemand weet hoelang de financieel-economische crisis nog zal aanhouden. Niemand weet of het dieptepunt al achter de rug is. Niemand kan zeggen dat het bij die 25 miljard euro overheidssteun voor Belgische banken zal blijven. De return van de kapitaalinjecties door de regering is onzeker, en het is ook niet duidelijk wat de uiteindelijke gevolgen voor de begrotingen zullen zijn. De vraag is ook of België nog veel meer financiële lasten kan dragen. Het gevaar is reëel dat de begroting ontspoort door de overheidsinterventies, met als gevolg dat de kredietwaardigheid van de Belgische staat onder druk zou komen te staan. Dat zou een nieuwe negatieve spiraal veroorzaken omdat België dan duurder zou moeten gaan lenen op de kapitaalmarkt. Met andere woorden: nooit was de toekomst zo onzeker als vandaag.

DOOR ANN PEUTEMAN EN EWALD PIRONET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content