WO II is meest moorddadige conflict ooit : vooral burgers vielen als slachtoffer

Op het einde van de  Tweede Wereldoorlog zijn wereldwijd 70 tot 85 miljoen doden geteld, waarvan 50 tot 55 miljoen burgers. Burgers als belangrijkste doelwit: dat is dé revolutie op het slagveld tijdens de Tweede Wereldoorlog, het meest moorddadige conflict uit de geschiedenis van de mensheid.

De verhouding tussen militaire slachtoffers versus burgers schommelt sterk van land tot land. In België sterft zowat één procent van de bevolking: er sneuvelen 12.000 Belgen in uniform tegenover 76.000 burgers, met inbegrip van de Holocaust-slachtoffers. In buurland Nederland is dat ruim het dubbele – zonder rekening te houden met de in verhouding nog veel hogere verliezen in koloniaal Indonesië, waar de slachtoffers vrijwel zonder uitzondering burgers zijn.

In nazi-Duitsland sterft bijna 11 procent van de bevolking, maar dan wel driemaal meer militairen dan burgers. Nog ter vergelijking: in de VS zakt het aantal slachtoffers tot 0,32 procent van de bevolking en die doden zijn in overgrote meerderheid militairen. Maar bijna overal elders zijn burgers het doelwit bij uitstek.

Het is een nooit gezien fenomeen in de wereldgeschiedenis. Ja, ook tijdens de Eerste Wereldoorlog schieten veel burgers er het leven bij in, bijvoorbeeld als gevolg van de oorlogsmisdaden die de Duitsers dan begaan in onder andere ons land. En ja, de tactiek van de verschroeide aarde kennen we al uit de klassieke oudheid. En later, in de middeleeuwen, slachten krijgsheren gretig elkaars ongewapende lijfeigenen af om de vijand te beroven van zijn cruciale bevoorrading. Maar de ongeziene schaal waarop de burgers getroffen worden, is een voor de Tweede Wereldoorlog kenmerkende wijziging in de oorlogsvoering.

Nevenschade

Dat heeft veel, zo niet alles, te maken met een andere revolutie op het slagveld: de luchtmacht wordt in de loop van deze oorlog de doorslaggevende factor. De meeste burgers komen om als collateral damage (nevenschade) bij luchtaanvallen. Dat nieuwe begrip bedenkt de Amerikaanse luchtmachtgeneraal Curtis LeMay in 1944 tijdens zijn meedogenloze campagne tegen Japan.

Curtis Bombs Away LeMay ziet snel in dat zogenaamde precisiebombardementen tegen militaire doelwitten niet efficiënt zijn. Zijn toestellen moeten hun doelwitten bestoken vanop grote hoogte om de luchtafweer te ontwijken. Het is bijna altijd bewolkt boven Japan. Reden waarom amper vijf procent van zijn bommen inslaan in de buurt van hun doelwitten, en dat ten koste van onhoudbare verliezen aan toestellen en bemanningen. Hij schakelt over op nachtelijke tapijtbombardementen met vuurbommen vanaf lage hoogte.

Hij brandt meer dan 60 Japanse steden met hun houten huisjes van de kaart. Dat hij daarmee minstens 500.000 Japanners doodt en er nog eens 5 miljoen dakloos maakt, deert hem niet. Zo zegt hij aan de New York Times: “Er zijn in deze oorlog geen onschuldige burgers, dus heb ik er eigenlijk geen probleem mee zogezegd onschuldige omstanders om te brengen. Als de oorlog ook maar één enkele dag wordt bekort, dienen mijn aanvallen hun doel.” Met exact hetzelfde argument overtuigt hij later zijn nieuwe president Harry Truman om twee gloednieuwe atoombommen te gooien op Hiroshima en Nagasaki. De ultieme aanval op al dan niet onschuldige burgers.

Juli 1945: majoor-generaal Curtis LeMay in het Pentagon.
Juli 1945: majoor-generaal Curtis LeMay in het Pentagon.

Curtis LeMay beseft dat collateral damage een eufemisme is. Burgers zijn geen toevallige en onbedoelde slachtoffers van zijn bommen op militaire doelwitten – er is geen sprake van nevenschade, neen, hij wil die burgers intimideren en ze tot overgave dwingen. Zie de cynische brochures die hij samen met zijn brandbommen laat uitstrooien boven Japan: “Helaas hebben bommen geen ogen. Dus vanuit ons humanitaire beleid geeft de Amerikaanse luchtmacht, die geen onschuldige mensen wil treffen, jullie nu het advies om de hierna genoemde steden te evacueren om jullie levens te redden.”

‘Hij is begonnen’

Dat de burgers van de vijand een legitiem doelwit vormen bij gebrek aan gemakkelijker doelwitten, leert LeMay eerder, en wel in Europa. Zoals op 17 augustus 1943. Als commandant van de derde bombardementsdivisie van de Amerikaanse luchtmacht klimt hij die dag zelf achter de stuurknuppel van een B-17 Flying Fortress, tijdens de eerste van twee luchtraids tegen Schweinfurt-Regensburg, 500 kilometer diep in nazi-Duitsland. De doelwitten zijn de fabrieken die in Schweinfurt kogellagers maken, essentiële onderdelen voor vooral de vliegtuigindustrie – en aansluitend daarop de Messerschmitt-fabrieken in Regensburg.

25 augustus 1944: Amerikaanse B17 Flying Fortress bommenwerpers staan vertrekkensklaar op een Engels vliegveld om hun cargo te droppen op Duitse doelwitten.
25 augustus 1944: Amerikaanse B17 Flying Fortress bommenwerpers staan vertrekkensklaar op een Engels vliegveld om hun cargo te droppen op Duitse doelwitten.

De raid bij daglicht wordt een dure ramp. Amper een derde van de bijna 300 ‘vliegende forten’ keert behouden terug. De tweede raid op 14 oktober eindigt even rampzalig en staat bekend als Black Thursday. Zolang de geallieerden geen absoluut overwicht in het luchtruim verwerven, wat pas het geval is vanaf de zomer van 1944, beperken ze zich dan maar tot nachtelijke tapijtbombardementen op steden.

Tot vervelens toe herhalen zij en de historici die na de oorlog het verhaal van de overwinnaars schrijven – vae victis (wee de overwonnenen) is van alle tijden – dat zij daarmee niet als eerste beginnen. Bij aanvang van de oorlog legt Hitler bijvoorbeeld Rotterdam plat – in één klap ruim 8.000 doden – en daarmee dwingt hij de onmiddellijke capitulatie van Nederland af. Warschau vergaat het even voordien niet beter. Daarna vergrijpt de Führer zich ongebreideld aan Londen en andere Engelse steden en legt hij het historische centrum van Coventry in puin. Zijn latere Baedeker Raids – vernoemd naar de Duitse reisgids – leggen nadien meer historische centra plat, zoals Exeter, York en Norwich, niet omdat hij daarmee enig militair voordeel behaalt, maar wel om de liefde van de Britten voor hun erfgoed ongenadig te kwetsen.

Luchtmaarschalk Arthur Travers Harris.
Luchtmaarschalk Arthur Travers Harris.

De Blitz tegen Britse steden doodt naar schatting 40.000 burgers. De Duitse bondgenoten Japan en Italië doen niet onder, met terreuraanvallen op Shanghai, Wuhan, Nanking, Kanton en andere Chinese steden, of met het bombarderen met mosterdgas van weerloze dorpelingen in Ethiopië. Maar de geallieerde campagne tegen Duitse en Japanse steden overtreft alles. Vanaf de nazomer van 1942 gebruikt ook de Amerikaanse luchtmacht de Britse Eilanden als onzinkbaar vliegdekschip voor aanvallen tegen Duitsland. Niet minder dan 160 Duitse steden worden zwaar gebombardeerd. Alleen al in maart 1945 gooien de geallieerden 130.000 ton bommen op Duitsland, evenveel als de Luftwaffe in vele jaren van oorlog weet te verstouwen naar de vijand.

Oorlogsmisdaad?

Luchtmaarschalk Arthur Bomber Harris is de architect van deze strategische tapijtbombardementen binnen het Europese strijdtoneel. Hij leidt vanaf 1942 de Britse poot van het geallieerde luchtcommando. Hij zet de Thousand Bomber Raids op: nachtelijke bombardementen met minstens duizend bommenwerpers. Een eerste van die aanvallen legt op 30 mei 1942 Keulen plat. Militair even zinloos als de Baedeker Raids, maar ze trekken wel volop de gewenste aandacht, zowel op het thuisfront als bij de vijand.

14 februari 1945: zicht op de Duitse stad Dresden vanop de toren van de Kreuzkirche na het bombardement door de geallieerden.
14 februari 1945: zicht op de Duitse stad Dresden vanop de toren van de Kreuzkirche na het bombardement door de geallieerden.

De vuurstormen in en boven de havenstad Hamburg tijdens Operatie Gomorrha,van 23 juli tot 3 augustus 1943, kosten aan zowat 45.000 inwoners het leven. Vooral vrouwen, kinderen en ouderen sterven – want de mannen zitten vanzelfsprekend aan het front. De techniek om met luchtmijnen, brand- en brisantbommen een grote stad van de kaart te branden, wordt een laatste keer opgevoerd in de nacht van 13 op 14 februari 1945 tegen Dresden. Dodental: zowat 25.000 inwoners. In totaal verliezen naar schatting 420.000 tot 570.000 Duitsers het leven tijdens de geallieerde tapijtbombardementen.

Dresden wordt ook door sommige Britse historici gezien als een oorlogsmisdaad. Daarover schrijft Bomber Harris in zijn memoires: “Ik besef dat de vernietiging van zo’n grote en prachtige stad zo laat in de oorlog door velen als overbodig wordt beschouwd. Maar op dat moment wordt de aanval op Dresden gezien als een militaire noodzaak, ook door veel belangrijkere mensen dan ikzelf.” Die topmensen verheffen Harris na de oorlog evenwel niet in de adelstand – de enige bevelhebber die deze eer lange tijd niet wordt gegund. Pas in 1953, op aandringen van Winston Churchill, wordt hij ‘baronet’.

Moreel gebroken

Bommen veroorzaken inderdaad onvermijdelijke nevenschade. Ook onder de burgers van bondgenoten. Er komen na D-day 70.000 Franse burgers om het leven door geallieerde aanvallen, of bijna dubbel zoveel als er Britten omkomen tijdens de Duitse Blitz tegen hun steden. Ook in Rusland sterven er meer burgers dan militairen, hoewel het daar de vraag is hoeveel van die slachtoffers Stalin op zijn geweten heeft.

Het is onmiskenbaar de bedoeling van de geallieerden om de Asmogendheden op de knieën te dwingen, ongeacht of die vijanden in uniform vechten dan wel als arbeiders sleutelen aan gevechtsvliegtuigen of munitie in elkaar steken – een taak die aan vrouwen wordt toebedeeld. Het helpt uiteraard niet dat bij aanvang van de oorlog de Duitse wapenindustrie rond of in grote steden staat, en de burgers als vanzelfsprekend in de klappen delen tijdens de onophoudelijke pogingen die industrie lam te leggen. Maar even onmiskenbaar is het de bedoeling het moreel van bijvoorbeeld de Duitsers te kraken.

Onderzoek na de oorlog leert dat de geallieerden beide doelstellingen niet halen, tot hun eigen verrassing. Het organisatorische genie Albert Speer weet een groot deel van de Duitse oorlogsindustrie ondergronds herop te bouwen, buiten het bereik van de bommenwerpers. Onder hem piekt de productie tot in de zomer van 1944 – tot lang nadat de oorlog de facto op het terrein al is verloren. Het moreel van de Duitsers wordt pas gebroken in het najaar van 1944. En zelfs wanneer de vertwijfeling nadien alsmaar harder toeslaat, heeft Göring gewoon gelijk als hij na de oorlog getuigt dat de mislukte aanslag van 20 juli ’44 op Hitler er simpelweg voor zorgt dat een heuse revolte tegen Hitler volkomen ondenkbaar wordt.

1944: zicht op een B-24.
1944: zicht op een B-24.

Technologische doorbraken

In de zomer van 1943 komen de geallieerden tot de slotsom dat ze met hun luchtoorlog alleen de overwinning niet gaan behalen. Sterker, naarmate Bomber Harris zijn bommenwerpers dieper en dieper boven Duitsland uitstuurt, worden zijn dramatische verliezen aan toestellen en bemanningen ook voor hemzelf onaanvaardbaar. De luchtslag om Berlijn wordt een tijdlang op een lager pitje gezet, omdat het de geallieerden dan nog aan twee sleutelelementen ontbreekt: hun gevechtsvliegtuigen hebben nog steeds onvoldoende bereik om de bommenwerpers heen en terug te begeleiden naar Berlijn, en die bommenwerpers zijn nog niet krachtig genoeg om hoog boven de luchtafweer te koersen en hun doelwitten trefzeker te raken. Daarom focussen ze sinds midden 1943 met hun Combined Bomber Offensive sterker op het effenen van de weg voor een invasie over land. De Amerikanen bombarderen dan alleen overdag, met hun technologisch hoogstaande B-17’s en B-24’s. Ze viseren bij voorkeur militaire doelwitten. Gaandeweg overvleugelen de Amerikanen hun Britse bondgenoten in de luchtoorlog, die alsmaar aan belang wint.

Technologische doorbraken bepalen de eindfase van de oorlog. Afwerpbare brandstoftanks vergroten het bereik van de escortejagers van de bommenwerpers. Vliegdekschepen verdringen slagschepen en worden de onmisbare lanceerplatforms waarmee de geallieerde overwinning in de Stille Oceaan wordt afgedwongen – een zoveelste bevestiging van de groeiende rol van de luchtmacht in deze oorlog. De radar wordt kleiner, en kan aan boord van schepen en zelfs van vliegtuigen worden ingebouwd.

Een van de grootste doorbraken is het ontwikkelen door Rolls-Royce van de onuitgegeven krachtige Merlin-motor voor de Spitfire, en dan vooral van de Merlin-61-versie voor de Amerikaanse Mustang, bij aanvang een weinig succesvolle gevechtsjager. Maar met die motor wordt de Mustang de onklopbare escorte van de bommenwerpers, die voortaan ongestraft de verste uithoeken van het murw geslagen Derde Rijk bereiken. Aan Göring wordt de uitspraak toegeschreven “we hebben de oorlog verloren”, als hij in de zomer van 1944 Mustangs ongestraft ziet vliegen boven Berlijn.

De geallieerden krijgen vanaf midden 1944 de volstrekte controle over het luchtruim boven Duitsland. Ze schakelen uit wat nog rest van de Luftwaffe. Ze leggen de Duitse aanvoerlijnen naar Normandië plat, en openen daarmee de weg naar D-day. Maar ook op de weg nadien, naar Berlijn, struikelen ze vaak over de burgerslachtoffers.

Partner Content