Vrijheid, gelijkheid en de afschaffing van onrecht was beloofd. Maar onder druk van diplomatie, koloniale angst en economische belangen draaide Napoleon één van de grootste verworvenheden van de Franse Revolutie deels terug. Waarom liet de politiestaat van Bonaparte de slavernij herleven, en hoe ver ging hij daarin?
Een van de schaduwzijden van Napoleons bewind is dat hij een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de Revolutie ongedaan maakte: de afschaffing van de slavernij. Als enigen hadden de Franse revolutionairen de slavenarbeid, die decennialang de motor van alle Europese kolonies was geweest, in 1794 afgeschaft. Tijdens vredesonderhandelingen in 1801 (Het verdrag van Amiens) had Londen echter de eis gesteld dat Frankrijk zich in de overzeese kolonies zou gedragen zoals de andere koloniale machten en dus de slavernij in stand zou houden.
De afschaffing leidde immers tot onrust in de kolonies en de Britten vreesden dat hun eigen slaven in opstand zouden komen zodra ze doorhadden dat hun lotgenoten in Franse gebieden vrije mensen waren geworden. De Britse eis werd trouwens gesteund door de lobby van Franse suiker- en koffiehandelaars. Het was een hoge prijs die de Fransen moesten betalen voor vrede en stabiliteit op het oude continent. Geen wonder dat de debatten in de Franse wetgevende organen voor één keer geanimeerd verliepen.
‘Als u zich laat meeslepen door uw emoties, dan offert u het hoger belang van uw land op ter wille van de zwarten’
De Franse parlementsleden, gevormd door de idealen van de verlichting, erkenden het immorele karakter van de slavernij, maar moesten hun idealen afwegen tegen de economische belangen van hun land. ‘Hoe gruwelijk we het ook vinden’, zei Antoine Thibaudeau, ‘we moeten erkennen dat dit [de slavernij] de economische onderbouw is van de Europese landen en dat geen enkel volk dit kan opgeven zonder alle andere hierdoor nadeel te berokkenen. […] Het beste is om er wat tijd overheen te laten gaan voor we aan het koloniale systeem wijzigingen aanbrengen die de menselijkheid vereisen. Als u zich laat meeslepen door uw emoties, dan offert u het hoger belang van uw land op ter wille van de zwarten. De kolonies hebben dit nodig, net zoals de kolonies zelf essentieel zijn geworden voor ons eigen voortbestaan.’
De stemming over de slavernijwet was ongewoon verdeeld: in het Tribunaat bijvoorbeeld hebben 54 leden voor en 27 tegen gestemd. Zo’n verhouding was in die tijd zeer ongewoon en ze is tekenend voor het morele dilemma waarmee republikeins Frankrijk in zijn maag zat. Het Franse beleid ter zake was niet anders dan dat van de Verenigde Staten van president Thomas Jefferson, of dat van alle andere Franse postnapoleontische regeringen die de slavernij tot 1848 in stand hielden.
Of Bonaparte zelf ook van het vraagstuk wakker lag, blijkt nergens uit. Al heeft hij uiteindelijk de klok niet helemaal teruggedraaid. De slavernij werd ‘slechts’ toegestaan in de kolonies ten oosten van Kaap de Goede Hoop – waar de afschaffing sowieso nooit had gegolden – en in de gebieden waar ze nog niet was afgeschaft, met name in de kolonies die van 1794 tot 1802 bezet waren door de Britten en dankzij de Vrede van Amiens werden teruggegeven aan Frankrijk. Daarbij hoorde bijvoorbeeld Martinique. Daar waar de slavernij echter al was afgeschaft, zoals in Guadeloupe, Frans-Guyana en Santo Domingo, bleef ze ook afgeschaft.