Tijdens de Egyptische oorlog had het leger zwaar te lijden onder de verzengende hitte van de woestijn. De ontbering was bijna onuitstaanbaar, terwijl het einddoel maar niet in zicht kwam. Het leger begon te morren, de Grande Armée zat in de put. Maar dat was buiten de meester in crisiscommunicatie gerekend.
Napoleon greep de koe bij de horens. Op 11 juli 1798 liet hij alle troepen in het gelid stellen voor een algemene wapenschouw. Alle wapens moesten blinken, alle uniformen moesten worden gefatsoeneerd, alle reglementen moesten tot op de letter worden nageleefd. En dat werden ze. Om drie uur in de namiddag stond iedereen in de blakende zon op zijn plek. Tromgeroffel kondigde de legerleider aan. De vlaggen gingen de hoogte in.
Alle blikken waren op hem gericht, een druk die hem intussen meer dan vertrouwd was. Napoleon reed voorbij elk van de vijf divisies, leidde zijn paard terug tot in het midden en riep dan de officieren naar voren. ‘Ik waarschuw u’, zo begon hij. ‘Er is nog geen einde gekomen aan ons lijden: er staan ons nog gevechten te wachten, we zullen moeten winnen en we zullen nog woestijnen moeten oversteken. Maar uiteindelijk zullen we Caïro bereiken en daar zullen we al het brood vinden dat we nodig hebben!’
Terwijl hij wegreed, hoorde hij de stemmen van de officieren, die zijn boodschap herhaalden voor hun manschappen. Hij keek niet om, toen hij kort daarna de eerste strijdliederen uit de rangen hoorde opstijgen. ‘On va gagner!’ Winnen, ze zouden winnen! Hij twijfelde er geen seconde aan. Toen de volgende dag de rode gloed van de eerste zonnestralen aan de woestijnhorizon opdook, liet Bonaparte bij wijze van wake-upcall de Marseillaise spelen. Een uur later zagen ze aan de einder de eerste grote colonnes van de Mamelukkencavalerie opduiken. Sommigen droegen blinkende helmen die blikkerden in het zonlicht, anderen kleurrijke tulbanden.
Ze vielen niet aan, maar schaduwden het Franse leger in zijn opmars naar Caïro. Zo trok de karavaan verder naar het zuiden, tot de Franse soldaten op een dag bij dageraad hun posities bereikten. Op de andere oever van de Nijl konden ze de honderden minarettorens van de Egyptische hoofdstad zien schitteren. Op een hoogte boven de stad dreigde de oude citadel van Saladin.
Er steeg een donderend gejuich op onder de Fransen. Ze waren er! Bonaparte had woord gehouden. Nadat ze precies een uur hadden mogen rusten, werden de soldaten in slagorde opgesteld. De slag zou worden uitgevochten onder massale publieke belangstelling. Ongeveer de voltallige bevolking van Caïro had zich op de andere oever opgesteld om van dit beslissende treffen getuige te zijn.
Vijftien kilometer meer naar het westen zagen de Fransen de punten van de oude piramides uit de woestijn naar de hemel wijzen, waardoor Bonaparte een ingeving kreeg. Hij reed langs zijn troepen, gaf het bevel voorwaarts te trekken en de rangen goed gesloten te houden wanneer de Mamelukken kwamen aangereden. Hij hield ook een korte toespraak: ‘ Soldats! Jullie zijn zo ver gekomen om deze landen te bevrijden van de barbaren en beschaving naar de Oriënt te brengen en dit land uit de greep van de Engelsen te houden. Nu gaan we vechten.’ Vervolgens kwam een van zijn oneliners die de geschiedenisboeken zou halen. ‘Denk erom dat vanaf de top van deze monumenten veertig eeuwen geschiedenis op u neerkijken!’