Satirische toneelstukken, gefluister in cafés, ongewenste rechters: niets ontsnapte aan Napoleons alziende oog. Hij beloofde orde en rechtszekerheid, maar bouwde intussen een systeem van binnenlandse spionage, politieke zuiveringen en rechtspraak op bevel. Was zijn politiestaat onvermijdelijk? Of een bewuste stap richting absolute macht?
Binnenlandse spionage werd door Napoleon op grote schaal geëist en toegestaan. Daarbij ging het om uiteenlopende zaken, van staatsgevaarlijke moordcomplotten tot een onschuldig stukje satire in een afgelegen theaterzaaltje. Niets mocht door de vingers worden gezien, anders werd de keizer kwaad. ‘U bent niet meer begaan met politiewerk in Parijs’, schreef hij begin 1809 aan zijn minister. ‘U veronachtzaamt de zaken en laat vrij spel aan alle soorten geruchten en nonsens. Laat surveillances uitvoeren bij traiteur Citerni, Place de Palais de Justice, en in café Foy.’ Ernstiger was de deportatie van halsstarrige notabelen in België. Vanuit Schloss Schönbrunn bij Wenen schreef hij op 2 augustus 1809: ‘Ik verneem dat sommigen in België klagen en van slechte wil zijn. Stuur enkele vertrouwde mannen daarheen en laat hen uitvissen om wie het gaat. We moeten de overheid zuiveren, de rotte appels eruit halen en 500 of 600 verdachten verplichten zich te huisvesten in Bourgogne of Champagne.’
Napoleon heeft zijn eigen wetten vaak omzeild
Napoleon was dubbelzinnig als het op de rechtspraak aankwam. De nieuwe wetgeving gaf de burger veel meer garanties en zelfs mogelijkheden tot hoger beroep, maar Napoleon heeft zijn eigen wetten regelmatig omzeild. Hij greep in als hij vond dat misdaden niet bestraft werden omdat de letter van de wet het niet toestond. Het is ook gebeurd in de zaak van de Antwerpse burgemeester Werbrouck. Nadat die was ontslagen wegens corruptie en vrijgesproken bij gebrek aan bewijs, gaf Napoleon onmiddellijk bevel om hem opnieuw te arresteren. Het hof van cassatie ‘moest er maar iets op vinden’ om het vonnis nietig te verklaren.
Het was allemaal niet nieuw. Door alle koningen voor hem was zo gehandeld, net als door zijn generatiegenoten in Wenen, Sint-Petersburg of Berlijn. Maar Napoleon was geen koning zoals al die anderen, hij was een product van de verlichting en er werd verwacht dat hij een voorstander van democratie zou zijn. Tegelijk regeerde hij een land dat tien jaar lang zolang intern als extern in grote nood had verkeerd, en waar de eerste experimenten met een nieuwe staatsvorm geleid hadden tot wanorde, wetteloosheid en een guillotine die overuren draaide. Er was geen denken aan dat democratie op het moment van zijn machtsovername enig soelaas had kunnen bieden.

In die zin verontschuldigde Napoleon zich toen hij zich vergeleek met de eerste succesvolle democratische president die de moderne wereld heeft gekend, George Washington. ‘Als ik in Amerika had geleefd, zou ik met plezier een Washington geweest zijn en me nuttig gemaakt hebben op zijn manier. Want ik zie niet in welke andere weg hij daarginds had kunnen bewandelen. Maar als Washington in Frankrijk zou hebben geleefd, een land verscheurd van binnenuit en bedreigd van buitenaf, dan zou ik nog wel eens willen zien hoe hij zichzelf gebleven zou zijn.
Als hij inderdaad zijn Amerikaanse methode had gevolgd, zou hij een mislukkeling geworden zijn, die zijn land nog dieper in het moeras getrokken zou hebben.’ Napoleon gaf dus aan dat hij ideologisch gesproken een soort van democratisch model toegenegen was, maar dat de Europese en de Franse realiteit hem ertoe dwongen om wel pro-republikeins, maar tevens ondemocratisch te regeren. Zodra Napoleon Eerste Consul was, zette hij de ene stap na de andere in de richting van een autoritair bewind, dat gaandeweg volstrekt autocratisch werd. Een proces dat onomkeerbaar werd met de keizerskroning. Van dan af werd hij even autocratisch als alle andere staatshoofden op het oude continent.