Napoleon Bonaparte stond bekend als onvermoeibare generaal, maar zijn gezondheid ging gaandeweg achteruit. Als jonge generaal leek Napoleon wel immuun voor vermoeidheid en ontbering, maar gaandeweg begon zijn enorme takenpakket een fysieke en psychische tol te eisen. Zeker is dat hij aan een chronisch blaasprobleem leed, en dat aambeien hem in Waterloo verhinderden zijn soldaten te paard aan te sporen.
In zijn jonge jaren maakte Napoleon Bonaparte al geen imposante indruk. De zoon van een Duitse generaal schreef: ‘Bonaparte was eerder tenger, op het uitgemergelde af; zijn gelaat was heel smal, maar zijn profiel heel uitgesproken. Hij zag er ernstig en krachtdadig uit.’ In dezelfde periode sprak generaal Von Graffenried von Gerzensee over Napoleon als volgt: ‘Hij hoestte vaak, alsof hij aan tering leed, en had een ingevallen borst. Zijn stem was zacht en zwak. Zijn uitlatingen echter waren kort, precies en ongelooflijk interessant.’
Hij zag er misschien niet uit als een droomprins, maar de jonge Napoleon was wel degelijk een natuurkracht. Zelfopoffering vond hij niet meer dan normaal en met zijn gezondheid sprong hij kwistig om. Fysieke inspanningen takelden hem niet af, integendeel. ‘Na heel moeilijke campagnes die hem zes maanden lang van huis hielden, kwam hij dikker en gezonder terug dan hij was vertrokken’, aldus minister Chaptal. Met de jaren begon hij met allerlei ongemakken te kampen, maar hij rekende het tot zijn plicht om die te verbergen. ‘Nooit heb ik hem ziek geweten’, schreef secretaris Méneval. ‘Soms moest hij gal overgeven, maar hij beschouwde dat als een natuurlijke zuivering van zijn lichaam.’
Maar Napoleon kampte met ernstige problemen, zoals dysurie, een ziekte die het plassen bemoeilijkt en veel pijn kan veroorzaken. Het probleem dook op toen hij 28 jaar was en leek hem vooral te treffen na grote inspanningen, stress en tegenslagen. Zo gebeurde het bijvoorbeeld tijdens de Russische campagne van 1812 dat hij aan de vooravond van de slag bij Borodino in allerijl de dokter optrommelde, omdat hij niet meer kon urineren. Zijn aide de camp Ségur zag hem staan ‘met zijn voorhoofd rustend op een kanon, duidelijk in grote pijn’.
De ongemakken bleven onzichtbaar voor de buitenwereld, hij blaakte en genoot van zijn fysieke superioriteit. Alleen privésecretaris Bourrienne schijnt af en toe een glimp te hebben opgevangen van het probleem. Hij beschreef uitgebreid hoe hij Bonaparte tijdens nachtelijke dicteersessies regelmatig zag ineenkrimpen van de pijn. ‘Ik moest hem onmiddellijk begeleiden naar zijn slaapkamer en meermaals moest ik hem op de trap ondersteunen.’
De stress van de keizer
Welke herculische taak hij zich op de schouders had geladen en hoezeer die zijn gezondheid had ondermijnd, bleek in de slotjaren. Toen de keizer in 1815 voor het laatst ten strijde trok, was hij niet meer de Napoleon van de grote dagen. De vereenzaamde leider was slechts 46 toen hij aan het gevecht van zijn leven begon, maar dat leven was uiterst veeleisend en intens geweest.
‘We konden slechts flarden waarnemen van incoherente fantasieën’
Zijn extreme werklast, zijn ongezonde levensstijl en het bijna onophoudelijke doorkruisen van het Europese continent hadden hun sporen nagelaten. Vooral de catastrofale veldtocht in Rusland liet zijn sporen na, en dat merkte ook Chaptal op. ‘De verschrikkelijke kou die hij had moeten doorstaan, heeft zijn gemoed definitief bezwaard, en ik moet bekennen dat ik vanaf die trieste periode nooit meer diezelfde sprankelende ideeën in hem heb teruggevonden, noch die geweldige karaktersterkte. We konden slechts flarden waarnemen van incoherente fantasieën.’
Op de ochtend van 18 juni 1815, net voor de eindstrijd dus, moest Napoleon zich laten verzorgen voor aambeien. Hij heeft Waterloo slechts sporadisch te paard beleefd en was daardoor veel minder aanwezig in de slag dan bijvoorbeeld Wellington, die de hele dag langs de linies reed, zich overal vertoonde en met eigen ogen kon zien wat er gebeurde. Napoleon had niet meer de fysieke kracht om overal toe te snellen, iedereen te imponeren en alles te zien, en dus het opperbevel uit te oefenen zoals men dat van hem in de vroegere belangrijke veldslagen gewend was.
Geestelijk verval
En ook geestelijk waren er tekenen van extreme stresssymptomen. Napoleon was dik geworden – zeker niet door vraatzucht, want uitgebreid tafelen was niet aan hem besteed, maar zeer waarschijnlijk door een langdurige ziekte, dezelfde die hem jaren later op Sint-Helena mogelijk geveld heeft. Daarnaast werd zijn blik minder doordringend, verminderde zijn fenomenale concentratievermogen, en degenen die gewend waren aan zijn driftaanvallen, zagen tot hun verbazing dat hij bedachtzamer en aarzelender werd.
Aan wilskracht heeft het nimmer ontbroken bij Napoleon, een man die tenslotte vanuit de onderste regionen was opgeklommen. Hij moet beseft hebben dat zijn fysieke krachten en misschien zelfs zijn verstandelijke vermogens achteruitgingen en dat hij dat niet voor de omgeving kon blijven verstoppen. Dat kan mede verklaren waarom hij gehaast, misschien zelfs overhaast te werk hing, met bravoure en bluf zijn eigen generaals ervan wilde overtuigen dat ze zouden winnen, en niet heeft geluisterd naar de wat bange, maar ook wijze raad van sommige maarschalken. Het lot van Europa werd dus niet alleen bepaald door tijdsdruk, strategische en tactische beslissingen, maar ook door de persoonlijke psychische en fysieke gesteldheid van de enige man ter wereld die een overmacht als die in Waterloo had kunnen verslaan.
De ‘kleine’ Napoleon
Een adonis was Bonaparte niet, al vielen zijn prachtige lach en zijn mooie handen iedereen op, hemzelf incluis. Als de natuur hem wat meer lichaamslengte had gegeven, dan zou men hem een mooie man hebben genoemd. Een klein ventje was hij evenmin. Dat beeld spruit vooral voort uit de Britse propaganda, die hem systematisch en in alle opzichten kleineerde. In de Morning Post bestempelde men hem bijvoorbeeld als ‘een onclassificeerbaar wezen, half Europees, half Afrikaans; een mediterrane mulat’. Graag plaatste de pers daar dan een cartoon bij van Bonaparte als een soort pygmee, met dikke lippen en een platte neus.
Wat zijn de feiten? De gemiddelde lengte van een man was in die tijd 1 meter 69 centimeter, en dat was ongeveer de lengte die op Napoleons sterfbed zou worden gemeten: 1 meter 686 millimeter.