De maatschappij die Napoleon wilde en leidde, was zo’n gigantische onderneming dat ze onmogelijk het werk van één man kan zijn geweest. De keizer had het geluk dat hij zich kon laten omringen door een gouden politieke generatie.
Napoleon was een uitstekende headhunter. Hij koos weleens een medewerker om politieke allianties te smeden, maar zijn getrouwen hadden stuk voor stuk aanzienlijke talenten. Hieronder bespreken we enkele van de meest opvallende leden uit die inner circle. Het waren stuk voor stuk belangrijke, slimme en invloedrijke mannen, die hun verantwoordelijkheden opnamen zonder veel ondersteuning. Zonder hen was er geen Napoleon geweest – maar zonder Napoleon hadden zij ook niets kunnen verwezenlijken.
Cambacérès: de man die Napoleon durfde tegenspreken
Jean-Jacques Régis de Cambacérès, een uitmuntend jurist en advocaat, was overal bij en wist bijna evenveel als de chef. Hij werd door Napoleon in de loop der jaren dan ook het meest geraadpleegd en kreeg de algemene leiding in handen over het keizerrijk op de ogenblikken dat de keizer zelf ten oorlog trok. Bovendien was hij, samen met de rechtskundige Portalis, de belangrijkste auteur van de Code Civil.
Een jaknikker was hij niet. Op de ogenblikken dat Napoleon een loopje met de wet dreigde te nemen, vertelde hij dat de keizer dwaalde. Cambacérès was te veel een man van het recht om zich rechtsonzekerheid te laten welgevallen. Na de definitieve val van Napoleon ging hij in ballingschap in Brussel.
Berthier: de onmisbare rechterhand van Napoleon
Als ooit één man onvervangbaar was voor Napoleon, was het wel Louis Alexandre Berthier, maréchal de l’Empire. De militaire stafchef was een organisatorisch wonder, dat op het slagveld steeds de perfecte uitvoering kon geven aan Napoleons ideeën. Als Berthier in de buurt was, voelde Napoleon zich altijd gerust.
Na de nederlaag in 1814 trok Berthier zich terug op zijn landgoed in het Beierse Bamberg. Toen Napoleon hem in 1815 vroeg om terug te keren, ging Berthier niet op de uitnodiging in.
Hij stierf twee weken voor Waterloo in verdachte omstandigheden
Napoleon bleef stiekem de hoop koesteren dat de maarschalk toch zou opdagen, tot hij enkele dagen voor de veldtocht naar België een brief kreeg uit Beieren. Hij viel flauw van de emotie. Berthier was dood! Hij stierf twee weken voor Waterloo in zeer verdachte omstandigheden: hij zou uit het raam van zijn huis gevallen zijn terwijl hij de voorbijtrekkende Russische troepen gadesloeg.
Er bestaan hypotheses dat Berthier ofwel uit het raam geduwd werd, ofwel zichzelf naar beneden stortte uit wroeging omdat hij Napoleon in de steek had gelaten. Hoe dan ook, de afwezigheid van een van de beste militaire leiders aller tijden zou zich doen gevoelen. De reactie van Napoleon op Berthiers overlijden sprak in elk geval boekdelen.
Talleyrand: het onmisbare politieke genie
Charles-Maurice de Talleyrand-Périgord was jarenlang Napoleons bijzonder intelligente en geslepen minister van Buitenlandse Zaken. Ze waren perfect complementair: Bonaparte was een genie op het slagveld, Talleyrand in de politiek. Ze konden het – in de beginjaren – ook goed met elkaar vinden.
‘Een stront in een zijden kous’, zo noemde Napoleon hem. Maar wel een onmisbare stront
Talleyrand dokterde verschillende vredesverdragen uit maar keerde zich ook heimelijk tegen zijn baas. Maar zijn connecties met ambassadeurs, regeringen en staatshoofden waren uiterst belangrijk voor Frankrijk. Het kon Napoleon weinig schelen dat Talleyrand zich stiekem fortuinen liet betalen door buitenlanders. Het was corruptie die hij door de vingers kon zien, omdat zijn werk Frankrijk ten goede kwam. Wat de keizer veel minder kon verteren, was dat Talleyrand steeds minder meeging in Napoleons visie op Europa. Uiteindelijk raakten beiden met elkaar op ramkoers.
Tijdens onderhandelingen met Rusland speelde Talleyrand achter de rug van Napoleon geheime informatie door aan de tsaar. ‘Een stront in een zijden kous’, zo noemde Napoleon hem. Maar wel een onmisbare stront.
Talleyrand bleef voortdurend aan de touwtjes van de Franse diplomatie trekken. Na Napoleons eerste troonsafstand in 1814 vertegenwoordigde hij Frankrijk op het Congres van Wenen. Na zijn tweede troonsafstand in 1815 leidde hij even de Franse regering van koning Louis XVIII. Hij eindigde als Frans ambassadeur in Londen en onderhandelde mee over de manier waarop de Belgische revolutie van 1830 moest worden afgehandeld.
Caulaincourt: Napoleons geweten
Nog een rijzende ster aan het hof was generaal Armand Augustin Louis de Caulaincourt. Een man van een heel ander kaliber, die loyauteit wist te koppelen aan integriteit en een gezonde kritische zin ten aanzien van zijn baas.
De generaal heeft hem afgeraden om een oorlog in Rusland te voeren, een advies dat de keizer naast zich neerlegde
Zijn officiële titel in het keizerrijk was ‘grootstalmeester van Frankrijk’, maar in werkelijkheid was hij veel meer dan dat. Hij werd Napoleons vertrouweling, zijn ambassadeur in Rusland en zijn belangrijkste adviseur. De generaal heeft hem afgeraden om een oorlog in Rusland te voeren, een advies dat de keizer naast zich neerlegde.
Na de nederlaag in 1814 speelde Caulaincourt een uiterst belangrijke rol. Hij en de tsaar waren tijdens zijn periode als ambassadeur in Sint-Petersburg bijna vrienden geworden. Hoewel hij vaak de eerste was geweest om kritiek te hebben, hield hij zijn blik altijd gericht op het grotere algemeen belang. Daarin zag hij de keizer een onvervangbare rol spelen. Als het erop aankwam een goede deal in de wacht te slepen, was Caulaincourt dus Napoleons meest geschikte onderhandelaar.
Na de troonsafstand was Caulaincourt een van de twee vertrouwelingen – naast lijfknecht Constant – die getuige was van Napoleons zelfmoordpoging. Hij zou na Napoleons terugkeer uit Elba nog een laatste keer zijn keizer dienen als minister van Buitenlandse Zaken en was bij het handjevol intimi dat afscheid nam van Napoleon toen deze na de nederlaag in Waterloo Frankrijk ontvluchtte. Maar Caulaincourt was de grote afwezige in het nog veel kleinere groepje dat de keizer vergezelde naar het ballingsoord Sint-Helena.
Fouché: de meester van intrige en manipulatie
Soms werd gezegd dat je in Frankrijk geen woord kon zeggen of Joseph Fouché kwam het te weten. Zijn visie? Je kon beter voorkomen dan genezen, en om te voorkomen moest je weten.
Hij ontwikkelde een uitzonderlijk netwerk van spionnen en geheim agenten uit alle lagen van de bevolking. Prostituees, cafébazen en kappers, leverden informatie tegen betaling of gunsten, maar ook rijke bankiers en hoge functionarissen. ‘Men wist alles wat we deden, welke bezoeken we aflegden, waar we heen gingen. Ze wisten welke vrienden we hadden, en ook die werden scherp in het oog gehouden’, aldus Bonapartes lakei Constant.
Tijdens de bloedigste revolutiejaren had hij dingen uitgevreten die een fatsoenlijk mens alleen maar afgrijzen inboezemden
Hij was trouwens niet bang om zijn handen vuil te maken. Tijdens de bloedigste revolutiejaren had hij dingen uitgevreten die een fatsoenlijk mens alleen maar afgrijzen inboezemden. En ten tijde van de terreur had hij brutale executies bevolen van tientallen ‘vijanden van de republiek’. Bonaparte wist het allemaal.
Maar ook hij was onmisbaar. Als geen ander kon Fouché politieke weersverandering voorspellen. Hij was een kwaadaardig iemand, maar ook een waardevolle troef in moeilijke tijden.
En ook in Napoleons privéleven zat de meester van intrige en manipulatie te roeren. Hij leende maar al te graag een begrijpend oor en misbruikte Joséphines huwelijksellende en naïviteit om vertrouwelijke dingen aan de weet te komen. Tegelijk schrok hij er niet voor terug om Joséphine een mes in de rug te planten.
Fouché kon zich blijkbaar wel iets permitteren.
Fouché vond dat het huwelijk tussen de keizer en Joséphine de Beauharnais tegen de belangen van het keizerrijk indruiste. Er moest onmiddellijk een nieuw en hecht gezin gesticht worden, waaruit een Franse troonopvolger kon voortspruiten. Hij kon zich blijkbaar wel iets permitteren.
Joseph Fouché was minister van Politie tussen 1799 en 1810, met een kleine onderbreking toen hij het weer eens te bruin bakte. In die periode heeft hij het Franse politieapparaat zo verfijnd en uitgebreid dat hij gemakkelijk kan doorgaan als de uitvinder van de eerste Europese politiestaat.
Werken onder de chef
Als minister of maarschalk moest je kunnen leven met Napoleons absolute zeggenschap. Dat maakte het leven in zekere zin eenvoudiger, want je hoefde zelf niet meer na te denken. ‘Ik ben mijn minister’, zei hij vaak. ‘Ik ben het die de zaken leidt en daarom kan ik het me veroorloven om soms met middelmatigen te werken.’
Daar stond tegenover dat hij loyaal was tegenover zijn medewerkers. ‘Hij zwoer bij de mannen die voor hem werkten’, aldus Caulaincourt. ‘Je werd niet door hem gepamperd, maar je kon er ook op bogen dat hij je nooit zou laten vallen, welke intriges zich ook tegen je afspeelden. […] Hoe meer men je bij hem zwart kwam maken, hoe meer hij je verdedigde en hoe koppiger hij aan je vasthield.’
Toch werd het keizerrijk steeds meer gezien als de zaak van een despoot, niet als die van eenieder. Als een minister minder snel was of minder strategisch inzicht had dan hij, leek hij dat niet te kunnen begrijpen en aanvaarden. Dan deed hij de zaken liever zelf. Die eigengereide managementstijl leidde tot wederzijdse frustraties en slecht functioneren.
Napoleon duldde niemand naast zich, want dat kon een politieke concurrent worden, een rivaal, een troonpretendent zelfs. En die visie zou het keizerrijk gaandeweg ondermijnen. Hij slaagde er hoe langer hoe slechter in om zijn ploeg rond hetzelfde doel te scharen en rond zijn persoon te verenigen. Woedebuien traden in de plaats van de kameraadschappelijkheid. Van alle mensen die in de begindagen voor hem door een vuur gingen, bleven op het einde nog slechts een handvol loyale volgelingen over.