De 1 procent rijkste Belgen spreken tot de verbeelding. Maar hoeveel inkomen moet je hebben om tot die groep te behoren? En waaruit bestaat hun inkomen? En hoeveel belastingen betalen ze? Een profiel van de 1 procent rijksten, met behulp van nieuw studiewerk van de Nationale Bank.
Als we spreken over de 1 procent rijkste Belgen zal bij velen onmiddellijk het beeld van Marc Coucke voor de geest komen, de succesvolle ondernemer die in 2014 zijn bedrijf Omega Pharma verkocht voor 3,6 miljard euro. Of van Fernand Huts van Katoen Natie, die in 2020 de Boerentoren in Antwerpen kocht. Al veel minder mensen zullen denken aan Eric Wittouck, telg van de familie die ooit fortuin maakte met de verkoop van Tiense Suiker en dat geld zo goed investeerde dat hij nu de allerrijkste Belg is. De site ‘Rijkste Belgen’ schat zijn vermogen op 11,5 miljard euro. Dat weinigen aan hem zullen denken, komt omdat hij in Monaco woont en de media mijdt.
Volgens een recente studie van Margaux Bearelle (UGent) moet je als koppel met twee kinderen eind 2024 een nettovermogen van 4,8 miljoen euro hebben om in ons land tot de 1 procent te behoren met het grootste vermogen. Om tot de top 10 procent te behoren is dat 1,3 miljoen euro. Het netto vermogen is het totaal van de roerende activa (spaarrekening, aandelen, obligaties, goud enzovoort) en onroerende activa (grond, huizen enzovoort) dat een gezin bezit, min de schulden (bijvoorbeeld hypotheeklening).
Het probleem is wel dat die bedragen tot stand kwamen op basis van een enquête bij 2116 gezinnen. Zoiets heeft zijn beperkingen: net de rijksten zijn niet happig om aan zulke enquêtes deel te nemen – of ze geven een onderschatting van hun vermogen. Dat geldt zeker voor de 1 procent met de grootste vermogens. Daarom moeten de resultaten zeker voor die groep met de nodige voorzichtigheid worden bekeken. In tabel 1 kunt u terugvinden waar u zich in de samenleving bevindt volgens uw gezinssituatie en met uw nettovermogen.
Inkomensongelijkheid
Als we kijken naar de verdeling van de inkomens in dit land, in plaats van naar de verdeling van de vermogens, zitten we met hetzelfde probleem. De EU-SILC-studie is de referentiebron voor de inkomensverdeling in de EU-lidstaten. Ook die studie is vooral gebaseerd op enquêtes. Ze geeft een helder beeld van de inkomens uit arbeid en de sociale transfers, maar is minder betrouwbaar voor de inkomsten uit vermogen. En net die inkomsten uit vermogen zijn voor de hoogste inkomens van ons land een belangrijke bron van hun inkomen. De EU-SILC-studie onderschat dus wellicht de hoogste inkomens in ons land.
De Nationale Bank heeft nu een nieuwe methode ontwikkeld om zicht te krijgen op de verdeling van het totale inkomen in ons land, dat ook een vollediger beeld geeft. Ze vertrekt van de nationale rekeningen over de samenstelling van de inkomens van ons land en brengt die data samen met informatie uit enquêtes, gegevens uit de belastingen en over inkomens die vrijgesteld zijn van de belastingen zoals het leefloon, en de bevolking. De Nationale Bank is een pionier in deze werkwijze. De volgende jaren zullen ook andere Europese landen op deze manier naar de inkomensongelijkheid kijken.
Behalve de inkomens uit arbeid worden met deze nieuwe methode ook de inkomens uit vermogen beter dan ooit in kaart gebracht, zoals interesten, dividenden en uitkeringen van groepsverzekeringen. De meerwaarde die gerealiseerd wordt bij bijvoorbeeld de verkoop van aandelen zit daar niet in, omdat die niet als een inkomen wordt beschouwd, maar als een loutere financiële transactie. Maar ‘de structurele onderschatting van de hoogste inkomens wordt met deze nieuwe werkwijze gecorrigeerd’, zeggen Rutger Kemels en Laurent Van Belle, economen-statistici bij de Nationale Bank.
Op verzoek van Knack ging de Nationale Bank dieper in op de inkomsten van de top 1 procent in België, die tot nu toe steeds werden onderschat, en dat op basis van de meest recente gegevens, die van het jaar 2022. Zo krijgen we ook een goed zicht op wie die fameuze groep ‘eenprocenters’ in ons land zijn. We presenteren de resultaten aan de hand van zeven vragen.
1. Hoeveel mensen behoren tot de 1 procent hoogste inkomens?
In ons land behoren bijna 110.000 personen tot de top 1 procent inkomen.
Er zijn afgerond 5 miljoen gezinnen in ons land. Dat betekent dat er zo’n 500.000 gezinnen behoren tot de top 10 procent en 50.000 gezinnen tot de top 1 procent. Een gemiddeld gezin bestaat in ons land uit iets meer dan 2 personen. Concreet wil dat zeggen dat er 1.157.847 personen tot de top 10 procent behoren. Dat is twee keer de bevolking van Antwerpen, de grootste stad van Vlaanderen. Tot de top 1 procent behoren 109.556 mensen, dat is meer dan het inwonersaantal van bijvoorbeeld Leuven, de op drie na grootste stad van Vlaanderen.
Twee op de drie mensen uit de top 1 procentgroep woont in Vlaanderen, 21 procent in Wallonië en 13 procent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Aangezien in Vlaanderen 57 procent van de bevolking woont, telt het noorden van het land verhoudingsgewijs veel meer mensen die tot de top 1 procent behoren. Het is vooral Wallonië, waar 32 procent van de bevolking gehuisvest is, dat minder van de hoogste inkomens telt.
2. Hoe oud is de top 1 procent en welk diploma hebben ze?
De top 1 procent is gemiddeld ouder dan de andere inkomenscategorieën.
De gemiddelde leeftijd van het oudste gezinslid van de top 1 procent ligt een stuk hoger dan voor de andere inkomensgroepen. Voor de top 10 procent is dat bijvoorbeeld 56 jaar, maar uit de gegevens van de Nationale Bank blijkt dat die gemiddelde leeftijd voor de top 1 procent op 61 jaar ligt.
Dat de top 1 procent ouder is dan doorsnee komt misschien door het feit dat de groepsverzekering (de zogenaamde tweede pensioenpijler) wordt uitgekeerd als men op pensioen gaat en dat is vaak een aardig bedrag. Dit levert nog een ander belangrijk inzicht op: de top 1 procent volgens het inkomen is geen stabiele groep. Het jaar dat u de uitkering van de groepsverzekering ontvangt, kunt u tot de top 1 procent behoren, een jaar later – als u moet rondkomen van alleen maar uw wettelijk pensioen – kan het best zijn dat u daar niet meer toe behoort.
De Nationale Bank kon ook het hoogst behaalde diploma in het huishouden achterhalen, op basis van de Census (volkstelling) georganiseerd door Statbel, het Belgisch statistiekbureau. Het zal allicht niet verbazen: hoe lager het inkomen, hoe lager het hoogst behaalde diploma in een huishouden. Zo’n 85 procent van de 20 procent laagste inkomens heeft geen diploma hoger onderwijs, 9 procent heeft maximaal een bachelor diploma en zo’n 6 procent heeft minstens een masterdiploma.
Voor de top 10 procent ligt dat anders. Daar heeft 28 procent geen diploma hoger onderwijs, 30 procent heeft maximaal een bachelor diploma en 42 procent heeft minstens een masterdiploma. Hoe zit dat voor de top 1 procent? Daar zijn de cijfers nog uitgesprokener: 22 procent heeft geen diploma hoger onderwijs, misschien toch nog een opvallend hoog cijfer. Bijna een op de drie heeft een bachelorniveau, 45 procent minstens een masterdiploma. Dat betekent ook dat 55 procent van de top 1 procent, dus meer dan de helft, geen masterdiploma heeft, ook een opmerkelijke vaststelling. Natuurlijk zijn er voldoende voorbeelden van mensen die geen diploma hebben en toch zeer succesvol zijn en veel geld verdienen.
3. Hoeveel inkomsten heeft de top 1 procent gemiddeld?
Gemiddeld jaarinkomen in de top 1 procent is 425.000 euro.
De Nationale Bank keek naar het gemiddeld beschikbaar jaarinkomen, dus na belastingen. Het is het bedrag dat een huishouden overhoudt om uit te geven of te sparen. Ze berekende dat voor elk deciel: de Nationale Bank bracht alle Belgische gezinnen onder in tien gelijke groepen of decielen. Het beschikbare inkomen werd daarvoor gewogen, door rekening te houden met de samenstelling van de gezinnen (bijvoorbeeld single, koppel zonder kinderen, koppel met twee kinderen) omdat die ook andere behoeften hebben. Het eerste deciel (D1) bevat de 10 procent gezinnen met de laagste inkomens, in het tiende deciel (D10) zitten de 10 procent gezinnen met de hoogste inkomens.
Het gemiddeld beschikbaar jaarinkomen voor de laagste 10 procent is 16.217 euro. Dat is een gemiddelde en dat wordt naar beneden getrokken door bijvoorbeeld zelfstandigen die een slecht jaar meemaken en zelfs een negatief inkomen kunnen hebben. Voor de top 10 procent bedraagt het gemiddeld beschikbaar jaarinkomen 154.300 euro. Het gemiddeld beschikbare inkomen van de top 10 procent ligt bijna tien keer hoger dan dat van de armste 10 procent.
En wat levert dat op als we naar de top 1 procent kijken? Het gemiddeld beschikbare jaarinkomen van de top 1 procent komt uit op 424.742 euro. Het gemiddeld beschikbare inkomen van de top 1 procent ligt dus 26 keer hoger dan dat van de armste tien procent.
Er is nog een ander interessant inzicht: ‘Als we de top 1 procent uit de top 10 procent weglaten, komt het gemiddeld jaarinkomen van de overblijvende top 9 procent uit op 124.251 euro’, zeggen Rutger Kemels en Laurent Van Belle. ‘Dat wil dus zeggen dat de top 1 procent gemiddeld bijna 3,5 keer zoveel verdient als de rest van de top 10 procent.’ Er gaapt dus een grote kloof tussen het inkomen van de top 1 procent en de rest van de top 10 procent.
4. Hoeveel inkomsten moet je minimum hebben om tot de top 1 procent te horen?
Een koppel met 2 kinderen moet minstens een jaarinkomen van 300.000 euro hebben.
Hoe groot moet je beschikbare inkomen zijn om tot de top 10 procent of de top 1 procent te behoren? Om daar een ernstig beeld van te krijgen, wordt er best rekening gehouden met de samenstelling van de huishoudens. Een gezin met twee kinderen heeft meer beschikbaar inkomen nodig voor dezelfde levensstandaard dan een alleenstaande.
Uit de gegevens van de Nationale Bank blijkt dat alleenstaanden met een beschikbaar jaarinkomen van meer dan 60.696 euro tot de top 10 procent behoren. Ligt dat hoger dan 142.265 euro dan maakt u als single deel uit van de top 1 procent.
Voor een koppel zonder kinderen liggen drempels op respectievelijk 91.044 euro en 213.407 euro. Een koppel met twee kinderen moet een beschikbaar inkomen hebben van 127.463 om bij de top 10 procent te zitten en 298.757 euro om deel uit te maken van de top 1 procent.
De Nationale Bank ging ook na hoeveel inkomen je minimaal moet hebben om niet tot de laagste 10 procent te behoren. Voor een alleenstaande is dat minstens 18.435 euro, voor een koppel zonder kinderen 27.653 euro en voor een koppel met twee kinderen jonger dan 25 jaar 38.715 euro. Zo’n 500.000 huishoudens of pakweg 1,1 miljoen mensen halen die drempels niet en behoren dus tot de 10 procent met de laagste inkomens in ons land. U vindt alle drempels terug in tabel 2: Bij welke groep hoor ik met mijn beschikbaar jaarinkomen?
5. Waar haalt de top 1 procent zijn inkomen uit?
Voor bijna de helft van de top 1 procenters zijn inkomens uit vermogen de belangrijkste bron van inkomen.
Het totale beschikbare inkomen van de 10 procent met het hoogste inkomen bedraagt 80 miljard euro. Waar halen die hun inkomen vandaan? Zo’n 24 miljard zijn inkomsten uit vermogen. Het gaat dan om interesten, dividenden en dergelijke, maar de gerealiseerde meerwaarden en de inkomsten uit vastgoed zijn daar niet bij. Zo’n 70 miljard komt van lonen en wedden, 21 miljard zijn lonen van zelfstandigen en huurinkomsten.
En wat als we kijken naar de top 1 procent? Die heeft een totaal beschikbaar inkomen van 22 miljard euro, en is dus goed voor meer dan een kwart van het beschikbare inkomen van de top 10 procent. Van die 22 miljard komt 14 miljard van inkomsten uit vermogen. Voor bijna de helft van de huishoudens binnen de top 1 procent vormen inkomens uit vermogen de belangrijkste bron van inkomen. Zo’n 8 miljard komt van lonen en wedden, 4 miljard zijn lonen van zelfstandigen en huurinkomsten.
Als we verder inzoomen en de top 1 afzonderen van de rest van de top 10 procent, merken we weer een opvallend verschil: terwijl bijna 50 procent van de top 1 procent hoofdzakelijk zijn inkomen uit vermogen haalt, is dat voor de 9 procent die daar net onder staat ‘maar’ 11 procent. Inkomsten uit vermogen zitten dus sterk geconcentreerd bij de top 1 procent, ze zijn voor hen véél belangrijker, ook in vergelijking met de groep die net niet tot de top 1 procent behoort.
6. Dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten?
De top 1 procent betaalt in euro’s meer belastingen dan de 40 procent laagste inkomens samen.
Hoeveel betalen de top 10 en top 1 procent hoogste inkomens aan belastingen en sociale bijdragen? Bij de sociale bijdragen denken we spontaan aan de bijdragen voor de financiering van de sociale zekerheid, maar daaronder vallen ook premies voor sociale verzekeringen zoals groepsverzekeringen.
De top 10 procent betaalt 25 miljard aan belastingen op inkomen en vermogen. Daarbovenop komt nog eens 24 miljard euro aan sociale bijdragen. De andere 90 procent betaalt 43 miljard aan belastingen en 75 miljard aan sociale premies.
Als we de top 20 procent volgens inkomen nemen, dan betaalt die 38 miljard aan belastingen en de resterende 80 procent 30 miljard. In geld uitgedrukt betaalt de top 20 dus meer belastingen dan de andere 80 procent van de bevolking. Bij de sociale premies draagt de top 20 procent 43 miljard bij, de rest van de bevolking 57 miljard.
Uit de cijfers van de Nationale Bank blijkt dus dat naarmate het inkomen stijgt, de hogere inkomens in euro’s steeds meer belastingen betalen. Dat geldt ook voor de sociale premies, waarbij de top 10 procent de hoogste bedragen op zich neemt. De top 10 procent betaalt meer aan belastingen en sociale premies dan de eerste zes decielen samen.
Wat gebeurt er als we de top 1 procent nemen en die vergelijken met de 9 procent die daar net onder valt? Van de 25 miljard euro die de top 10 procent betaalt aan belastingen komt 6 miljard van de top 1 procent en 19 miljard van de 9 procent die daar net onder zit. Omgerekend per huishouden betalen de 50.000 gezinnen van de top 1 procent gemiddeld drie keer zoveel belastingen als de 450.000 gezinnen uit de resterende 9 procent. Als we het nog breder bekijken, zien we dat de top 1 procent meer belastingen betaalt dan de 40 procent met de laagste inkomens.
En wat als we kijken naar de sociale bijdragen? De top 10 procent betaalt 24 miljard aan sociale bijdragen. De top 1 procent betaalt daarvan afgerond 3 miljard, de 9 procent die daar net onder zit meer dan 21 miljard. Ook hier, omgerekend per huishouden, betaalt de top 1 nog steeds het meest. Maar het verschil is minder uitgesproken dan bij de belastingen.
7. Dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten (bis)?
De top 1 procent betaalt relatief minder belastingen dan de rest van de top 10 procent.
We moeten niet alleen kijken naar hoeveel iedereen in euro’s of in absolute termen bijdraagt, we moeten ook zien hoe dat bedrag in verhouding staat tot het totale beschikbare inkomen, dus wat de bijdrage is in relatieve termen. Eenvoudig gezegd: 200 euro weegt voor iemand met een beschikbaar maandinkomen van 2000 euro zwaarder dan 10.000 euro voor iemand met een beschikbaar maandinkomen van 200.000 euro.
Uit de cijfers van de Nationale Bank blijkt dat de relatieve bijdrage aan de belastingen stijgt met het inkomen. Uitgedrukt als een percentage van het beschikbare inkomen betalen de 10 procent laagste inkomens bijna 3 procent aan belastingen. Dat percentage stijgt geleidelijk tot 31,5 procent voor de 10 procent rijksten.
Maar als we de top 10 procent verder analyseren, zien we dat de top 1 procent relatief tot hun beschikbaar inkomen 30 procent aan belastingen besteedt, terwijl dit voor de resterende 9 procent afgerond 32 procent is. Met andere woorden, de top 1 procent betaalt relatief gezien iets minder belastingen dan de 9 procent die daar net onder zit. Maar wel meer dan deciel 9, waarvoor het relatieve aandeel 28 procent bedraagt.
Hoe zit dat voor sociale bijdragen? Tot en met deciel 9 nemen de relatieve bijdragen toe: relatief tot hun beschikbaar inkomen komt de laagste 10 procent op 15 procent, terwijl dit voor deciel 9 oploopt tot 40 procent. Met een relatieve bijdrage van 30 procent, geeft de top 10 procent minder geld uit aan sociale premies dan decielen zeven, acht en negen.
Wat als we de top 1 procent afzonderen binnen de top 10? Relatief tot hun beschikbaar inkomen dragen ze 12 procent bij aan sociale premies, aanzienlijk minder dan voor de resterende 9 procent, waarvoor het aandeel 37 procent bedraagt. Dat laatste is wel nog steeds lager dan in deciel 9, waar het relatieve aandeel 40 procent bedraagt.
Dat de top 10, en zeker de top 1 procent, relatief minder bijdragen aan de sociale premies heeft natuurlijk te maken met de aard van hun inkomen: sociale premies worden vooral geheven op de inkomsten uit arbeid, niet op de inkomsten uit vermogen. Net die laatste nemen sterk in belang toe binnen de top 10 procent en vormen de voornaamste inkomstenbron van de top 1 procent.
Conclusie
De 1 procent Belgen met de hoogste inkomens zijn met 50.000 huishoudens of 110.000 mensen – logisch, want er zijn 11 miljoen Belgen. Toch denken veel mensen bij ‘de 1 procent’ spontaan aan een veel kleinere groep. Wie precies tot deze groep behoort, kan van jaar tot jaar verschillen, bijvoorbeeld omdat de uitkering van een groepsverzekering iemand tot in de groep van de eenprocenters kan katapulteren.
Om deel uit te maken van de top 1 procenters moet u als single minstens afgerond 140.000 euro aan beschikbaar jaarlijks inkomen hebben, voor een koppel zonder kinderen is dat 210.000 euro en voor een koppel met twee kinderen 300.000 euro.
De top 1 procent is een bijzondere groep, er is een grote kloof tussen de top 1 procent en bijvoorbeeld de 9 procent die daar net niet toe behoort. Zo haalt de helft van de top 1 procent zijn beschikbaar inkomen hoofdzakelijk uit vermogen, en dat is veel meer dan de rest van de bevolking en ook dan de 9 procent die net onder de 1 procent valt.
In geld uitgedrukt dragen de allersterkste schouders in ons land de zwaarste lasten: in euro’s geeft de top 1 procent duidelijk meer aan de belastingen en ook iets meer aan de sociale zekerheid en sociale verzekering dan andere inkomensgroepen. Relatief gezien is het een ander verhaal, want de top 1 procent draagt dan minder bij aan belastingen en zeker aan de sociale premies. Vanuit dat standpunt dragen de allersterkste schouders niet de zwaarste lasten.