Econoom Paul De Grauwe (London School of Economics) reageert op een artikel over de moeilijkheden waar de regering op kan botsen wanneer ze een op zoek gaat naar een extra belasting voor de hoogste inkomens.
In een artikel met de titel “De hoogste inkomens meer belasten? U zou daar wel eens kunnen bijhoren” komt Knack tot de volgende merkwaardige conclusie: “Met het voorstel van De Grauwe om de top 1 procent volgens inkomen meer belastingen te laten betalen tref je een grotere groep mensen dan vaak wordt gedacht. Want vandaag heeft meer dan vier miljoen Belgen een groepsverzekering en die zouden dan allemaal bij de uitkering daarvan kunnen worden getroffen. Misschien bent u wel een van hen.”
Allemaal? Dat lijkt mij overdreven.
Eerst enkele cijfers over het inkomen van de top 1 percent. De cijfers die Knack citeert, en die van de NBB komen, suggereren dat om deel uit te maken van de top 1 procent een gezin zonder kinderen een inkomen moet hebben van minstens 210.000 EUR per jaar.
Terloops moet aangestipt worden dat volgens dezelfde NBB de top 1% bevolkt wordt door huishoudens die gemiddeld 600.000 EUR verdienen per jaar. Nogal een verschil. Dat heeft te maken met het feit dat de inkomensverdeling binnen de top 1 procent ook buitengewoon ongelijk is: het laagste gezinsinkomen binnen de top 1 procent is 210.000 EUR maar gemiddeld is dat inkomen binnen die groep een veelvoud hiervan dank zij vooral de multimiljonairs en miljardairs in die groep.
Volgens een studie van het FSMA bedraagt de gemiddelde kapitaaluitkering (in de tweede pensioenpijler) 37.000 EUR voor een persoon die op pensioen gaat. De gemiddelde Belg met een groepsverzekering mag dus op beide oren slapen. Wanneer hij de kapitaaluitkering krijgt bij pensionering kan hij met zo een laag bedrag onmogelijk in de top 1 procent van de inkomens belanden waar je minstens 210.000 EUR voor nodig hebt. Hij is dus veilig voor de De Grauwe-belasting.
Maar er is nog meer. Dezelfde FSMA studie publiceert ook cijfers over de verdeling van die kapitaaluitkeringen. En die zijn ongelooflijk ongelijk. De laagste 10% in de verdeling krijgt gemiddeld een kapitaaluitkering van amper 183 EUR. Daar geraak je niet mee in de top 1 procent van de inkomens. In het tweede laagste deciel is de kapitaaluitkering 730 EUR. Ga je verder in de verdeling dan moet je tot het negende deciel wachten om met een kapitaaluitkering van 113.00 EUR in de buurt te komen van de 210.000 EUR die toegang verleent tot de top 1 procent van de inkomens.
Maar ook dan geraak je er nog niet. Alleen het tiende deciel (de top 10%) met een gemiddelde uitkering van 451.000 EUR heeft een kans om ongewild in de top 1 procent van de inkomensverdeling te belanden.
Ik zeg wel ‘een kans’, want binnen de top 10% van de uitkeringen zijn er ook grote ongelijkheden. De hoge gemiddelde uitkering van 451.000 EUR wordt sterk beïnvloed door de hoogste uitkeringen binnen die top 10%. Aan de onderkant van die top 10% heb je heel wat mensen die een uitkering genieten die beneden de drempel van 210.000 EUR blijven.
Dus ja, een deel van de top 10% die een kapitaaluitkering verkrijgen kan hen in de top 1% van de inkomensverdeling doen belanden bij pensionering. In die zin is het inderdaad juist dat een hogere belasting op de 1 procent topinkomens een grotere groep dan de 1 procent rijksten kan treffen. Maar die groep blijft klein en beperkt tot relatief hoge inkomens.
Meer dan 90 procent van de vier miljoen Belgen met een groepsverzekering kunnen ongestoord slapen. Wanneer ze op pensioen gaan zullen ze niet getroffen worden door een mogelijke belasting op de top 1 procent van de inkomens. De conclusie dat vier miljoen Belgen met een groepsverzekering allemaal zouden kunnen worden getroffen door zo een belasting wanneer ze op pensioen gaan is een dichterlijke overdrijving.
Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics and Political Science en gewoon hoogleraar emeritus aan de Katholieke Universiteit Leuven.