Patrick Van Dun

‘Belgische osteopaten hebben al lang geleden resoluut de keuze gemaakt voor Evidence Based Medicine’

Patrick Van Dun Lid van de Beroepsvereniging van de Belgische Osteopaten (BVBO

Patrick Van Dun van de Beroepsvereniging van Belgische Osteopaten reageert op het interview met Luc Bonneux over de behandeling van lage rugpijn. ‘Dit is een natte droom voor een minister van Volksgezondheid’.

Met interesse las ik het artikel van Luc Bonneux ‘Evidence Based Medicine redt niet alleen levens, het bespaart ook geld’, waarin de auteur poneert dat osteopathie niets zou toevoegen aan de klassieke behandeling van lage rugpijn en dat terugbetaling daarom een slecht idee is.

Los van het feit dat ik precies osteopathie als een klassieke behandeling voor lage rugpijn beschouw, wil ik graag, na samenspraak met professor Lieven Annemans, toch graag enkele misvattingen uit het artikel van de heer Bonneux willen rechtzetten en één en ander willen verduidelijken.

Belgische osteopaten hebben al lang geleden resoluut de keuze gemaakt voor Evidence Based Medicine.

In zijn uiteenzetting met betrekking tot Evidence Based Medicine (EBM) beperkt de auteur zich tot slechts één pijler van EBM, met name het gebruikmaken van de best beschikbare wetenschappelijke evidentie bij het maken van keuzes voor de behandeling van een patiënt. De twee andere pijlers van EBM die er sinds 2000 bijgekomen zijn, namelijk de klinische expertise en de voorkeuren en waarden van de individuele patiënt worden hierbij niet vermeld. Ze zijn nochtans van cruciaal belang. Met betrekking tot de osteopathie staat deze klinische expertise neergeschreven in het beroepscompetentieprofiel van het beroep, en de 6-jarige universitaire opleiding van de osteopaat staat hiervoor garant. Het is precies de opleiding van de osteopaat die hem/haar bij uitstek tot specialist maakt voor raadpleging voor musculoskeletale klachten in de eerste lijn, zoals o.a. lage rugpijn.

Voor wat betreft de voorkeuren en waarden van de individuele patiënt als derde pijler van EBM, kan de osteopathie niet klagen. Volgens de Belgische gezondheidsenquête van 2013 consulteerde ongeveer 6% van de Belgische bevolking in 2012 een osteopaat en volgens een zeer recent iVOX onderzoek uitgevoerd bij 1.000 Vlamingen is 27,5% al ooit eens bij een osteopaat langsgeweest en bij 1.000 Franstaligen reeds 39,3%. Voor wat betreft de patiëntentevredenheid staat de osteopathie zowel internationaal als nationaal steevast op de eerste plaats in vergelijking met zowel de niet- alsook de conventionele geneeswijzen.

De heer Bonneux gaat verder met de vragen die EBM stelt: ‘Kan het?’, ‘Is het?’ en ‘Is het de moeite waard?’. Waarom hij, om de eerste vraag te beantwoorden zijn toevlucht neemt tot de homeopathie is mij een raadsel. De ‘rare theorie’ binnen de osteopathie ‘zonder spatje bewijs’ die dan zonder enige uitleg wordt weerhouden om een negatief antwoord te formuleren op deze eerste vraag is even dun als de homeopathische verdunningen waarvan voordien sprake. Geen ziel die begrijpt waarover de auteur het precies heeft. Al wil ik wel meegeven, omdat de auteur het dan toch te berde brengt, dat er wel degelijk onderzoek bestaat over de effectiviteit van osteopathie voor intern geneeskundige en pediatrische klachten. Daarvoor verwijs ik in de eerste plaats naar de Cochrane review “Manipulative therapies for infantile colic” . Hoewel deze studie hier niet exclusief handelt over een osteopathisch onderzoek (ook onderzoekingen uit de chiropractie werden in deze analyse opgenomen) en er methodologisch nog verbeteringen kunnen aangebracht worden om vooral een te grote performance bias te vermijden in onze RCTs voor de toekomst, kunnen we toch uitpakken met een studie met veelbelovende resultaten. We kunnen ook terugvallen op meerdere systematische reviews die zich buiten het indicatiegebied van bijvoorbeeld rugklachten bevinden, zoals voor het prikkelbare darmsyndroom, symptomen van de onderste urinewegen, pediatrie, neonatologie, en pneumonie.

De Belgische osteopaten hebben reeds lang geleden resoluut de keuze gemaakt voor EBM en schuwen hierin kost noch moeite, ondanks het feit dat de uitvoering van onze erkenning reeds 20 jaar op zich laat wachten.

Op de vraag ‘Is het?’ wil ik de auteur informeren dat er sinds 2015 een Europese CEN standaard voor osteopathie bestaat die misschien daar waar nodig wat meer duidelijkheid kan bieden.

Om nu een antwoord te kunnen bieden op de vraag of osteopathie ‘de moeite waard is’ en wat het kostenplaatje dan wel mag zijn, is de beroepsgroep op zoek gegaan naar een partner om een kosteneffectiviteitsanalyse uit te voeren voor hetgeen waarvoor onze patiënten ons het meest consulteren, namelijk wervelzuilklachten.[7]

De keuze om samen te werken met UGent diende juist om een neutrale partner te hebben. Daarenboven staat de faculteit Geneeskunde van Gent bij ons bekend als een tegenstander van osteopathie. De afspraak met professor Lieven Annemans was om te publiceren ook al was het resultaat negatief, en ten allen tijde werd de onafhankelijkheid van het onderzoek gewaarborgd. De kosten voor het uitvoeren van dit onderzoek werd betaald uit eigen zak, dat wil zeggen dat elk lid van de Belgische beroepsverenigingen individueel heeft bijgedragen om dit onderzoek mogelijk te maken onafhankelijk van de resultaten van dit onderzoek. De Belgische osteopaten hebben reeds lang geleden resoluut de keuze gemaakt voor EBM en schuwen hierin kost noch moeite, ondanks het feit dat de uitvoering van onze erkenning reeds 20 jaar op zich laat wachten. Iemand die de EBM zo hoog in het vaandel draagt zoals de heer Bonneux dit doet, dient toe te geven dat dit een moedige keuze is en dat deze inspanningen liefst ondersteund dienen te worden niet in het minst in het belang van de patiënt.

De kosteneffectiviteitsanalyse voor rugklachten was hiermee van in het begin het hoofdonderzoek in het kader van een gezondheidseconomische evaluatie van ons beroep. De systematische review naar de effectiviteit van osteopathie bij wervelzuilklachten (gepubliceerd in PlosOne) was een noodzakelijke voorbereiding voor de kosteneffectiviteitsanalyse.

Zowel voor deze voorbereidende studie alsook voor de kosteneffectiviteitsanalyse zijn we in onze conclusies zeer voorzichtig en correct te werk gegaan en hebben we de zwaktes en sterktes van het onderzoek uitgebreid beschreven. De inclusie voor de review waren RCTs waarbij osteopathische zorg werd aangeboden, want osteopathie is wel een manuele geneeswijze maar niet alle manuele therapievormen zijn osteopathie. Meer concreet: ‘spinale manipulaties’, die regelmatig het onderwerp van onderzoek uitmaken, zijn slechts een klein onderdeel van dat wat aan zorg wordt aangeboden in een osteopathische praktijk.

In de review werden er 19 RCTs weerhouden, waarvan er negen studies in verband met lage rugpijn en drie studies met nekpijn werden opgenomen in de kosteneffectiviteitsanalyse. Let wel: negen studies in verband met lage rugpijn en geen vijf studies zoals verkeerdelijk werd aangenomen door de heer Bonneux. Het is mooi te vernemen dat het tijdschrift PlosOne de voorkeur van de auteur wegdraagt maar het is misschien goed om weten dat Complementary Therapies in Medicine door Scimago ook als een Q1 vaktijdschrift (hoogste ranking) beoordeeld wordt, precies zoals ook PlosOne. Een persoonlijke aversie voor een van de woorden in de benaming van een vaktijdschrift zou geen voldoende voorwaarde mogen zijn om een vaktijdschrift te denigreren tot kwakzalverij. Zeker niet wanneer de Wereldgezondheidsorganisatie er alles aan doet om de Traditionele en Complementaire Geneeskunde (T&CM) te integreren in ons gezondheidssysteem (WHO Traditional Medicine Strategy 2014-2023).

Feit is dat, met alle informatie waarover we vandaag beschikken, de osteopathie kosteneffectief is voor de behandeling van nekpijn en dominant voor de behandeling van lage rugpijn. De tem ‘dominant’ in kosteneffectiviteitsstudies betekent wel dat osteopathie voor patiënten met deze klachten een verbetering brengt aan een lagere kost. Ik durf te beweren dat dit ‘de moeite waard’ is. Een natte droom voor een minister van Volksgezondheid dus en een duidelijke basis voor terugbetaling. Wanneer de heer Bonneux dit een slecht idee vindt, is dit een loopje nemen met wat we vandaag aan evidentie hebben, ondanks het feit dat alles steeds beter kan.

Patrick van Dun is co-auteur van de beide artikels waarvan sprake in dit opiniestuk en lid van de Beroepsvereniging van de Belgische Osteopaten (BVBO).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content