Bijgedachte | België

‘Stop het geleuter over de kerststal, ik word gek van de kerstkitsch’

De kerststal in Brussel. © Belga
Stijn Tormans

In de straat van Knack-reporter Stijn Tormans begon, tot zijn ergernis, de kersttijd al in oktober. ‘Wat wordt het volgend jaar, vrienden? Een permanente kerst?’

Een stuk schrijven zonder over die vermaledijde kerststal in Brussel te beginnen, lijkt dezer dagen verboden. Allee dan, voor wat het waard is: my two cents.

Dat we ons schamen voor onze eigen tradities omdat we te woke geworden zijn, dat zal wel zijn. Alleen is die kerststal met die onbestemde gezichten een slecht voorbeeld. Zelfs de deken gaf zijn zegen, zo las ik, dus waarover hebben we een week geleuterd? Ik vond hem prachtig.

Toegegeven: tot u spreekt geen kerstfan. Ik zet zelfs geen kerstboom. Tot grote ergernis van mijn vrienden, die mij volksvreemdheid verwijten. Liever draai ik Kerstlied ’72 van Raymond van het Groenewoud nog eens, en schreeuw ik mee met de zanger: ‘Dit zijn weer de harde dagen / Kerstmis spreidt zijn walm weer uit…’

In 1972 ging het nog om een paar dagen, denk ik dan. Toen was de ellende te overzien: vier weken advent doorkomen en klaar voor een jaar.

Maar die tijd is voorbij. In mijn straat begon kerst al eind oktober. Al bijna twee maanden moet ik die wansmakelijke led-horror verdragen.

Toegegeven: tot u spreekt geen kerstfan. Ik zet zelfs geen kerstboom. Tot grote ergernis van mijn vrienden, die mij volksvreemdheid verwijten.

Ik begrijp dat de middenstand het moeilijk heeft, maar wat wordt het volgend jaar, vrienden?
Een permanente kerst, zoals bij Marc Van Ranst? Zijn eeuwigdurende boom was geestig, maar de stad wordt niet beter van die overdaad aan ledlampen. De Franse rapper Youssoupha zei ooit over de Eiffeltoren: ‘Sommige mensen moeten werken, verdorie! Zet dat licht af.’

Led-brutaliteit

We zeggen het nog één keer: het is niet omdat je duizenden lampjes kúnt ophangen, dat je ze ook allemaal moet aansteken. Ook het donker heeft wat.

Dat leerde ik van Brassaï, de Hongaars-Franse fotograaf die elke nacht met zijn camera door Parijs zwierde in de roaring twenties, de wonderjaren van het elektrische licht. Hij legde de nacht vast zoals niemand voor hem: een lichtekooi op de hoek, een branieschopper in een café, een lantaarnaansteker op de Place de la Concorde: het waren schimmen in een spel van licht en donker. Zelfs zijn kerstfoto’s hadden nog iets magisch. Zo ontstond het mythische nachtelijke Parijs. Iedereen wilde de lichtstad zien, en het woord ‘toerist’ werd geboren.

Het De Brouckèreplein in Brussel. Het kan dus wél, kerst met smaak.

Dromen

Ook wij Belgen begrepen het: een verlichte stad verkoopt dromen, zoals de feeërieën op de ansichtkaarten van Brassaï. Vorige week ging er een foto rond op het net: kerst op het De Brouckèreplein, uit de tijd dat Brussel nog o la la la was. Vroeger was niet alles beter, maar men had tenminste nog smaak.

De foto werd massaal geliket – en terecht. Het lijkt een oude jazzplaat. Zelfs de lichtreclame is schitterend: ik zou me zo bezatten met Martini en een Olivetti kopen.

Het kan dus wél, kerst met smaak. Zou daar eens geen massahysterie over mogen uitbreken?

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise