Waarom Esperanto (g)een plaats heeft in het leerplan

Vlag van het Esperanto © Wikimedia Commons

Esperanto was een van de vele ballonnetjes die deze week werden opgelaten in het kader van de nieuwe eindtermen. Paul Peeraerts, voorzitter van de Vlaamse Esperantobond, legt uit wat een bijna 140 jaar oude kunsttaal met weinig sprekers nog kan betekenen voor onze kinderen. ‘Het is acht keer makkelijker te leren dan het Latijn.’

Omgaan met stress, filosofie, programmeren… de lijst vaardigheden die mensen in het leerplan willen, wordt stilaan eindeloos. Een brede bevraging aan de vooravond van het parlementair debat over de eindtermen maakte die opsomming nóg wat langer. De nieuwste skill in het rijtje? Esperanto, de kunsttaal die de Litouwse oogarts Lejzer Zamenhof bedacht in 1887.

Zamenhof wilde een universele taal bedenken die vreemde culturen met elkaar kon laten communiceren. Daarom stelde hij de woordenschat en grammatica samen uit elementen van allerhande talen. Daarnaast is de taal heel regelmatig. Ze bevat geen onregelmatige werkwoorden of meervoudsvormen.

‘De druk van het Engels is te groot’

Paul Peeraerts, voorzitter Vlaamse Esperantobond

Dat Esperanto niet de grote wereldtaal is die ze had moeten worden, weet ook Paul Peeraerts van de Vlaamse Esperantobond. ‘De druk van het Engels is te groot,’ beseft hij. Over het aantal sprekers vandaag bestaan slechts vage schattingen. Volgens Peeraerts spreken nog ‘1 tot 20 miljoen’ sprekers over de hele planeet.

400.000 downloads

Het betekent niet dat Esperanto geen meerwaarde kan zijn in de eindtermen. ‘Omdat het een taal zonder uitzonderingen is, leren kinderen ze gemakkelijk. Zo scherpen ze hun talenknobbel redelijk eenvoudig aan, ook op een heel jonge leeftijd’, zegt Peeraerts. ‘Een taal zo snel leren beheersen geeft je zin om er nog een onder te knie te krijgen.’

Peeraerts prijst vooral wat hij de ‘propedeutische waarde’ van Esperanto noemt, de functie die de taal kan hebben als opstapje naar andere talen. Tientallen studies in de loop van deze eeuw toonden die aan.

‘Als een redacteur of schrijver een nieuw woord nodig heeft, bedenkt hij dat gewoon. Zo kunnen er drie of vier varianten opduiken voor hetzelfde begrip’

Paul Peeraerts, voorzitter Vlaamse Esperantobond

Voor een van de bekendste onderzoeken deelde J.H. Halloran in 1952 120 Franse lagereschoolkinderen in in twee groepen naargelang intelligentie. Binnen elke groep kreeg een helft vier jaar Franse les, de andere helft eerst een jaar Esperanto en dan drie jaar Frans. Na die periode werden alle leerlingen getest op hun kennis van het Frans. In de intelligente groep scoorden de kinderen beter die enkel Frans leerden, maar in de minder intelligente groep stond de minder intelligente groep verder.

Cursussen en boeken

Los van de pedagogische waarde leeft het Esperanto vandaag nog harder dan veel mensen denken. ‘Een jaar geleden werd een app gelanceerd om Esperanto te leren, die inmiddels 400.000 keer werd gedownload’, zegt Peeraerts. ‘Onze bond organiseert cursussen en geeft boeken uit, ook vertalingen van Nederlandstalige auteurs.’

Om de taal te blijven gebruiken, moeten er natuurlijk nieuwe woorden bijkomen. Geen probleem voor Peeraerts, al is er geen organisatie die het vocabularium vastlegt zoals voor de Latinitasstichting voor het Latijn. ‘Als een redacteur of schrijver een nieuw woord nodig heeft, bedenkt hij dat gewoon. Zo kunnen er drie of vier varianten opduiken voor hetzelfde begrip. Na twee of drie jaar filteren gebruikers er vanzelf één begrip uit’, zegt Peeraerts. (JVL)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content