Astronome Leen Decin: ‘We zijn geen wereldburgers, we zorgen niet voor onze planeet’

Trui Engels
Trui Engels Journalist Knack

‘Sterren komen, sterren gaan’, zong Luk De Vos in ‘Mia’. Ook onze eigen ster zal er over 4,5 miljard jaar de brui aan geven, met alle gevolgen van dien. ‘Toch is het niet de Zon die we moeten vrezen, maar onszelf’, waarschuwt sterrenkundige Leen Decin. Een gesprek over het ontstaan van leven, het egoïsme van de mensheid en ‘vrouw zijn’ in de astronomie.

Vrouwen en sterren. Het is over het algemeen nog steeds een moeilijke match. Dat blijkt ook uit de pas verschenen film ‘Hidden Figures’, een waargebeurd verhaal over drie vrouwelijke wiskundigen bij de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA die het in de jaren 60 dankzij hun rekenwerk vanop de achtergrond mogelijk maakten dat de eerste Amerikaanse man in een baan rond de Aarde kon worden gebracht.

‘In de sterrenkunde gebeurde dat wel vaker’, weet Leen Decin (42), hoogleraar sterrenkunde aan de KU Leuven. ‘In de jaren 60 en 70 werden in de wereld van de spectroscopie (een vorm van waarneming waarbij wordt gekeken naar het spectrum van sterren om hun samenstelling te definiëren, nvdr) heel vaak artikels geschreven op naam van mannen, terwijl de vrouwen de ontdekkingen deden. Een fenomeen dat we kennen als het “harem-effect”. Het bekendste voorbeeld is “Pickering’s Harem”. Het is dankzij de noeste arbeid van heel wat vrouwen dat deze Amerikaanse sterrenkundige eind 19e eeuw beroemd is kunnen worden.’

De tijd van de wetenschappelijke harems is gelukkig voorbij. Leen Decin heeft het op haar eentje tot bekendste vrouwelijke sterrenkundige van België geschopt en is een autoriteit in haar vakgebied. Ze publiceerde in gerenommeerde wetenschappelijke vakbladen als Nature, ontving onlangs een belangrijke Europese beurs als bevestiging voor haar werk én is daarnaast nog moeder van drie tienerdochters. Toch is de doorstroming van vrouwen naar de hogere regionen van de sterrenkunde geen evidente zaak. Aan het Instituut voor Astronomie van de KU Leuven is vandaag rond de 25 procent van de wetenschappelijke onderzoekers een vrouw.

Edward Charles Pickering met zijn 'harem'.
Edward Charles Pickering met zijn ‘harem’.© Wikipedia

De ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap is ook een bezorgdheid van de Verenigde Naties die twee jaar geleden 11 februari uitriepen tot ‘Internationale dag van vrouwen en meisjes in de wetenschap’. De dag is vooral bedoeld om meisjes toegang tot onderwijs, meer bepaald wetenschappelijk onderwijs, te geven, maar ook om de verdiensten van vrouwen in de wetenschap in de verf te zetten. Decin valt uit de lucht wanneer we haar over het initiatief van de VN aanspreken, al verdient het wetenschappelijk werk van vrouwen volgens haar best wel wat extra aandacht. ‘Wanneer op de vooravond van een conferentie nog zaken moeten worden geregeld, zie je nog vaak dat men naar mij kijkt voor de praktische zaken want “de vrouw zal het wel oplossen” en als het gaat over de wetenschappelijke inhoud denken de mannen al snel dat zij daar zelf beter in zijn. Maar ik bijt van me af, hoor. Als ik voor de soep moet zorgen, dan zorgen de mannen voor het vlees. Ik ben niet het muurbloempje van de organisatie.’

25 procent vrouwelijke onderzoekers aan het Instituut voor Astronomie. Dat is zelfs nog een stuk lager dan de 36 procent die voor heel België geldt. Hoe komt dat?

Het valt op dat wanneer een man en een vrouw iets voorstellen, de keuze onbewust nog steeds sneller naar de man zal gaan.’

LEEN DECIN: ‘Hoewel sterrenkunde voornamelijk gebaseerd is op exacte wetenschappen zoals fysica en wiskunde en soms ook ingenieurstechnieken, merken we weinig verschil tussen het aantal jongens en meisjes bij de influx van de studenten. Wat we wel zien is dat meisjes eerder voor wiskunde kiezen en jongens voor natuurkunde. Misschien hebben meisjes meer de neiging om wiskunde te studeren met het idee om later in het onderwijs terecht te kunnen, terwijl dat onderwijsidee bij de jongens minder leeft en natuurkunde meer onbewust leidt tot een job in het onderwijs, de industrie en de onderzoekswereld. Maar ondanks dat er een gelijke instroom van vrouwelijke en mannelijke studenten is en de slaagpercentages van de meisjes zelfs beter zijn, zien we in het verdere traject een afkalving van het aantal vrouwen in de hogere hiërarchieën.’

Krijgen vrouwen nog steeds niet dezelfde kansen als mannen, dan?

DECIN: ‘Dat is een moeilijke vraag en het antwoord is dubbel. Vrouwen krijgen officieel overal dezelfde kansen. Daar ben ik zeker van. Ook bij examens is er niets dat zo zwart op wit staat als de juiste oplossing van een vergelijking. Maar in de verdere selectieprocedure voor bijvoorbeeld doctoraatsposities en post-doc-posten heerst helaas nog steeds wat we noemen een “unconscious bias”, een onbewuste vooringenomenheid. Zo valt het op dat wanneer een man en een vrouw iets voorstellen, de keuze onbewust nog steeds sneller naar de man zal gaan.’

Raken we ooit af van een dergelijke ingesteldheid?

DECIN: ‘Onbewuste vooringenomenheid is niet iets wat we er gemakkelijk uitgestampt zullen krijgen, juist omdat het zo onbewust is. Daarom is er een belangrijke taak weggelegd voor ons, vrouwen, om daar een heel duidelijk standpunt in te nemen en deze problematiek telkens opnieuw en opnieuw aan de kaak te stellen in commissies. Gelukkig komt het dan ook vaak aan bod, al bestaat het gevaar dat de mannelijke collega’s steeds vaker met een zucht zullen slaken “Daar is ze weer”. Toch is het nodig dat we daarop blijven hameren. Als je de analyse maakt van de cijfers blijkt nog steeds dat er minder meisjes geselecteerd worden. Dan is het aan mensen zoals ik, die het geluk wel hebben gehad om dit te kunnen doen, om een voorbeeld te stellen. Ik merk ook dat meisjes onzekerder zijn dan jongens. Ik krijg bijvoorbeeld heel vaak de vraag van meisjes hoe je de job van sterrenkundige combineert met een gezin, want het is natuurlijk hard knokken. Jongens stellen mij die vraag niet.’

Hebt u zelf ooit de indruk gehad dat uw onderzoek als minder betrouwbaar wordt geacht omdat u een vrouw bent?

DECIN: ‘Dat gevoel heb ik binnen de sterrenkunde nog nooit gehad, al ben je daar natuurlijk nooit zeker van. Wat ik wel af en toe moet incasseren, is een seksuele opmerking; gelukkig nog nooit van mijn sterrenkundige collega’s. Je kan je soms niet voorstellen wat er gezegd wordt. Maar al bij al valt het allemaal goed mee, hoor. Als ik sommige verhalen hoor op andere departementen, ben ik soms verbaasd dat zulke dingen nog steeds gebeuren.’

Wat is het belang van meer vrouwen in de wetenschap volgens u? Hebben vrouwen bijvoorbeeld een andere manier van werken?

DECIN: ‘Als ik bepaalde onderzoeken mag geloven is dat wel degelijk zo. Ik merk bijvoorbeeld dat vrouwen binnen onze afdeling een strakkere planning hanteren dan mannen, maar dat kan ook toeval zijn (lacht). Wat me ook opvalt is dat het voor vrouwen nog steeds moeilijker is om hun ideeën verkocht te krijgen. Ik ben nu 42 en ik krijg nog altijd te horen: “Leen, dat is een geweldig idee, maar pitch dit eerst even met een man en dan wordt het ongetwijfeld gerealiseerd.” Dan denk ik: nee, dat wil ik niet, dat is mijn idee! Dergelijke zaken gebeuren vandaag nog steeds. Ik heb enkele maanden geleden nog, weliswaar heel goedbedoeld, een dergelijk advies gekregen.’

Wat spreekt u zo aan in de sterrenkunde?

Leen Decin: 'De mens loopt voortdurend rond met vragen en eigenlijk is het einde van een antwoord altijd opnieuw een vraag. '
Leen Decin: ‘De mens loopt voortdurend rond met vragen en eigenlijk is het einde van een antwoord altijd opnieuw een vraag. ‘© Franky Verdickt

DECIN: ‘Ik ben heel nieuwsgierig en ik wil proberen te begrijpen wat de plaats is van de mens hier op Aarde, hoe ons zonnestelsel is gevormd en of er ook andere sterren en planeten zijn met analoge systemen zoals hier op Aarde. Zo is de studie van exoplaneten één van mijn onderzoeksdomeinen. Ik wil weten of er andere levensvatbare planeten zijn in ons universum. Maar wat mij nog het meeste aanspreekt, is het steeds weer verleggen van de kennis. De mens loopt voortdurend rond met vragen en eigenlijk is het einde van een antwoord altijd opnieuw een vraag. Als het zo is, wat dan met…?”

Hebt u nooit letterlijk met uw hoofd tussen de sterren willen vertoeven als astronaute?

De mens heeft enkel oog voor zijn “huisje, tuintje, boompje”. Als er ineens een vluchteling voor de deur staat, schieten we in een kramp.

DECIN: ‘Oh, ja. Dat was altijd mijn grote droom, maar ik wist al van jongs af aan dat ik nooit astronaute zou worden. Ik heb namelijk heel slechte ogen. Vroeger mocht je zelfs geen bril of lenzen hebben om aan de astronautenopleiding te mogen beginnen. Ik ben daarnaast ook niet echt het ingenieurstype, ook al ben ik vrij praktisch ingesteld. Zo zie ik mezelf niet meteen met een schroef en een vijs in de weer. Laat mij maar nadenken, vragen stellen en de dingen proberen te begrijpen.’

U ontdekte samen met uw collega’s in 2016 dat sommige rotsachtige planeten buiten ons zonnestelsel bewoonbaar kunnen zijn dankzij een natuurlijk voorkomend’airconditioning-systeem’ wat de kans op buitenaards leven merkbaar verhoogt. Wat zijn de volgende stappen in dat onderzoek?

DECIN: ‘Vorig jaar hebben we bepaalde theoretische klimaatmodellen toegepast op exoplaneten. De volgende stap is om die klimaatmodellen te verbeteren door onder andere in rekening te brengen hoe wolken zich vormen, want ook al houden wij er niet van, wolken zijn wel degelijk belangrijk omdat ze een bepaalde temperatuur regelen. Maar het simuleren van wolken is niet evident en dat is wat we nu proberen te doen. Een ander onderzoek is het bepalen wat de invloed van een bepaalde ster is op het chemisch proces dat voor het ontstaan van leven zorgt. Dankzij dergelijke chemische studies proberen we te verstaan of er al dan niet biochemie kan plaatsvinden. De volgende stap is dan te begrijpen hoe levensvatbare planeten uiteindelijk kunnen ontstaan.’

Hoe groot is de kans dat u zelf de vondst van dergelijk leven zal meemaken?

DECIN: ‘Vroeger dacht ik dat ik daar nooit in mijn leven getuige van zou zijn, maar nu ben ik er steeds meer van overtuigd dat we met de komende ruimtemissies binnen 10 of 20 jaar een vorm van leven zullen ontdekken.’

U maakt er geen geheim van dat u als wetenschapper gelovig bent. Hoe past die ontdekking van dat leven, ook al is dat minuscuul, in uw geloofsvisie?

DECIN: ‘Laat mij duidelijk zijn: in mijn geloofsvisie schept God geen leven, Hij creëert geen materie. God is een bepaalde dimensie die dat overstijgt. Sommigen mensen noemen dat een ziel. Voor mij is dat een benoeming door de mens van iets anders dan het puur materiële. In mijn geval kadert die verwoording in de christelijke opvoeding die ik heb meegekregen. Als ik echter spreek over moleculen dan gaat dat over materie en vergelijkingen, maar er zijn grenzen aan die vergelijkingen Het is dan ook ongelooflijk bijzonder dat er in het heelal, dat een waanzinnig complex systeem is, leven is.’

Gelooft u in intelligent buitenaards leven?

Het heeft helemaal geen zin om je af te vragen of er al dan niet intelligent leven is, want je hebt geen vergelijkingsbodem. Het is zoals appelen met peren vergelijken.

DECIN: ‘Wat is intelligent buitenaards leven? Als we ons buitenaards leven voorstellen, dan denken we in termen van hoe wij als mensen zijn, puur op het aards gebaseerde menselijk leven, maar de natuur is zoveel meer, zoveel rijker dan wat wij zijn! De natuur heeft zoveel meer fantasie dan wij ons ooit kunnen bedenken. Vergelijk het met een doktersbezoek: soms kan je het gevoel hebben dat de dokter er niets van snapt. Maar dat komt omdat wij als patiënt niet begrijpen hoe de chemische processen in het menselijke lichaam functioneren. Laat staan dat we verstaan wat er gebeurt op een planeet die draait rond een andere ster dan de onze. Als je dan ook nog eens bedenkt dat de manier waarop de mens is gevormd op heel wat toevalligheden steunt en dat die toevalligheden ook nog eens ontzettend divers zijn, dan kunnen we niet anders dan open te staan voor leven dat compleet anders is dan wat wij kennen. Het heeft dus helemaal geen zin om je af te vragen of er al dan niet intelligent leven is, want je hebt geen vergelijkingsbodem. Het is zoals appelen met peren vergelijken.’

Misschien moeten we wel vrezen voor het einde van het intelligent leven hier op Aarde. U heeft immers onderzoek gedaan naar een stervende ster van 10 miljard jaar oud om te zien wat er eventueel zou kunnen gebeuren met onze Aarde. Wat is de uitkomst? Wat staat ons te wachten?

Astronome Leen Decin: 'We zijn geen wereldburgers, we zorgen niet voor onze planeet'
© Reuters

DECIN: ‘De Zon is momenteel halfweg haar leeftijd, ze is 4,5 miljard jaar oud. Binnen nog eens 4,5 miljard zal onze ster honderden keer groter worden. We noemen dat een Rode Reus, een naam die niet toevallig gekozen is, want de Zon zal niet meer geel zijn, maar rood. Ze zal vervolgens massa verliezen door een krachtige sterrenwind en vervagen tot een witte dwergster. We vroegen ons dan ook af welke impact een dergelijke sterevolutie heeft op de Aarde. En wat blijkt? Bij de studie van een ster die al een Rode Reus is, ontdekten we dat daar nog steeds een planeet aanwezig is.

Er bestaat dus nog een kans dat de Aarde niet door de Zon zal worden opgeslokt?

Decin: ‘Ik wil niet beweren dat onze Aarde dit proces zal overleven, want dat hangt af van heel wat andere factoren die we nog niet helemaal begrijpen, maar er is wel een mogelijkheid dat planeten bij een dergelijke sterevolutie niet ten dode opgeschreven zijn. Maar ik denk niet dat de Aarde zal verdwijnen door toedoen van de Zon, hoor. Daar zal de mens zelf wel voor zorgen, want wij zijn geen wereldburgers, we zorgen niet voor onze planeet. De mens heeft enkel oog voor zijn “huisje, tuintje, boompje”. Als er ineens een vluchteling voor de deur staat, schieten we in een kramp. Het grote gevaar voor vernietiging ligt dus niet bij de Zon, maar bij onszelf.’

Volgt u astrofysicus Stephen Hawking als hij zegt de mens in de toekomst met verschillende gevaren af te rekenen krijgt en daarom maar beter ergens in het heelal een plekje zoekt waar hij naartoe kan als het einde lonkt?

Stephen Hawking
Stephen Hawking© Xinhua

DECIN: ‘Er worden hier twee tijdslijnen door elkaar gehaald. De tijdslijn om ergens in het universum te geraken is veel groter dan die van de bedreigingen die op de mensheid afkomen. Met de huidige technologieën raken we over 100 jaar zelfs nog niet eens op een bewoonbare planeet. Naar een planeet reizen die nog levensvatbaarder is dan Mars, duurt momenteel ongeveer 10.000 jaar. We raken er gewoon niet. Oké, op Mars misschien wel, maar overleven op Mars is ook een uitdaging, hoor. Er is geen vloeibaar water. De NASA en de ESA zijn dat allemaal wel aan het onderzoeken, maar je moet al een idealist zijn om daar maanden naartoe te willen reizen en er dan achtergelaten te worden. Bovendien kan je op Mars nu ook weer niet de ganse Aarde gaan neerzetten, hé. Dat is geen overlevingsstrategie voor de mensheid, want ook daar krijg je geheid te maken met `vluchtelingen’. Zoals ik al zei, gaat het overleven van de mensheid in de eerste plaats over de ecologische, economische en sociale uitdagingen hier op onze planeet.’

Naar welke missie kijkt u uit in de astronomie?

Je moet al een idealist zijn om maanden naar Mars te willen reizen en er dan achtergelaten te worden.

DECIN: ‘Dat is ongetwijfeld de lancering van de James Webb ruimtetelescoop in 2018 van de NASA en de ESA, de opvolger van Hubble. Samen met de collega’s van het Instituut werken we daar al tien jaar aan. Het onderzoek dat we daarmee zullen kunnen doen, is gewoonweg fantastisch, want het gaat om een heel gevoelig instrument met een 6,5 meter brede spiegel die zelfs het zwakste infraroodlicht kan opvangen. Met de hulp van de telescoop zullen we de samenstelling van exoplaneten beter kunnen bestuderen, oude sterren opsporen, naar sterrenwinden kijken en naar het vroegste universum kijken dat we ooit hebben gezien. Hopelijk is de lancering succesvol, want daar begint alles mee.’

Tot slot: welk advies zou u willen meegeven aan jonge vrouwen die erover nadenken om sterrenkundige te worden?

DECIN: ‘Geloof in jezelf! Maar dat geldt natuurlijk ook voor jongens. Weet je, omdat ik al eens door journalisten gevraagd word om in de media te vertellen over mijn werk, wat ik overigens met heel veel passie doe, krijg ik af en toe berichten van studenten die er heel wat moed in scheppen als ze zien dat je als “redelijk normaal uitziende vrouw” ook in de sterrenkunde professor kan worden aan de KU Leuven. Het is leuk om die voorbeeldfunctie te hebben. En blijkbaar zie ik er dan toch niet zo nerdy uit .(lacht)’

Partner Content