OPCW, de internationale waakhond tegen de verspreiding van chemische wapens, heeft de Nobelprijs voor de Vrede gewonnen.
OPCW, gevestigd in Den Haag, werkt samen met de Verenigde Naties en kwam recent nog onder de aandacht toen inspecteurs naar Syrië afreisden om onderzoek te doen naar de gifgasaanval. Toch heeft Syrië er niets mee te maken, aldus het Nobelcomité.
OPCW bestaat sinds 1997, de huidige directeur-generaal is Turk Ahmet Uzumcu. Vandaag zijn 189 landen aangesloten bij de organisatie.
De bekendmaking was geen complete verrassing meer. Eerder had de Noorse publieke omroep NRK op basis van bronnen binnen het Nobelcomité laten weten de OPCW de prijs zou winnen.
Conventie over chemische wapens
De Nobelprijs voor de Vrede is “een erkenning voor de bijdrage die de organisatie de voorbije zestien jaar voor de wereldwijde vrede heeft geleverd”, reageert Ahmet Uzumcu, de directeur-generaal van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW).
“Het is ook een erkenning voor de inspanningen van onze medewerkers, die nu in Syrië worden ingezet en een moedige inspanning doen om hun mandaat te vervullen”, verklaarde hij in Den Haag aan de Noorse zender NRK.
“Ik weet dat de Nobelprijs ons de komende maanden zal helpen om de wereldwijde verspreiding van de conventie over chemische wapens te promoten”, verklaarde hij verder.
Het verdrag uit 1993 werd door een handvol landen nog altijd niet ondertekend of geratificeerd. Het gaat dan onder meer om Israël, Noord-Korea, Angola, Egypte en Zuid-Soedan. Uzumcu hoopt ook de prijs landen zoals Rusland en de VS kan overtuigen om eindelijk ook effectief werk te maken van het definitief bannen van hun chemische wapens. (AVE)
