Facebook maakt ongelukkig

© Reuters

De volgende keer dat u op Facebook een foto uploadt van uw restaurantbezoek of schrijft dat u een maand door Zuidoost-Azië trekt, weet dan één ding: u maakt uw vrienden weer een klein beetje ongelukkiger.

De volgende keer dat u op Facebook dat artikel van The Guardian deelt, een foto uploadt van uw restaurantbezoek of schrijft dat u een maand door Zuidoost-Azië trekt, weet dan één ding: u maakt uw vrienden weer een klein beetje ongelukkiger.

Toen Koen Damhuis, een 25-jarige Nederlander met een diploma sociologie op zak, in 2009 in Parijs ging studeren, maakte hij een Facebookaccount aan om met zijn vrienden in Nederland in contact te blijven. Maar terwijl zijn vrienden uitpakten met hun coole stage, zoveelste diploma of hippe werkgever, kreeg hij meer en meer het gevoel: ‘Daar had ik ook kunnen staan.’

Wat aanvankelijk leidde tot een opiniestuk voor de Volkskrant – ‘Facebook laat ons zien wat we niet bereikten’ – groeide uit tot het boek De virtuele spiegel. Al is het vooral de ondertitel die de aandacht trekt: Waarom Facebook ons ongelukkig maakt.

Koen Damhuis: “Eind vorig jaar hebben twee onderzoekers van de Amerikaanse Utah Valley University bij 425 studenten gepeild naar hoe ze anderen zagen. Wat bleek: de meest fervente Facebookgebruikers waren er het sterkst van overtuigd dat andere mensen gelukkiger waren dan zijzelf en stemden er het minst mee in dat het leven eerlijk was.

Sindsdien hebben nog drie andere onderzoeken precies hetzelfde aangetoond. De verklaring is simpel: we omarmen het geluk pas als we onszelf gelukkiger wanen dan anderen. En net op Facebook krijg je de indruk dat anderen een veel boeiender leven leiden dan jijzelf.

Onbedoeld word je bij elke refresh bestookt met de gelukspropaganda van anderen, een wapenwedloop van succes. Maar wat je niet ziet is dat het maar een flauwe afspiegeling is van het hele plaatje.

Van Big Brother werd ook maar een half uurtje van elke dag uitgezonden, anders zou het programma in oneindige ledigheid verdrinken. Op Facebook gebeurt precies hetzelfde: we laten alleen het halfuurtje van de dag zien dat erboven uitsteekt. De buitenlandse stage die je te pakken hebt, de paradijselijke vakantiefoto’s…

Het ding is ook dat we ons net met die vrienden het meest vergelijken. We zijn niet afgunstig jegens de koningin, want met haar kunnen we ons toch al niet identificeren. Neen, je oude schoolkameraden, dat is een beter vergelijkingspunt. In het boek vergelijk ik het met de schoolreünie waar je steeds zo mooi, gelukkig, leuk en succesvol mogelijk voor de dag wilt komen. Facebook is een soort permanente schoolreünie: een arena vol virtueel geconstrueerde identiteiten waarin de een nog grappiger en geslaagder lijkt dan de ander.

Hoeveel Facebookvrienden heb jij eigenlijk?

Damhuis: Iets meer dan 200. Ik weet het, ik ben een loser. (lacht) Ach, ik kan me altijd troosten met de gedachte dat er nog een rijtje onbeantwoorde vriendschapsverzoeken klaarstaan. Als ik zou willen, kan ik het aantal zo opkrikken.

Filosoof Alain De Botton verwonderde zich ooit over dat woord, loser. In de zestiende eeuw heette je nog unfortunate te zijn, ongelukkig. Nu ben je een verliezer.

Damhuis: Daar is wel iets van. Pech hebben bestaat niet meer. Als je faalt, is dat je persoonlijke verantwoordelijkheid. Je verliest niet eens meer van het systeem, je verliest van jezelf. Er is niets meer om je achter te verschuilen.

Terwijl dat natuurlijk onzin is. Als bijvoorbeeld Bill Gates eind jaren zestig niet dankzij zijn welgestelde ouders op een peperdure, particuliere middelbare school had gezeten – met een voor die tijd zeer geavanceerde computer in het klaslokaal – was Microsoft wellicht nooit van de grond gekomen. Als de Volkskrant niet toevallig mijn opiniestuk eruit gepikt had om in de krant te plaatsen, had ik nooit dit boek mogen schrijven. De plaats waar je geboren bent, de bagage die je ouders je meegeven, of iets simpel als toeval, dat doet er ook allemaal toe.

Mijn generatie lijkt helemaal doordrongen van dat idee van meritocratie: het idee dat iedereen de mogelijkheid heeft om van een dubbeltje een kwartje te maken. Je hebt het allemaal zelf in de hand. Slaag je niet, dan ben je een loser. We geloven niet meer in de maakbare samenleving, maar in het maakbare individu. In de jaren zeventig had je nog planbureaus die uitdokterden hoe het autogebruik er in 2050 zou uitzien en hoe ze daar de stad het best bij konden laten aansluiten. Dat idee lijkt nu hopeloos naïef. Onze aandacht is helemaal verschoven naar het individu en hoe we dat kunnen maken – op Facebook wordt dat nog eens reusachtig uitvergroot.

Je bent 25. Voel je je een exponent van je generatie?

Damhuis: Ik heb zelf musicologie en Frans gestudeerd in Utrecht, sociologie in Parijs en nu dan toch nog maar bestuurskunde, opnieuw in Utrecht. Maar met die gesjeesde verzameling studies heb ik echter nog steeds niet het idee veel verder te zijn gekomen. De definitieve keuze is nog altijd niet gemaakt.

Dat herken ik bij veel van mijn vrienden. We zijn opgegroeid met alle middelen en kansen om te worden wie we willen. Je kunt zelfs kiezen tussen biomedische wiskunde, biomedische technologie, of toch maar biomedische wetenschappen. Keuzemogelijkheden te over, maar dat helpt niet. Keuzevrijheid is kiespijn geworden. En met al die kansen en middelen is ook een gigantische druk gekomen.

Mogen we zeggen dat De virtuele spiegel niet over Facebook gaat? Pagina na pagina lijkt het een verschoning van je generatie: het is niet omdat we alle kansen hebben, dat we daarom ook gelukkiger zijn.

Damhuis: Facebook is maar een metafoor om iets over mijn generatie te zeggen, dat klopt. Maar ik zie het niet als een verschoning. Het is eerder een geruststelling voor mijn eigen generatie.

Een geruststelling waarover?

Damhuis: Dat middelmatigheid oké is. We zijn zo doordrongen van het idee dat we er bovenuit moeten steken, dat we die simpele waarheid vergeten zijn. Iemand vertelde me pas over een vader die met zijn dochter van drie de kleuterschool binnenkwam. Hij zei tegen de juf: u moet wel weten dat dit een heel speciaal kind is. Ze moet dan ook heel speciaal behandeld worden.

Dat idee, dat we onszelf als excellent en uniek moeten beschouwen, is een enorm sterk recept voor teleurstellingen. We kunnen daar niet allemaal aan voldoen. Als er één recept bestaat voor tevredenheid, dan zijn dat lage verwachtingen. En als we met één ding bezig zijn, is het het opkloppen van al die verwachtingen.

We hebben steeds meer moeite met het accepteren van onze eigen middelmatigheid. Terwijl dat net de standaard is – daarom heet het ook middelmatigheid. En juist doordat we onze middelmatigheid maskeren, wordt het steeds moeilijker om ze te accepteren. Dat is wat ik probeer te vertellen: het feit je af en toe een stakker bent, moet je niet wegsteken. Je moet het leven accepteren zoals het is. Onze maatschappij kan niet louter uit winnaars bestaan.

Het is zoals Tyler Durden zegt in Fight Club: ‘De televisie heeft ons opgevoed met het idee dat we miljonairs en filmgoden en rocksterren zullen worden – maar dat zullen we niet worden.’

Geert Zagers

Dit is een ingekorte versie van het interview in Knack van 4 april.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content