Hoe de ecologische oorlog al heeft plaatsgevonden en de mens hem verloren heeft

'Een vreemde situatie: we hebben een reeks drempels overschreden, een totale oorlog meegemaakt, en daarvan haast niets tot ons laten doordringen!' © iStock

De vrede tussen mens en natuur ligt volgens Frans socioloog en filosoof Bruno Latour achter ons. Knack biedt u een passage uit Oog in oog met Gaia aan: ‘Als we ons erover verbazen […] hoe Europa zich in augustus 1914 bij vol bewustzijn in de Grote Oorlog stort, hoe zouden we er ons dan niet over verbazen achteraf te vernemen met hoeveel nauwkeurige kennis van oorzaken en gevolgen Europa […] zich in die andere Grote Oorlog heeft gestort.’

Het houdt niet op, elke ochtend begint het opnieuw.

De ene dag het waterpeil dat stijgt; de volgende dag de bodem die onvruchtbaar wordt; ’s avonds de poolkappen die steeds sneller smelten; op het achtuurjournaal vernemen we, tussen twee oorlogsmisdaden door, dat er duizenden soorten gaan verdwijnen nog voor ze naar behoren zijn geïnventariseerd; elke maand pakken de metingen van het CO2 in de atmosfeer nog slechter uit dan die van de werkeloosheid; elk jaar krijgen we te horen dat het voorbije jaar het warmste is sinds het begin van de meteorologische metingen; het zeepeil blijft maar stijgen; de kustlijn wordt door voorjaarsstormen steeds ernstiger bedreigd; en dan is er nog de oceaan, die bij elke meetcampagne sterker verzuurd blijkt.

Hoe de ecologische oorlog al heeft plaatsgevonden en de mens hem verloren heeft
© Octavo

In de kranten heet het dat we leven in een tijd van ‘ecologische crisis’. Spreken van ‘crisis’ is, helaas, opnieuw een manier om onszelf gerust te stellen, als we daarmee bedoelen dat die ‘van voorbijgaande aard is’, dat de crisis gauw genoeg ‘achter ons zal liggen’.

Was het maar alleen een crisis! Was het maar een simpele crisis! Volgens de specialisten zouden we beter kunnen spreken van ‘mutatie’: we waren een wereld gewend, we gaan over, we muteren naar een andere wereld.

En wat het adjectief ‘ecologisch’ betreft, ook dat gebruiken we maar al te vaak ter geruststelling, om ons af te schermen voor de verstoringen waarop dreigend onze aandacht wordt gevestigd: ‘O, maar die ecologische kwesties waar u het over hebt, die gaan ons niet aan!’ We doen net als de mensen in de twintigste eeuw die het hadden over het ‘milieu’, waarmee ze doelden op levende wezens in de natuur, gezien van een afstandje, veilig achter glas.

Maar als we de deskundigen mogen geloven, worden we vandaag de dag allemaal, van binnenuit, in de beslotenheid van onze lieve leventjes geraakt door die nieuwsberichten, die ons nadrukkelijk zouden alarmeren over wat we moeten eten en drinken, over hoe we de ruimte inrichten, over hoe we ons verplaatsen, ons kleden. Normaal gesproken zou dat zich opstapelende slechte nieuws ons het gevoel moeten geven dat we van een gewone milieucrisis zijn afgegleden naar wat eerder zou moeten worden bestempeld als een diepgaande mutatie van onze verhouding tot de wereld.

Wat niet meer dan een voorbijgaande crisis had kunnen zijn, blijkt zich intussen te hebben getransformeerd tot een diepgaande verstoring van onze verhouding tot de wereld.

En toch is dat zeker niet het geval. Het bewijs: bij al dat nieuws blijven we verbazend kalm, ja zelfs bewonderenswaardig stoïcijns. Ging het echt om een radicale mutatie, dan zouden we allemaal allang bezig zijn de grondslagen van ons bestaan drastisch om te gooien. We zouden zijn begonnen met het veranderen van ons voedingspatroon, onze woonomstandigheden, onze transportmiddelen, onze landbouwtechnieken, kortom onze hele manier van produceren.

Telkens wanneer de alarmsirenes zouden hebben gezwegen, zouden we haastig uit onze schuilplaatsen zijn gekomen om nieuwe technieken te verzinnen waarmee de dreiging het hoofd zou kunnen worden geboden. De inwoners van de rijke landen zouden even inventief zijn geweest als ten tijde van eerdere oorlogen en net als in de twintigste eeuw zouden ze het probleem in een jaar of vijf hebben opgelost door op grote schaal hun levensstijl te veranderen. Dankzij hun daadkracht zou de hoeveelheid CO2 die in het observatorium van Mauna Loa in Hawaï wordt opgevangen zich al beginnen te stabiliseren; de goed bevochtigde bodems zouden krioelen van de regenwormen en de planktonrijke zee zou opnieuw vol vis zitten; zelfs het smelten van de Antarctische ijsmassa zou misschien zijn vertraagd (tenzij het smeltproces onomkeerbaar zou blijken en de ijskap over een tijdsspanne van millennia zou zijn afgegleden naar een nieuwe toestand). In elk geval zouden we al lang en breed actie hebben ondernomen.

De crisis, zo’n dertig jaar geleden begonnen, zou al voorbij zijn. We zouden achteromkijken naar de tijd van de ‘grote ecologische oorlog’ met de trots van mensen die ternauwernood zijn bezweken maar die de situatie in hun voordeel hebben weten om te buigen door snel te reageren en door de volle reikwijdte van hun inventiviteit te mobiliseren. Misschien zouden we onze kleinkinderen zelfs musea laten bezoeken die aan dat gevecht zouden zijn gewijd, in de hoop dat ze even verbluft zouden zijn over de vooruitgang die we hadden geboekt als wanneer kinderen tegenwoordig zien hoe de Tweede Wereldoorlog de stoot gaf tot het Manhattanproject, tot de grootschalige productie van penicilline of tot de bliksemsnelle vooruitgang van de radartechniek en het luchtvervoer.

Maar kijk, wat niet meer dan een voorbijgaande crisis had kunnen zijn, blijkt zich intussen te hebben getransformeerd tot een diepgaande verstoring van onze verhouding tot de wereld. Het heeft er alle schijn van dat wij degenen zijn geworden die dertig of veertig jaar geleden actie hadden kunnen ondernemen – en niets hebben gedaan, of zo weinig.

Een vreemde situatie: we hebben een reeks drempels overschreden, een totale oorlog meegemaakt, en daarvan haast niets tot ons laten doordringen! Met als gevolg dat we nu gebukt gaan onder de last van een gigantische gebeurtenis die zich intussen achter ons bevindt, zonder dat zij echt is opgemerkt, zonder dat we ons ertegen te weer hebben gesteld. Stel je voor: verborgen gebleven achter de overvloed aan wereldoorlogen, koloniale oorlogen en nucleaire dreigingen zou er in de twintigste eeuw – de ‘klassieke eeuw van de oorlog’, volgens Nietzsche – een andere oorlog hebben gewoed die evengoed wereldomspannend, evengoed totaal, evengoed koloniaal was en die we zouden hebben meegemaakt zonder hem mee te maken. Terwijl we ons mondjesmaat beginnen te interesseren voor het lot van ’toekomstige generaties’ (zoals dat vroeger heette), zou alle kwaad al door de vorige generaties zijn bedreven! Stel je voor dat er iets heeft plaatsgevonden wat zich niet vóór ons bevindt, als een dreiging in de toekomst, maar achter ons, achter wie nu al geboren is. Moeten we ons niet een beetje schamen voor een situatie die we onomkeerbaar hebben gemaakt omdat we, toen het alarmsignaal weerklonk, als slaapwandelaars zijn blijven rondlopen?

En toch ontbrak het niet aan alarmsignalen. De sirenes hebben onophoudelijk geloeid. Het besef dat er milieurampen plaatsvinden is oud, levendig, gedocumenteerd, bewezen, sinds het eerste begin van wat het ‘industriële tijdperk’ of de ‘mechanische beschaving’ is genoemd. We kunnen niet zeggen dat we het niet hebben geweten. Maar er zijn nu eenmaal veel manieren om iets te weten en tegelijk niet te weten.

Moeten we ons niet een beetje schamen voor een situatie die we onomkeerbaar hebben gemaakt omdat we, toen het alarmsignaal weerklonk, als slaapwandelaars zijn blijven rondlopen?

Wanneer het gaat om de zorg voor onszelf, voor ons overleven, voor het welzijn van onze dierbaren, zijn we doorgaans sneller geneigd op veilig te spelen. Bij het minste verkoudheidje van onze kinderen maken we een afspraak bij de kinderarts, bij de minste bedreiging van onze aanplant spuiten we insecticide, bij de minste twijfel over de veiligheid van ons eigendom sluiten we een verzekering af en installeren we bewakingscamera’s; om een potentiële invasie te voorkomen, stationeren we meteen wapens aan onze grenzen. Het roemruchte voorzorgsprincipe passen we overvloedig toe zodra het gaat om de bescherming van onze omgeving en onze bezittingen, zelfs al zijn we niet al te zeker van de diagnose en zelfs al blijven de deskundigen elkaar vliegen afvangen over de omvang van de gevaren.

Ten aanzien van deze mondiale crisis daarentegen beroept niemand zich op voornoemd principe om onvervaard actie te ontplooien. Ditmaal gaat het er heel anders aan toe – de zeer oude, omzichtige, pietepeuterige mensheid, die gewoonlijk alleen op de tast vooruitgaat en elk obstakel eerst grondig afklopt als een blinde met zijn witte stok, die zich zorgvuldig instelt op elk mogelijk risico en onmiddellijk terugdeinst zodra ze weerstand voelt, die zich voorwaarts spoedt zodra de lucht opklaart voordat ze weer aarzelt bij een nieuw obstakel, die mensheid heeft ditmaal geen vin verroerd. Geen van haar oude deugden – die van boeren, burgers, ambachtslieden, arbeiders, politici – lijkt hier opgeld te hebben gedaan. De alarmsignalen hebben weerklonken, ze zijn één voor één uitgeschakeld. De mensen hebben hun ogen opengedaan, ze hebben gezien, ze hebben geweten en ze zijn met hun ogen stijfdicht voortgeraasd! Als we ons erover verbazen in Christopher Clarks The Sleepwalkers te lezen hoe Europa zich in augustus 1914 bij vol bewustzijn in de Grote Oorlog stort, hoe zouden we er ons dan niet over verbazen achteraf te vernemen met hoeveel nauwkeurige kennis van oorzaken en gevolgen Europa (en alle anderen die sindsdien hetzelfde pad hebben gevolgd) zich in die andere Grote Oorlog heeft gestort, waarvan we verbijsterd vernemen dat hij al zou hebben plaatsgevonden – en dat we hem waarschijnlijk hebben verloren?

‘Een verstoring van de verhouding tot de wereld’: zo luidt de geleerde term voor waanzin. We begrijpen niets van ecologische mutaties als we niet beseffen hoezeer ze iedereen tot waanzin drijven. Al maken ze ons wel gek op uiteenlopende manieren!

We begrijpen niets van ecologische mutaties als we niet beseffen hoezeer ze iedereen tot waanzin drijven.

Een deel van het publiek – intellectuelen, journalisten, soms geholpen door bepaalde deskundigen – heeft besloten zich beetje bij beetje te laten wegzinken in een parallelle wereld waar geen woelige natuur en geen echte dreiging meer zijn. Ze blijven rustig omdat ze ervan overtuigd zijn dat de gegevens van wetenschappers door duistere krachten zijn gemanipuleerd – of in elk geval zozeer worden overdreven dat we kranig weerstand moeten bieden aan de mening van degenen die ze ‘doemdenkers’ noemen – en dat we moeten leren ‘het hoofd koel te houden’, zoals ze zeggen, door te blijven leven zoals voorheen, zonder ons al te veel zorgen te maken.

Deze ontkenningswaan doet zich soms voor in een bezeten variant; dat geldt voor de zogeheten ‘klimaatsceptici’, soms zelfs ‘klimaatnegationisten’ genoemd, lieden die in wisselende mate geloven in samenzweringstheorieën en die, zoals veel Amerikaanse volksvertegenwoordigers, de ecologische kwestie zien als een verkapte manier om de Verenigde Staten het socialisme op te dringen!

Toch zijn deze denkbeelden wereldwijd ruimer verspreid in de vorm van een milde waan die we quiëtistisch kunnen noemen, met een verwijzing naar de geloofstraditie waarin de gelovigen zich voor hun heil op God verlieten. Klimaatquiëtisten leven net als de anderen in een parallelle wereld, maar omdat ze alle alarmsystemen hebben uitgeschakeld en dus geen enkel schril signaal opvangen, kunnen ze rustig blijven liggen op het donzige hoofdkussen van de twijfel: ‘We zullen wel zien. Er is altijd klimaatvariatie geweest. De mensheid heeft zich er altijd uit gered. We hebben wel andere zorgen. De hoofdzaak is afwachten en ons vooral niet gek laten maken.’ Een merkwaardige diagnose: hun waanzin is dat ze kalm willen blijven, koste wat het kost!

Sommigen aarzelen zelfs niet om midden in een politieke vergadering de belofte uit Genesis van stal te halen, wanneer God zich tegenover Noah ertoe verbindt geen andere zondvloed te zullen ontketenen: ‘Nooit weer zal ik de aarde vervloeken vanwege de mens, want alles wat de mens uitdenkt, van zijn jeugd af aan, is nu eenmaal slecht. Nooit weer zal ik alles wat leeft doden, zoals ik nu heb gedaan’ (Gen. 8:21). Na zo’n forse geruststelling hoeven we ons inderdaad nergens meer druk om te maken!

Er zijn ook mensen, gelukkig minder talrijk, die de alarmsirenes hebben gehoord maar zozeer in paniek raken dat ze tot een andere razernij vervallen. ‘Nu de dreigingen zo groot zijn en de veranderingen die we op de planeet hebben veroorzaakt zo drastisch, moeten we het probleem grondig aanpakken’, stellen ze voor. ‘Laten we het hele aardsysteem beschouwen als een grootschalige machine, die alleen maar ontregeld is geraakt omdat onze controle erover niet volledig genoeg was.’ En prompt raken ze in de greep van een nieuw streven, namelijk de totale heerschappij over een natuur die in hun ogen nog altijd weerbarstig en wild is. In dat grote delirium, dat ze bescheiden geo-engineering noemen, willen ze de Aarde als geheel bestrijken. De wereld zou een kliniek voor zenuwzwakke patiënten zijn geworden, en om de nachtmerries uit het verleden te behandelen, nemen ze zich voor om de voor ons overleven vereiste dosis grootheidswaanzin nog meer op te voeren. Zijn we door demodernisering in een impasse beland? Laten we nog onverbiddelijker modern worden! Mogelijk moeten we de eerstgenoemde categorie door elkaar schudden om te beletten dat ze in slaap vallen, maar voor deze lieden hebben we eerder een dwangbuis nodig om te verhinderen dat ze te veel domme dingen doen.

Hoe geven we een overzicht van alle nuances van depressie waarmee de leden van een derde categorie – en hun aantal is veel groter – behept zijn, die de snelle transformaties van de Aarde zorgvuldig waarnemen en tot de slotsom zijn gekomen dat ze ze niet kunnen negeren en er helaas evenmin, met welke radicale maatregelen dan ook, iets aan kunnen doen? Verdriet, mistroostigheid, melancholie, neurasthenie? Ja, het hart zinkt hun in de schoenen, hun keel snoert dicht, ze hebben nauwelijks nog de moed om de krant te lezen; het enige wat hen nog uit hun lethargie haalt, is de razernij die hen overvalt als ze anderen zien die nog waanzinniger zijn dan zij. Maar als die woedeaanvallen zijn weggeëbd, blijven ze verslagen achter, met geen ander soelaas dan forse doses antidepressiva.

Het waanzinnigst zijn nog degenen die lijken te denken dat ze wel degelijk iets kunnen uitrichten, dat het niet te laat is, dat de regels van het collectieve handelen ook nu wel zullen functioneren; dat je, zelfs tegenover zulke ernstige dreigingen, rationeel moet kunnen optreden, in het volle besef van wat je doet, binnen het kader van bestaande instituties. Maar zulke mensen zijn waarschijnlijk bipolair, boordevol energie in de manische fase, totdat een nieuwe vlaag van neerslachtigheid hun vreselijk veel zin geeft uit het raam te springen – of hun tegenstanders eruit te gooien.

Zijn er eigenlijk mensen die aan deze symptomen weten te ontsnappen? Jawel, maar denk niet dat ze daarom gezond van geest zijn! Het gaat waarschijnlijk om een handjevol kunstenaars, kluizenaars, tuiniers, ontdekkingsreizigers, activisten en natuuronderzoekers, die in hun vrijwel volledige isolement andere manieren zoeken om weerstand te bieden aan de angst – esperados, om Romain Gary’s grappige label te gebruiken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content