Is de kat een valse vriend?

Er leven 2 miljoen katten in Vlaanderen, waarvan een kwart zwerfkatten. Terwijl natuurliefhebbers ongerust zijn over hun impact op de vogelstand, en de overheid campagnes begint om katten massaal te steriliseren, blijft de vraag: is er in onze natuur plaats voor een huisdier? Of moeten katten binnenblijven?

Werkleider Ludo Heystraeten van de dienst Dierenoverlastbeheer van Antwerpen begrijpt het niet meer: het zwerfkattenbeleid van de stad lijkt zijn doel voorbij te schieten. Er zijn plekken waar vrijwilligers liefst 120 zwerfkatten voederen. Je zou verwachten dat die beesten achter ratten aan gaan, maar katten en ratten doen zich soms samen tegoed aan het voer. De ratten hebben onder de voederplekken gangen gegraven waar ze tussen de voederbeurten door gaan slapen.

De stad moet nu beslissen over een plan om elk jaar voor ongeveer 45.000 euro aan voer voor zwerfkatten te kopen. Daarmee wil ze het welzijn van de zwerfkatten bevorderen, en voorkomen dat de katten vogels en andere dieren vangen. Helaas houdt ze bij dat nobele streven geen rekening met een basisprincipe uit de ecologie: het aantal dieren op een plek hangt sterk af van de hoeveelheid voedsel. Met andere woorden: als je voedsel ter beschikking stelt, krijg je meer katten.

Kritiek op het plan wordt in de kiem gesmoord door de ‘kattenmadammen’ – veel kattenvoederende vrijwilligers zijn vrouwen. Een man uit de gemeente Hove die voorstelde om zwerfkatten te verdelgen (‘euthanaseren’) werd in de media ‘de Dutroux van de katten’ genoemd. De kat heeft zich zo sterk in de mensenwereld genesteld dat kattenrechten bijna even heilig zijn als mensenrechten.

Het verhaal van katten en mensen begon zo’n 10.000 jaar geleden, toen onze verre voorouders evolueerden van zwervende jager-verzamelaars naar territoriale landbouwers (ter vergelijking: de domesticatie van de hond begon al zo’n 30.000 jaar geleden). De landbouwers sloegen graan en andere oogsten op, maar daar kwamen massaal ratten en muizen op af. De toenmalige wilde kat zag er een gemakkelijke voedselbron in. Mensen beseften dat het dier een nuttige ongediertebestrijder was en tolereerden het. Waarschijnlijk werden er al snel snoezige katjes uit nesten gehaald en mee naar huis genomen. ‘DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat de domesticatie vooral in het Nabije Oosten gebeurde’, zegt docente agro- en biotechnologie Els Peeters van de Odisee-hogeschool. ‘In het Egypte van de farao’s, zo’n 3600 jaar geleden, werden katten gekweekt om op vogels te jagen en om rituele redenen. De Romeinse legers verspreidden de huiskat over West-Europa. Archeologische vondsten in het Duitse Töfting tonen aan dat daar 2000 jaar geleden gedomesticeerde katten leefden.’

Buiten of binnen?

In Europa komt de wilde kat nog voor, maar die is zeldzaam geworden. Zeker in Vlaanderen – alleen in de Voerstreek zouden er nog exemplaren van zijn. De wilde kat is groter en zwaarder dan de huiskat. Het is een constante: domesticatie leidt tot kleinere dieren met kleinere hersenen. De huiskat heeft haar oorspronkelijke territoriale gedrag opgegeven. Ze verdraagt een leven in groep, zoals in asielen bewezen wordt, of in gezinnen met meerdere katten. Katten in huisgezinnen worden dikwijls vijftien tot zelfs twintig jaar oud; een wilde kat mag blij zijn als ze de vijf jaar haalt.

‘Als katten veel voedsel in hun leefomgeving hebben, kunnen ze een soort kolonie vormen, met meerdere mannetjes en vrouwtjes’, vertelt Els Peeters. ‘Het is een matriarchaal systeem: de meeste kattinnen blijven in de groep, die vooral bestaat uit grootmoeders, moeders, tantes, nichtjes en zusjes. Een vaste paarband is er niet, waardoor in een nest jongen van meerdere vaders kunnen liggen. De katten gaan meestal wel afzonderlijk jagen. Een wilde kat of een echte zwerfkat heeft zo’n twaalf prooien per nacht nodig. Dikwijls zijn dat muizen, maar ook vogels staan op het menu.’

Het lijkt voor de hand te liggen dat katten een effect hebben op het prooienbestand in hun omgeving. Zeker omdat huis- en zwerfkatten de grootste roofdierendichtheid hebben die ooit geregistreerd is. Er zijn plaatsen met meer dan duizend katten per vierkante kilometer – het gemiddelde in onze westerse wereld is vierhonderd. Ter vergelijking: in de natuur zou op een vierkante kilometer ruimte zijn voor maximaal een tiental roofdieren van het kaliber van een kat. Voor sommige waarnemers volstaat dat om te stellen dat katten niet in onze natuur thuishoren, evenmin als honden. Katten moeten volgens hen binnenblijven.

Niet alle katten zijn fervente jagers, maar het is mogelijk dat een kat die thuis goed gevoed wordt toch op jacht gaat. Sommige katten spelen in huis met speeltjes, maar gaan buiten op zoek naar avontuur. Daarbij volgen ze niet zelden hun jachtinstinct. De Internationale Unie voor de Conservatie van Natuur (IUCN) noemt de kat ’s werelds ergste invasieve soort’, samen met ratten. Als katten terechtkomen op eilanden met op de grond broedende vogels, kunnen ze een ravage aanrichten. Ze zouden nu al verantwoordelijk zijn voor het uitsterven van 22 vogelsoorten en 11 soorten zoogdieren en reptielen.

De American Bird Conservancy (ABC), de grootste Amerikaanse vogelbeschermingsorganisatie, bestempelde predatie door huiskatten als ‘de grootste direct door mensen gestuurde bedreiging voor vogels’. Dat inzicht werd uitgewerkt in het recent verschenen boek met de ondubbelzinnige titel Cat Wars. Huis- en vooral zwerfkatten kosten elk jaar het leven aan miljarden vogels (meer daarover in het kaderstuk elders op deze bladzijden). Toch ligt het niet voor de hand om katten te koppelen aan de teloorgang van vogelpopulaties. In een Britse studie bestond de top drie van vogels op het menu van katten uit de huismus, de pimpelmees en de merel. Het bestand van de huismus gaat achteruit, maar dat heeft meerdere oorzaken, inbegrepen veranderende landbouwmethodes en het isoleren van huizen, waardoor mussen niet zo gemakkelijk meer onder de dakpannen kunnen. Het bestand van pimpelmees en merel gaat, zoals dat van de meeste tuinvogels, vooruit – ondanks de massale aanwezigheid van katten. Studies wijzen uit dat de meeste huiskatten maar enkele vogels per maand vangen. Er zijn dus vooralsnog geen solide aanwijzingen voor de stelling dat huiskatten funest zijn voor natuurlijke dierenpopulaties. Het vonnis luidt – tot het tegendeel is bewezen – dat een huiskat niet binnen hoeft te blijven.

Dierenpolitie

Voor zwerfkatten is het een ander verhaal. In een Amerikaanse studie kwam 70 procent van de gevangen vogels en 90 procent van de gevangen kleine zoogdieren op het conto van zwerfkatten, boerderijkatten inbegrepen. In natuurgebieden met kwetsbare, op de grond broedende vogels, zoals de grutto en de kluut, wordt gemakkelijk naar de vos gewezen als schuldige voor een zwak broedresultaat. Zelden hoor je in dat verband iets over zwerfkatten. Toch kun je geregeld katten tot een halve kilometer ver in een natuurgebied zien. Een zwerfkat heeft een territorium van gemiddeld 157 hectare, voor een huiskat is dat 2 hectare. Het is veelzeggend voor onze natuuronvriendelijke wereld dat veel mensen hartsgrondig vossen haten, maar hardnekkig zwerfkatten verdedigen.

Bovendien worden zwerfkatten geleidelijk groter, wat aansluit bij de vaststelling dat gedomesticeerde katten kleiner zijn geworden. Ze vullen zo de niche in die vrijgekomen is door het verdwijnen van echte wilde katten. Nogal wat analisten veronderstellen dat occasionele waarnemingen van ‘panters’ en andere grote katachtigen in de West-Europese natuur gaan over uit de kluiten gewassen zwerfkatten. De zwerfkat wordt een roofdier waarmee we rekening moeten houden. Om het helemaal dramatisch te maken, zit het kattenbestand in de lift. In Groot-Brittannië zou het de jongste halve eeuw verdubbeld zijn.

Er is dus actie nodig, ook in België. Op 3 augustus 2012 verscheen een Koninklijk Besluit met een actieplan dat op twee pijlers rust: maatregelen om de voortplanting van de huiskat te beperken, en maatregelen om de populatie van zwerfkatten onder controle te krijgen. Sinds 1 september 2014 moet elke kat die van eigenaar verandert, gesteriliseerd en gechipt zijn. Zo kan ze zich niet meer voortplanten en kan ze, indien nodig, als individu herkend worden. Het is de bedoeling dat de identificatiegegevens vanaf 1 januari 2017 in een gegevensbank terechtkomen, zodat sterilisatie en verkoop gemakkelijker gecontroleerd en misbruiken gesanctioneerd kunnen worden.

Voorlopig lijkt het actieplan weinig op te leveren. Ben Weyts (N-VA), de eerste Vlaamse minister van Dierenwelzijn en zelf de trotse eigenaar van een ‘licht obese asielkater die een pest is voor de Duitse herder in huis’, wil een tandje bij zetten: ‘De sterilisatieregelgeving is grotendeels dode letter gebleven. Daar gaan we iets aan doen, onder meer met de gegevensbank. Die moet ook het aantal verdwaalde katten doen toenemen dat weer bij zijn eigenaar terechtkomt. Nu is dat amper 5 procent, tegenover 85 procent voor honden. Voorts willen we de erkenningsvoorwaarden voor asielen, handelaars en kwekers actualiseren, en willen we via sensibiliseringscampagnes mensen aanmanen verstandig om te gaan met het houden van huisdieren. En we willen een dierenpolitie oprichten om de Inspectie Dierenwelzijn te versterken. Ondanks de besparingsronde heb ik daarvoor van de Vlaamse regering extra geld gekregen.’

De strijd tegen zwerfkatten, die intussen gestart is, wordt vooral op gemeentelijk niveau gevoerd (ook daarover meer in het kaderstuk). De belangrijkste maatregel is het vangen en steriliseren van katten. Vervolgens kunnen ze ofwel weer worden losgelaten, meestal op de plek waar ze gevangen werden, ofwel naar een asiel worden gebracht, waar in het beste geval een bezoeker hen adopteert. Maar ecologen hebben uitgerekend dat je minstens drie kwart van de zwerfkatten moet steriliseren voor je van een effect op de populatie (en op het prooienbestand) kunt spreken. Dat aantal wordt voorlopig nergens gehaald. De vraag is of het überhaupt mogelijk is, want katten hebben een grote voortplantingscapaciteit – ze kunnen meerdere nesten per jaar krijgen. Wie nu al vreest dat de gewone huiskat door sterilisatieprogramma’s zal verdwijnen, mag gerust zijn: dat is zo goed als onmogelijk.

370.000 nakomelingen

‘Als alle dieren in leven zouden blijven, zou een kat na zeven jaar 370.000 nakomelingen hebben’, zegt kattenkweekster Ann Van Soom, hoogleraar verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde aan de Universiteit Gent. ‘De realiteit is gelukkig anders: amper een kwart van de zwerfkatten overleeft lang genoeg om te jongen. De gemiddelde kat heeft honderd nakomelingen na zeven jaar, het maximum zou duizend zijn. Het is belangrijk dat we katteneigenaars op hun verantwoordelijkheid blijven wijzen. Alle katten die buitenkomen, zouden gesteriliseerd moeten zijn. De verplichte sterilisatie, die 150 euro kan kosten voor een wijfje en 90 euro voor een kater, leidt er nu toe dat veel jonge katten worden gedumpt, waarna ze het zwerfkattenleger versterken. Het zou mooi zijn als mensen als geschenk in de plaats van een katje een cadeaubon voor de sterilisatie van een katje mee naar een feestje nemen. Een gesteriliseerde kat vertoont ook minder ongewenst gedrag in huis, zoals krols zijn, dat met veel gejank gepaard gaat, en sproeien, wat een kwalijke geur verspreidt.’

Bestrijders van de zwerfkat wijzen op de gezondheids- en andere risico’s die zwerfkatten lopen: er circuleren kattenziektes, ze kunnen doodgereden worden en zelf ten prooi vallen aan roofdieren zoals honden, haviken en de oehoe, die sinds kort weer in Vlaanderen broedt. Ook de huiskat geeft reden tot bezorgdheid, zelfs als ze goed verzorgd wordt. Het dier heeft, net als de mens, last van ouderdomskwaaltjes. Liefst 61 procent van de katten ouder dan zes jaar heeft artrose; bij katten ouder dan veertien is dat 82 procent. De meeste oudere huiskatten zouden pijn lijden, hoewel ze dat zelden laten zien – wetenschappers leidden het af uit gedragsveranderingen na het toedienen van pijnstillers.

Katten die veel binnen zijn, vervelen zich gemakkelijk. Daardoor gaan ze hetzelfde doen als mensen die zich vervelen: meer eten. Het hoeft niet te verbazen dat ook in de kattenwereld een plaag woedt van overgewicht en zelfs zijn ziekelijke variant: obesitas. ‘In 1970 had 10 procent van onze katten last van overgewicht, nu al 53 procent’, zegt Myriam Hesta, docente diervoeding aan de Universiteit Gent. ‘Eén kat op de tien lijdt aan obesitas, omdat ze niet alleen te veel eet, maar ook te weinig beweegt. De stripkat Garfield heeft niet geholpen om het beeld van de vette kat als ongezond te versterken. Obesitas is een ziekte die met chronische ontstekingen gepaard gaat: katten kunnen er fysiek onder lijden. Sterilisatie vermindert de energiebehoefte van een kat met een derde. Ook dat kan tot overgewicht leiden, als de hoeveelheid of het type voedsel niet wordt aangepast. Zoals bij mensen geldt bij katten het adagium: voorkomen is beter dan genezen.’

Ten slotte is er nog een factor aan de hand waarvan we de invloed van katten op ons milieu kunnen evalueren. Omdat er in kattenvoeding dikwijls vlees, vis of gevogelte zit, hebben ze een vrij grote ecologische voetafdruk. Hij zou vergelijkbaar zijn met die van een kleine stadswagen – voor een hond zou het om een zware terreinwagen gaan. Net als bij mensen is het niet vanzelfsprekend om katten op een vegetarisch dieet te zetten. Ze brengen wel leven in huis, maar vriendelijk voor de natuur en ons milieu zijn ze niet.

DOOR DIRK DRAULANS

Per vierkante kilometer leven gemiddeld 400 katten, terwijl de natuur op die oppervlakte plaats heeft voor hooguit een tiental roofdieren van hun kaliber.

De zwerfkat wordt een roofdier waarmee we rekening moeten houden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content