Chinezen planten bomen tegen oprukkend woestijnzand

© Reuters

Nergens ter wereld verliezen boeren zo veel landbouwgrond aan de woestijn als in China. Maar ze vechten terug, onder meer door bomengordels aan te planten.

Horquin Lianjun en zijn buurman Hua Limei bewerken een lapje grond in het dorpje Liu Fendi, in het noordoosten van Binnen-Mongolië. Deze autonome Chinese regio heeft graslanden in het oosten en woestijnen in het westen, bij de grens aan Mongolië, en in het noorden, bij de grens met Rusland.

Moeilijk te geloven dat deze akkers zestig jaar geleden nog barre zandwoestijnen waren. Toen was minder dan 66 hectare bos begrensd door 4500 zandduinen. Vandaag schermt een bossengordel 10.000 hectare landbouwgrond van het nabijgelegen Taipingdi af.

Taipingdi en andere stadjes vechten tegen de landdegradatie. In bijna vijftig jaar tijd is China een oppervlakte ter grootte van Groenland aan de woestijn kwijtgespeeld, aldus experts. Dat is meteen het grootste verlies van vruchtbaar land aan de woestijn ter wereld.

Vicieuze cirkel

Terwijl het zand geleidelijk de landbouwgrond degradeert, leidt de groeiende armoede tot een vicieuze cirkel. “Hoe armer de boer, hoe wanhopiger hij wordt om zijn land te benutten. Maar uitputting heeft nog ergere degradatie tot gevolg, waardoor de boer meer verliest dan hij wint”, verklaart de 34-jarige Bao Yongxin, boer en activist uit Aohan.

Yongxin promoot plantages als de beste oplossing voor het zand dat zijn leven en dat van zijn familie bijna had verwoest. Samen met zijn vrouw deden ze er alles aan om het oprukkende zand aan hun boerderij tegen te houden. Maar in 1993, toen de wind het dak van zijn huis blies en hij samen met zijn vrouw en jonge kinderen de hele nacht in een hoekje in de regen zat, besloot hij om echt iets aan de verwoestijning te doen.

Hij motiveerde de gemeenschap van Aohan om 600 hectare van hun landbouwgrond op het zand te heroveren, maar in 1998 had Yongxin al zijn spaargeld gespendeerd aan deze ongelijke strijd.

Modelstrijder

De gemeenschap stapte daarop naar het lokale departement voor bosbeheer en samen werkten ze een project uit waarbij de dorpelingen de handenarbeid deden en het departement in technische ondersteuning voorzag. In Aohan kozen ze voor een combinatie van mechanische en biologische maatregelen om het land opnieuw te bebossen.

Met de schaakbordmethode werden kleine vierkanten zorgvuldig omsloten met strostengels. Dat helpt om het zand te stabiliseren en vocht vast te houden. Vervolgens werden droogtebestendige boomsoorten zoals de Chinese en Mongoolse den of de gele treurwilg in het midden van zo’n vak geplant, waarbij 75 procent overleefde.

Deze techniek wordt al meer dan twintig jaar toegepast, verklaart Dong Haijun, hoofd bosbeheer van Wengnuite. Tegen 2005 was 2400 hectare in Aohan op de woestijn heroverd, terwijl 135 hectare bos een buffer vormt tegen het zand.

De honderdtwintig huizen in Aohan kregen daken met pannen om de razende wind buiten te houden. In 2006 werd Yongxin tot hoofdman van het dorp benoemd en een jaar later riep de Chinese premier Wen Jiabao hem uit tot “modelstrijder” tegen de verwoestijning.

Klimaatverandering

In China zijn er nu 124 miljoen boeren en 32 miljoen gezinnen op het platteland die deelnemen aan conversiewerk, zegt Wang Feiyue, directeur van de conversiecel bij de Bossenautoriteit. “Het omzetten van gedegradeerde landbouwgrond in bossen en plantages is uitgegroeid tot het grootste project ooit om landbouwers in China te helpen.”

Klimaatverandering blijft de onzekere factor. Landbouwers en herders geven het fenomeen de schuld voor barder wordende weersomstandigheden. “De winters zijn langer en kouder, de wind waait harder en de zomers zijn droger. Als er nu regen valt, is die zo hevig dat ze tot overstromingen leidt”, aldus Yongxin. (IPS/INM)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content