‘Over veel dingen wil ik als filosoof liever zwijgen’ (Erik Oger)

De Antwerpse filosoof Erik Oger ontwikkelde een hoogstpersoonlijke filosofie: die van het nachtoog. Of waarom de schuine weg soms de juiste is.

‘Ik heb mijn filosofie misschien wel te danken aan de melkboer’, zegt Erik Oger. ‘Hij was in zekere zin mijn eerste leermeester. Dat zat zo. Mijn ouders hadden geen auto, en dus reden wij eens een keer mee naar zee in de vrachtwagen van de melkboer. Ik was een jaar of zes. Toen wij in Nieuwpoort arriveerden, zag ik meteen die perfecte lijn van de horizon – het was een heldere dag, je kon ver kijken. Ik weet nog dat ik dacht: daar eindigt dus de wereld, daar is de afgrond. En dus vroeg ik aan de melkboer of we niet met een bootje tot aan die horizon konden varen, zodat we die afgrond aan het einde van de wereld konden zien. Nee, zei de melkboer toen, die kun je nooit bereiken, want als we tot daar varen, is die lijn van de horizon weer opgeschoven. Dat inzicht, het concept van de wijkende horizon, is later essentieel gebleken voor mijn denken. Mijn doctoraat was geïnspireerd door de filosofie van Immanuel Kant. Wel, je zou kunnen zeggen dat ik in mijn doctoraat dat inzicht van die wijkende horizon nog eens formuleerde, maar dan met moeilijke en ingewikkelde woorden.’

Behalve die met de melkboer is er nog een tweede fundamentele ervaring die zijn denken heeft bepaald, vertelt hij. ‘Tijdens de eerste maand opleiding van mijn legerdienst werden alle miliciens in een duister lokaal samengebracht. In dat lokaal was een dimlicht, waarmee men dus de lichtsterkte gaandeweg kon opvoeren. Wij moesten op een bankje gaan zitten voor een soort poppenkast, waar tinnen soldaatjes, miniatuurjeeps en kleine tankjes in verschenen. De opdracht was om als eerste te achterhalen wat er precies in de poppenkast verscheen. Het was een oefening in verkenning. En men legde ons uit dat we in de duisternis het beste een beetje schuin konden kijken. Er was zelfs een dokter die uitlegde waarom: de randen van het netvlies zijn gevoeliger voor licht, dus als je schuin kijkt merk je in het donker sneller iets op. Mij lukte dat niet, maar het gegeven fascineerde mij enorm. Terwijl de andere miliciens zich zoals gewoonlijk gingen bezatten, zat ik die nacht de hele tijd na te denken.’

Dat incident legde de basis voor zijn filosofie van het nachtoog. ‘Het komt, simpel gezegd, hierop neer: een aantal zaken in het leven die voor ons heel belangrijk zijn, kun je nooit bereiken als je ze rechtstreeks, met je dagoog dus, nastreeft. Het geluk, bijvoorbeeld. Als je dat rechtstreeks najaagt, dan loopt het als het ware voortdurend voor je weg, zoals de horizon. Maar als je iets anders nastreeft, door je bijvoorbeeld toe te leggen op iets wat je goed kunt en graag doet, dan vind je misschien het geluk. Onrechtstreeks, langs een schuine weg.

Waarop is dat nachtoog nog van toepassing?

Oger: Op spontaniteit, onder meer. Zeg maar eens tegen iemand: wees spontaan! Dat is onmogelijk. De Franse schrijver Stendhal was geobsedeerd door spontaniteit. Vooral wanneer hij een vrouw wilde versieren, wilde hij met alle geweld spontaan zijn. Maar meestal mislukte dat natuurlijk grandioos. Eén keer was het hem toch gelukt, schrijft hij in zijn dagboek, maar hij legt niet uit hoe hij dat had klaargespeeld. Mijn vermoeden is dat hij langs schuine wegen op zijn doel is afgegaan. Dat is namelijk wat men verleiding noemt.

Is die schuine aanpak, dat nachtoog, op alles van toepassing? Oger: Nee, niet op alles. Je kunt het soms gebruiken, niet altijd. Ik bepleit een discrete en bescheiden filosofie van het soms. Als je dorst hebt, bijvoorbeeld, kun je beter rechtstreeks naar het glas grijpen, niet langs een omweg. Het nachtoog is maar op een aantal zaken van toepassing. Over heel veel dingen wil ik als filosoof dan ook liever zwijgen. Ik streef geen algemene principes na, ik wil breken met de systematische filosofie die uitspraken wil doen over de totaliteit van de werkelijkheid. Ik wil vanuit de zijlijn spreken. De tijd dat de filosofie alle wetenschappen wilde overkoepelen, is voorbij. Het is gevaarlijk als filosofen met dikke, vette begrippen algemene uitspraken willen doen over ‘het niets’, ‘het worden’, ‘de vrijheid’, enzovoorts. Het lijkt mij veel belangrijker om een bescheiden positie in te nemen. (JDC)

Het volledige interview leest u op 17 augustus in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content