‘In elk leven zit een boek van honderd bladzijden’

"Het was een doodzonde om zwanger te zijn voor je getrouwd was", zei mijn moeder. "En dan nog van een Duitser."

Tachtig mensen lieten vorig jaar een boek maken over hun leven. Zij vertelden, Zorgbedrijf Antwerpen en 1499 euro deden de rest. ‘Levensverhaalschrijver zijn is de mooiste job ter wereld.’

Het is een van de sterkste documentaires van de laatste jaren: Stories We Tell. Regisseur Sarah Polley gaat erin op zoek naar haar moeder Diane, die in de jaren zeventig geveld werd door kanker. Polley interviewt haar familieleden, al zijn die niet allemaal enthousiast. ‘Iedere familie heeft een verhaal. Wat maakt ons verhaal meer bijzonder dan het verhaal van andere families?’ vraagt iemand.

Tot blijkt dat Diane een leven leidde vol mysteries. Iedereen heeft er een andere versie over. Een andere waarheid. ‘Als je midden in een verhaal zit,’ zegt iemand, ‘is het helemaal geen verhaal, alleen maar verwarring. Pas later zie je de rode draad.’ Op het einde van de documentaire kondigen sommige leden van de familie aan dat ze hun memoires willen schrijven. Om misverstanden te vermijden.

Ze kunnen zich wenden tot Zorgbedrijf Antwerpen. Al twee jaar zijn ze daar ervaringsdeskundige in het optekenen van levensverhalen.

Het begon allemaal toen twee vrouwen aanklopten bij Johan De Muynck, directeur van Zorgbedrijf Antwerpen. Een van hen, Sara Engels, had het verhaal van haar grootvader geschreven. Ze kende hem als een oude man. Niet als kind, of als verliefde twintiger met wilde plannen. Ze ontwaarde in zijn jonge jaren gelijkenissen met haar leven. Dezelfde karaktertrekken, ook.

‘Misschien’, zeiden Sara en haar vriendin tegen De Muynck, ‘moeten we dat soort boeken meer gaan maken.’ Als weermiddel tegen het vergeten. ‘Het is bijzonder als je een boek hebt over je grootvader, die je misschien nooit gekend hebt. En ook voor hen is het speciaal, om een boek te hebben over hun eigen leven.’

De directeur was enthousiast. ‘Mensen van zeventig of tachtig kun je niet meer blij maken met een cadeau. Ze hebben al alles. We merken vaak dat ze intensief bezig zijn met het verleden. Ze willen iets achterlaten aan hun kinderen. Sommigen houden een dagboek bij, anderen willen hun levensverhaal neerschrijven. Alleen is het niet makkelijk om zoiets op te tekenen. Hoe begin je daar in godsnaam aan?’

Met wat hulp en 1499 euro. ‘We beseffen dat het veel geld is’, zegt De Muynck. ‘Maar tegelijkertijd is het belachelijk weinig om zoiets te maken. Je hebt dan ook een boek over je eigen leven.’

‘Levensverhaalschrijver zijn is de mooiste job ter wereld’, zegt Sara Engels. ‘Je mag mensen interviewen over hun kinderjaren, hun levens en liefdes, hun wijsheden. Over loslaten, ook. Het zijn gesprekken die mensen niet vaak voeren met hun kinderen. Ze willen hen daar niet mee lastigvallen. Die kinderen zitten daar ook niet altijd op te wachten: “Ma, daar moet je nu nog niet over praten.”‘

Alleen al daarom zijn het vaak emotionele sessies. ‘Het was eenkeerpunt in mijn oude dag’, zei iemand ooit tegen Engels. ‘Wij, ouderen, mijmeren zo vaak over de moeilijke periodes dat we vergeten dat er ook zo veel goeds geweest is.’

Iemand anders: ‘Waar ik vroeger soms het gevoel had geleefd te worden, hebben die gesprekken me geleerd dat ik zelf bepaald heb hoe alles is gelopen. Het heeft me ook bewuster gemaakt van wat ik nu nog wil.’

‘Die reactie krijgen we heel vaak’, zegt Engels. ‘Mensen baseren hun zelfbeeld op wie ze vandaag zijn. Door zo intensief bezig te zijn met hun verleden, beseffen ze vaak: eigenlijk heb ik toch wel wat gepresteerd. Het geeft hen weer meer eigenwaarde, meer trots.’

Vorig jaar hebben Sara en haar collega’s tachtig levensverhalen opgetekend. Heel bijzondere, soms. Zoals dat van Monika Cloots, een meisje van 71 uit Kapellen. Haar kinderen hadden gezegd: ‘Ma, laat een boek maken van je leven.’ Ze is blij dat ze geluisterd heeft. ‘Ik herlees het boek van mijn leven weleens en elke keer ben ik ontroerd.’ Ook al was het niet de bedoeling, haar leven is een vurig pleidooi voor dit soort boeken.

‘Ik ben geboren op 14 december 1944 in Auhmulle-Billenkamp, in het gehucht Friedrichsruhe nabij Hamburg. Maar dat heb ik eigenlijk nooit geweten. Pas toen ik wat groter was en ik mijn eerste paspoort moest aanvragen, merkte ik dat. “Ah ja”, zei mijn moeder toen ik haar daarnaar vroeg, “uw papa werkte toen in leger en ik ben mee daar gaan wonen.” Dat klonk logisch. Maar toch voelde ik dat er iets niet klopte.’ (uit: ‘Het boek van mijn leven’ van Monika Cloots)

‘Mijn vader was een fantastische man’, zegt Monika. ‘Helaas is hij veel te vroeg gestorven. Op school zeiden ze weleens: jij lijkt niet op je zussen of broers. Hoe ouder ik werd, hoe meer vragen ik me begon te stellen. Zo ben ik bijvoorbeeld zes jaar ouder dan mijn zus. Ik vroeg me af hoe mijn ouders dat gedaan hebben in een tijd zonder pil. Op een dag bekeek ik hun trouwfoto’s: ik stond daar ook op, tot mijn grote verbazing.’

‘Mijn moeder had meteen een verklaring. “In de oorlog zijn onze trouwpapieren kwijtgeraakt. We moesten hertrouwen.”

Een aannemelijke uitleg alweer, maar toch bleef ik het raar vinden.

“Ma,” vroeg ik haar op een dag, “is onze pa wel mijn echte vader?”

“Natuurlijk wel”, antwoordde ze geïrriteerd.

“Het zou toch kunnen… Er is zo veel gebeurd in de oorlog.”

“Over de oorlog praten we niet meer.”‘

Einde discussie, maar niet voor Monika. Ze ging naar het gemeentehuis van Borgerhout, om haar geboorteakte op te vragen. ‘Ik begon te lezen en plots zag ik staan… Is de dochter van Peter Sörgel. Een naam waar ik nog nooit van gehoord had.’

Halfverdoofd strompelde ze weer naar buiten. ‘Daar stond een bank. Ik ben nog altijd blij dat ze daar stond.’

‘Een tijd later heb ik haar opnieuw gevraagd: “Ma, was onze pa mijn echte vader?” Ik wilde het uit haar mond horen.

Ze schrok en zei dan: “Nee.”

Toen kwam het hele verhaal. In de oorlog werkte ze bij Erla in Mortsel, waar scheepsonderdelen werden gemaakt. Daar had ze Peter leren kennen, een Duitse matroos van negentien. Van het een was het ander gekomen. ‘”We waren allebei nog zo jong,” zei ze, “wat wisten wij van de liefde?”

“Wat is er mooier dan verliefd zijn, ma…”

“In die tijd was dat niet zo”, antwoordde ze. “Het was een doodzonde om zwanger te zijn voor je getrouwd was. En dan nog van een Duitser, dat lag bijzonder gevoelig in de oorlog. Peter was intussen terug naar Duitsland gegaan. Ik ben hem achternagereisd, met mijn zwangere buik. In een klein huis aan de rand van het bos ben jij geboren. Peter heeft je direct erkend als zijn dochter, maar hij werd weer opgeroepen. Ik ben dan terug naar huis gekeerd met een legervliegtuig. Een tijd later ben ik verliefd geworden op een andere man. Al gauw ben ik getrouwd met Leo, die je aanvaard heeft als zijn eigen dochter. We wilden niet dat je later gepest zou worden omdat je een andere vader had.”‘

Monika werd Monique. En ook de andere banden met het verleden werden doorgeknipt. Alleen haar vader uit Duitsland protesteerde. ‘Hij is brieven blijven sturen, maar mijn moeder heeft ze allemaal kapotgescheurd.’

Het geheim van haar moeder werd het geheim van Monika. ‘Ik wist niet wat ik ermee moest doen. Pas na de dood van mijn man durfde ik het aan mijn kinderen te vertellen. Mijn dochter zei meteen: “Waarom ga je hem niet opzoeken?”‘

‘Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik had alleen een naam en geen computer. Met de hulp van mijn zus en een vriendin zijn we dan beginnen te zoeken op Duitse telefoon-sites. We vonden iemand met dezelfde naam, die daar in de buurt woonde. Ik stuurde hem een brief. Een paar weken later zat er post in de bus. Niet van hem, maar van een vrouw die ook Monika heette. Ze schreef dat haar vader een jaar eerder gestorven was en nodigde me uit in Duitsland.’

‘Toen ik aankwam op de luchthaven van München stond ze me op te wachten met een spandoek: “HARTELIJK WELKOM, ZUS.” Ze heeft me dan meegenomen naar een zaal, waar mijn andere broers en zussen zaten. Een heel ontroerend moment, want ik had hen natuurlijk nog nooit gezien. We hebben veel gepraat. Bleek dat mijn vader zijn hele leven naar mij had gezocht. Mijn foto zat altijd in zijn portefeuille. Altijd was hij treurig. Hij miste me zelfs zo hevig dat hij zijn tweede dochter ook Monika had genoemd. Op zijn tachtigste zei hij: “Ik zal ze nooit meer zien”, en daarna is hij gestorven.’

Terug thuis vroeg haar dochter: ‘Ma, waarom ben je hem niet eerder gaan opzoeken?’

Monika kent het antwoord nog altijd niet.

Ze zag toen alleen maar verwarring, niet het verhaal. En toch, zegt ze, had ze graag gehad dat iemand zijn story opgetekend had. Zijn woorden. ‘Mijn moeder is begin dit jaar ook gestorven. De laatste jaren werden de dingen troebel in haar hoofd. Ik heb nu spijt dat ik haar niet meer gevraagd heb. Ik had nog zo veel willen weten.’

De meeste levensverhalen zijn natuurlijk niet zo spectaculair als dat van Monika, zegt Sara Engels. ‘Dat hoeft ook niet. Mensen zeggen vaak: “Ik heb geen verhaal, ik heb niets te zeggen.” Onzin. In elk leven zit een boek van honderd pagina’s, ook al is er niets wereldschokkends gebeurd. Iedereen heeft ouders, iedereen is verliefd geweest. En ook al is de liefde misschien verdwenen, je hebt die persoon ooit wel graag gezien.’

‘We schrijven ook geen biografie, we tekenen alleen iemands levensverhaal op. We laten mensen vertellen hoe zij alles ervaren hebben en wat dat zegt over hen. Het zijn hun woorden, het is hun versie. We zullen nooit aan familieleden gaan vragen of dat verhaal wel klopt. Natuurlijk, als iemand het heeft over het bombardement op Cinema Rex in Antwerpen, zullen we wel controleren of dat nu in 1943 of 1944 was.’

In principe komt iedereen in aanmerking. ‘Behalve mensen met dementie. Als hun ziekte in een vroege fase is, gaat het nog. Meestal hebben ze dan nog veel herinneringen aan vroeger. Maar het heeft geen zin om een boek te maken met iemand die bij elke vraag in paniek raakt.’

Ook jonge mensen laten soms hun verhaal schrijven. ‘Vaak zijn het mensen die heel ingrijpende dingen hebben meegemaakt. Of een jonge vader die terminaal is en zegt: “Ik wil dat mijn kinderen later weten wie ik was en wat ik belangrijk vond in het leven.”

Al is niet iedereen daar klaar voor. Zoals de echtgenote van Johan De Muynck. Ze stierf in het voorjaar van 2016 aan kanker, amper 34 jaar oud. ‘Natuurlijk heb ik haar gevraagd of ze haar levensverhaal wilde laten optekenen’, zegt De Muynck. ‘Ze vond het geen goed idee: “Dan berust ik in mijn lot.” Dat wilde ze niet. Ze wilde blijven strijden.’

Sommigen zien het wel als een soort testament. Marcel De Greef uit Duffel, bijvoorbeeld. Een geboren verteller van 76. Tien jaar geleden had hij al eens een biografie willen schrijven. Niet over zichzelf, maar over zijn ouders. ‘Je kunt alleen maar toekomst hebben als je je verleden kent’, vond hij.

Toch bleek het niet evident. ‘Schrijven is iets anders dan vertellen. Het was ook duur om zo’n boek te laten drukken op een paar exemplaren. Ik stelde het voor op een familiebijeenkomst, maar alleen mijn jonge broer wilde bijleggen. Daardoor is het manuscript blijven liggen.’

Tot zijn dokter maanden geleden vertelde dat er kanker in zijn lichaam zat. Niet voor het eerst.

‘Wat gaan we eraan doen, dokter?’ vroeg Marcel.

‘We gaan niets meer doen’, antwoordde hij.

Een paar weken later zat Marcel in een restaurant met zijn zonen. Een van hen vroeg: ‘Pa, zou je je levensverhaal niet opschrijven?’

Marcel ging naar het toilet. Toen hij terugkwam, zei hij: ‘Als kind was ik een mager en schriel manneke. Mijn moeder legde haar hand op mijn hoofd en zei: “Marcelleke, als je niet slim bent, moet je sterk zijn. Jij hebt dus twee problemen.”‘

‘Pa,’ vroeg zijn zoon, ‘is dat wel waar?’

‘Natuurlijk niet’, antwoordde hij. ‘Dat heb ik net verzonnen op het toilet.’

‘Dat mag niet, pa. In het boek mag alleen de waarheid staan.’ Toen werd hij even stil.

‘Nu ik over mijn leven zal vertellen, heb ik het het moeilijkst met de manier waarop mijn kinderen het straks zullen lezen. Ik kan vertellen over hoe graag ik Gerarda gezien heb, maar mijn kinderen zullen er toch hun eigen idee over hebben. Of misschien ook niet, en dan is dit wel een goede kans om hun mijn verhaal te vertellen, zodat ze zich met die kennis een oordeel kunnen vormen.’

(uit: ‘Het boek van mijn leven’ van Marcel De Greef)

‘Zo’n verhaal optekenen is niet altijd evident’, zegt hij. ‘Je moet heel zorgvuldig formuleren, want anderen gaan het lezen. Het zal er voor altijd zwart op wit staan. Bij wijze van voorbereiding had ik eerst een ander levensboek gelezen. Over een man die, net als ik, zijn vrouw verloren had. Hij vertelde hoezeer het hem had aangegrepen. Dat herkende ik heel goed, maar tegelijkertijd vroeg ik me ook af: keek hij soms naar andere vrouwen? Had hij minnaressen?’

‘Iedereen maakt dingen mee in zijn leven. Ook ik heb soms ruzies toegedekt om de lieve vrede. Ik heb lang getwijfeld of ik dat in mijn boek zou vermelden. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om dat niet te doen. Het is een zachtmoedig boek geworden. Ik wilde niemand kwetsen.’

‘Tijdens het maken van mijn boek dacht ik vaak: wat een geweldig leven heb ik toch gehad. Ik ben geboren in 1940. In de tijd dat er nog echte mensen gemaakt werden. Zo zeiden ze dat vroeger, omdat wij de oorlog meegemaakt hadden.’

‘Mijn ouders waren boeren, en eigenlijk was ik voorbestemd om hetzelfde leven te leiden. Maar dat zag ik niet zitten. Al vroeg wilde ik uit de anonimiteit treden. Op mijn veertiende deed ik stiekem mee aan een examen voor telegrambesteller. Ik slaagde en mocht gaan werken. Wel alleen in de winter, want dan was er minder werk op de boerderij. Daarna ben ik begonnen bij den telefoon en daar ben ik mijn hele leven gebleven. In het begin zette ik telefoonpalen in de grond. Daarna klom ik naar boven.’

Op die telefoonpalen was hij de baas. Marcel keek er naar de wereld, die veranderde. Telefoonpalen raakten uit de mode. Hij haalde de laatste uit de grond en werd specialist in telefoonkabels. Later werkte hij zich ook figuurlijk op, tot afdelingschef. En in zijn late jaren werd hij zowaar een beetje schrijver. ‘Ik heb gevraagd of ik ook mocht meeschrijven aan mijn boek. Sommige dingen kun je nu eenmaal niet zeggen. Voor mij was dat een heel symbolisch moment. Mijn moeder zei vroeger altijd: “Marcel, ik had je graag voor onderwijzer willen laten studeren, maar je schreef echt veel te slecht.”‘

Nu zat hij bijna op de Boekenbeurs, op de stand van Zorgbedrijf Antwerpen. ‘Maar mijn boek was nog niet af. Ook fysiek was het niet mogelijk geweest. En toch had ik het grappig gevonden om tussen die schrijvers te gaan zitten. Natuurlijk had niemand mijn boek gekocht – daarvoor staan er te weinig grappen in.’

Zijn kinderen krijgen wel een exemplaar. Een paar vrienden ook. En de dokter die hem behandelt.

‘Ik heb hem erover verteld. Telkens als hij mij ziet, vraagt hij: “Hoe is het met je boek?” Dat had hij nog niet meegemaakt, een patiënt met een boek.

“Wil je het lezen?” vroeg ik. “Natuurlijk”, zei hij.’

Marcel kijkt trots naar de drukproef en vraagt: ‘Wat vind jij ervan? Volgende week wordt het gedrukt.’

Het leven loopt zoals het loopt. Een paar uur na ons gesprek wordt Marcel onverwacht opgenomen in het ziekenhuis. Een of andere vreselijke bacterie.

Ik lees de drukproeven van zijn boek. Er staan niet alleen woorden in, ook foto’s. Van zijn eerste huis. Zijn kinderen. Zijn eerste foto met zijn grote liefde Gerarda. Zijn laatste, ook. ‘Op een bepaald moment’, schrijft hij, ‘zeiden de dokters niet meer tegen haar wat ze wel of niet mocht doen. “Laat ze maar doen wat ze graag doet, Marcel.” Dan weet je het wel.’

Het is hem nu ook overkomen. Het boek is zijn laatste grote levensproject. Zijn testament. Alleen: het is nog niet helemaal af.

Een week later praat ik met de zoon van Marcel. ‘Het zag er even heel beroerd uit’, zegt hij. ‘Het leek alsof we mijn vader moesten afgeven. Ik wist dat hij nog zo graag zijn boek zou zien. Het duurt vandaag niet lang om een boek te drukken, maar zo snel gaat het nu ook weer niet.’

Uiteindelijk kreeg Marcel blessuretijd van het leven. ‘We hebben hem in het ziekenhuis zijn boek gegeven. Hij duwde het tegen zijn borst en slaakte een vreugdekreet.’ Als je midden in een verhaal zit, is het helemaal geen verhaal, maar een verwarring. Pas later zie je de rode draad. l

Wie zijn levensverhaal wil laten optekenen, kan terecht op mijnboek.zorgbedrijf.antwerpen.be. Er bestaat ook een doe-het-zelfboek (?19,95).

Door STIJN TORMANS, foto’s SASKIA VANDERSTICHELE

‘Soms zegt een jonge vader die terminaal is: “Ik wil dat mijn kinderen later weten wie ik was en wat ik belangrijk vond in het leven.”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content