Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Wanneer het aankomt op Schubert spelen, is er een tijdperk voor en een tijdperk na Nikolaus Harnoncourt. Dat laatste behoort toe aan een man die de gedachtewereld van deze grote musicus en muziekdenker aankan én een betere dirigent is: Iván Fischer.

Vorige week kwam ik toevallig terecht in ‘den Amedee’, de bruine kroeg in de Leuvense Muntstraat waar ik indertijd menig weekbudget in de problemen bracht. Toevallig wil zeggen: ik was in de stad en ging kijken wat er van het café geworden was. De vorige keer leefde zijn legendarische waard Lucas Van Langendonck nog. Wat voor hygiënisch hips zou er nu in de plaats gekomen zijn?

Groot waren verrassing en genoegen, te zien dat er niks veranderd was: nicotinebruin, schaak, scrabble, Westmalle van het vat en vooral: uit de luidsprekers knalde nog steeds klassieke muziek.

De overnemers hebben de geest van Lucas in de grootst mogelijke mate bewaard. Alleen de scherpste kantjes zijn eraf: een bestelling gaat al eens voor op een op te zoeken scrabblewoord, en even niet meer weten dat het Valery Afanassiev is die Gidon Kremer op deze of gene plaat begeleidt, komt je niet meer op meewarig hoofdschudden te staan.

De Negende van Beethoven geselde de woofers, en ik dacht terug aan die keer dat Lucas weigerde mijn gezelschap warme chocolademelk te serveren, zogezegd omdat het stomen het net opgelegde Schubertlied, lijfstuk van een net gestorven vriend, al te drastisch zou doorkruisen.

Zoals vaak deed associatie de rest: mijn plaat van de week is de nieuwe opname van Schuberts Negende Symfonie door Iván Fischer en zijn Budapest Festival Orchestra. De Grote Symfonie, door Schumann geroemd om haar ‘hemelse lengte’ en haar kwaliteiten als compendium van de menselijke ervaringswereld, zonder twijfel een van de grootste krachttoeren uit de muzikale vroegromantiek, niettemin weggehoond door contemporaine musici en, veel later, door George Bernard Shaw, de voortreffelijke schrijver, socialist en, euh, theatercriticus.

Maar goed, de Grote is inmiddels standaardrepertoire voor orkesten. Er zijn vele versies van verkrijgbaar – onder andere de standaardopname van Harnoncourt met het Concertgebouworkest. Waarom dan deze opname overwegen? Ten eerste is ze veel beter opgenomen (in superaudio voor de liefhebbers, zeker een pluspunt in veelgelaagde muziek met grote bezetting, waarbij de fysieke afstand tussen de uitvoerders vrij groot wordt). Ten tweede is ze qua klank écht Centraal-Europees, en wat ik daarmee bedoel is niet een twee drie uit te leggen. Het zijn vooral de houtblazers die het hem doen: geleerd en toch swingend, erudiet en toch klaar om het op een dansen te zetten, mocht de gelegenheid zich voordoen. Ten derde is Fischer technisch een betere dirigent dan Harnoncourt: hij kan de musici op kleinere schaal in tijd en ruimte aansturen, waardoor een ultiem niveau in wendbaarheid en kamermuziekkwaliteit wordt bereikt. Alweer een grote plaat van Fischer en co.

CHANNEL CLASSICS CCS SA 31111

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content