Johan Van Overtveldt (N-VA)

Griekenland en de euro: Hoe kon het zover komen?

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Na de toetreding op basis van vervalste cijfers volgde een ongecontroleerde boom van de Griekse economie. Nadien kwam de even ongecontroleerde val.

De Griekse economie vertoeft nu voor het vijfde jaar op rij in recessie. In de privé-sector ging al ruim een derde van de economie in rook op. De werkloosheid treft officieel 22% van de beroepsbevolking maar in de realiteit ligt het cijfer veel hoger. De vergelijking met wat er gebeurde in de landen die het zwaarst getroffen werden tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig van de 20ste eeuw wordt met de dag relevanter. Hoe kon het zover komen? Het is al te simpel, en zelfs ronduit fout, de Griekse tragedie toe te schrijven aan de fouten inherent aan de Griekse samenleving of volksaard. De manier waarop de monetaire unie in Europa werd opgezet en functioneerde vanaf 1999 vormt de voornaamste oorzaak van de enorme ontsporing van de Griekse economie.

Even terugspoelen naar 2001, het jaar waarin Griekenland als twaalfde lidstaat de originele club van elf landen die samen aan de start van de eurozone stonden, vervoegde. Achteraf zou blijken dat de toetreding van Griekenland tot stand kwam op basis van macro-economische cijfers die met de hulp van de bollebozen van zakenbank Goldman Sachs in belangrijke mate vervalst waren. Zo mogelijk nog erger dan deze vervalsing was het feit dat, zoals ook pas recentelijk aan de oppervlakte kwam, ministers van Financiën van de originele eurolidstaten alsmede topmensen van de Europese Centrale Bank (ECB) zeer goed wisten dat men Griekenland een toetredingsdiploma gaf op basis van waardeloze rapportcijfers.

Eens in de schoot van de euroclub opgenomen, voltrok zich op het eerste zicht een mirakel voor de Griekse samenleving. Inzake monetair beleid verwierf het land overnight de geloofwaardigheid van de ECB, op haar beurt gegrondvest op de reputatie van de Duitse Bundesbank. Ondanks beduidend hogere inflatie in Griekenland vielen de rentevoeten in het land als een baksteen naar beneden. De Griekse economie kwam terecht in een groeibonanza aangedreven door bestedingen in rentegevoelige sectoren als de bouw en door bestedingen vanwege de overheden. De extreem lage rentevoeten maakten dat bezorgheid over schuldgraad en begrotingstekorten volledig verdween. De Griekse economie groeide over de periode 2001-2007 gemiddeld met 4,5% tegenover 2% voor de eurozone als geheel.

De groei van de economie werd dus vooral gedreven door binnenlandse sectoren als de bouw en door de overheid. De loonstijgingen die onvermijdelijk volgden in het spoor van extreme expansie van de activiteit deinden ook uit naar de internationale sectoren van de Griekse economie. Het internationaal concurrentievermogen van de Griekse economie ging alzo kopje onder met als gevolg een verdere uitdieping van de handelstekorten. De buitenlandse financiering van deze deficits vormde echter geen enkel probleem. Alles situeerde zich immers binnen die ene en eeuwige eurozone en dus verdween het specifiek Griekse risico compleet naar de achtergrond.

Het Stabiliteitspact dat de zaken budgettair onder controle diende te houden binnen de eurozone stelde niks voor, niet in het minst omdat Duitsland en Frankrijk het pact aan hun laars lapten op het moment dat het hen goed uitkwam. Het gebrek aan echte politieke unie maakte dat Griekenland niet verplicht werd om orde op zaken te stellen. De forse monetaire stimulus voor de economie had dienen gecompenseerd te worden door een restrictief budgettair beleid, iets wat in een goed geconcipieerde monetaire unie een automatisch en afdwingbaar gegeven zou uitmaken. Griekenland trad toe tot een club die niet in staat was (en nog altijd niet is) om het land tegen zichzelf te beschermen. Meer nog: de grote lacunes in de constructie van de monetaire unie zette Griekenland aan tot volgehouden excessen.

De rest, zoals het dan heet, is geschiedenis. Griekenland stapelde de schulden op en de recessie die wereldwijd toesloeg in het zog van de financiële crisis van 2007-08 hield ook stevig huis in Griekenland. De onrust ten aanzien van Athene nam geleidelijk toe en toen in oktober 2009 toenmalig eerste minister George Papandreou bekend maakte dat het begrotingsdeficit van Griekenland voor 2009 niet zou uitkomen op de aangekondigde 6% van het BBP maar minstens op het dubbele, gingen de poppen definitief aan het dansen. Van de ene dag op de andere stond het risico Griekenland terug bovenaan ieders agenda. Niemand wilde Athene nog één stuiver lenen, meer nog: in het zog van de Griekse toestanden kwamen achtereenvolgens Ierland, Portugal, Spanje en Italië ook terecht in een schuldencrisis. Geleidelijk groeide het besef dat er sprake was van een systeemcrisis binnen de eurozone.

Europa, de ECB en het IMF dienden alle zeilen bij te zetten om een implosie van de Griekse economie te voorkomen. Eind april 2010 vroeg de Griekse regering formeel om hulp. In mei kwam er een eerste hulpprogramma ter waarde van 110 miljard euro. Omwille van de forse besparingen en structurele ingrepen in de Griekse huishouding was er onmiddellijk stevig protest vanwege de Griekse bevolking. De recessie waarin de Griekse economie terechtkwam, diepte verder uit wat, samen met de heel gebrekkige uitvoering van de afspraken met Europa en IMF, snel tot het besef leidde dat het eerste hulppakket niet zou volstaan. In maart 2012 kwam een tweede hulppakket ter waarde van 130 miljard euro op tafel, inclusief een belangrijke schuldkwijtschelding vanwege de private obligatiehouders.

In juni 2012 balanceert niet enkel de Griekse economie op de rand van de afgrond. Het hele maatschappelijk bestel van de bakermat van de Westerse democratie dreigt in een complete chaos terecht te komen.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content