Laparoscopische training jonge chirurgen ondermaats

© Wikipedia

Uit een recente enquête bij meer dan 180 specialisten in opleiding blijkt dat meer dan de helft vindt dat hun opleiding op het vlak van laparoscopische vaardigheden ontoereikend is. Een vrij zorgwekkende conclusie, schrijft Artsenkrant.

Laparoscopische ingrepen hebben zowel in de abdominale als gynaecologische en urologische heelkunde de open chirurgische technieken grotendeels vervangen. Ze zijn uiteraard minder invasief en cosmetischer, verlichten de postoperatieve pijn, en verkorten de hospitalisatieduur en revalidatieperiode. Sinds de jaren 1980 kenden de minimaal invasieve technieken in alle chirurgische disciplines een onstuitbare opmars. Naast de klassieke ingrepen, zoals verwijdering van de galblaas, gynaecologische behandelingen en appendectomie, worden nu ook grotere operaties, zoals het verwijderen van een nier of van maligne tumoren, vaak laparoscopisch uitgevoerd.

“De ervaring die deze technieken vereisen, stelt de opleidingscentra en diensthoofden echter voor een nieuwe uitdaging”, zegt dr. Gunter De Win, (pediatrisch) uroloog aan het UZA en mede-initiatiefnemer van de enquête in Artsenkrant. “Laparoscopische operaties zijn immers moeilijker aan te leren dan open chirurgische ingrepen.”

Uit de enquête komt naar voren dat slechts 29% van de gynaecologen, 27% van de urologen en 52% van de chirurgen in opleiding vinden dat ze voldoende laparoscopisch geschoold zijn om laparoscopische ingrepen na hun erkenning in hun dagelijkse praktijk uit te voeren. De meesten waren van oordeel dat ze zeker voor complexere ingrepen een bijkomende opleiding best konden gebruiken.

Drempelvrees

“Vermeldenswaard is ook dat het vooral laatstejaarsassistenten zijn die met hun laparoscopische opleiding ontevreden zijn. Dat kan ook te maken hebben met de drempelvrees aan de vooravond van een vestiging als zelfstandige arts”, verduidelijkt Gunter De Win. “Laparoscopische ‘skill labs’ blijken wel in een aantal opleidingscentra voorhanden te zijn, maar worden wegens tijdgebrek en andere praktische redenen te weinig gebruikt. Meestal gingen de specialisten in opleiding aan de slag in het operatiekwartier vooraleer ze in het lab met de techniek en het instrumentarium vertrouwd raakten. Nochtans zijn de meesten van oordeel dat ‘skill labs’ een belangrijk hulpmiddel zijn om laparoscopische technieken onder de knie te krijgen. Trainen in labs zou wel enkel een voordeel opleveren wanneer die op een juiste manier geïmplementeerd worden. Een optimaal simulatieprogramma maakt gebruik van gestructureerde training verspreid over meerdere korte sessies en zelfstudie tot een bepaald expertiseniveau wordt bereikt. Het herhaaldelijk uitvoeren van eenvoudige psychomotorische en hecht- en knoopoefeningen is, zeker in het begin van de leercurve, dan ook veel belangrijker dan een langdurige training op diermodellen.”

Dergelijke ‘optimale’ simulatieprogramma’s blijken echter momenteel volgens deze studie nog onvoldoende geïntegreerd in het huidige chirurgische opleidingsschema.

Dat slechts de helft van de respondenten zichzelf voldoende opgeleid vindt om een zelfstandige praktijk op te starten, stemt tot nadenken, en is voor de kwaliteit van onze zorgverlening in de toekomst toch op zijn minst onrustwekkend.

Jean-Marie Segers (Artsenkrant)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content